English & other languages: click here!
Jeremia 8 - Verharding van Juda - Verdriet van de profeet
Het volk verlaat bewust de HEERE en daarom verlaat Hij het volk. Alle lagen van de bevcolking zijn ver van de HEERE afgeweken, zowel profeten als priesters. Jeremía beschrijft het oordeel dat zal komen. In plaats dat het volk leert van de trekvogels, lijkt het op een voortrazend paard. De oogst wordt gebruikt als beeld voor het komend oordeel. De wond zal groot zijn en de rouwklacht zal van ver worden gehoord.
Ga naar hoofdstuk: inleiding/index - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan
Jeremia 8:1-2 In die tijd, spreekt de HEERE, zullen zij de beenderen van de koningen van Juda, de beenderen van hun vorsten, de beenderen van de priesters, de beenderen van de profeten en de beenderen van de inwoners van Jeruzalem uit hun graven halen, 2. en ze uitspreiden voor de zon, voor de maan en voor heel het leger aan de hemel, die zij hebben liefgehad, die zij hebben gediend, die zij achterna zijn gegaan, die zij hebben geraadpleegd en waarvoor zij zich hebben neergebogen. Die zullen niet verzameld en niet begraven worden: als mest op de aardbodem zullen zij zijn.
In die tijd..... deze tijdsaanduiding sluit aan op de laatste verzen van het vorige hoofdstuk, die te maken hebben met de inname van het zuidelijk rijk door Nebukadnezar. De profeet zag het dal van Hinnom gevuld met rottende lijken, voedsel voor aaseters. Tegelijk bevat het ook profetisch elementen als de voorafgaande verzen daarbij betrokken worden.
Jeremia 7:33 De dode lichamen van dit volk zullen tot voedsel zijn voor de vogels in de lucht en de dieren op de aarde, en niemand zal ze schrik aanjagen.
Jeremia benadrukt deze profetie ook in Jeremia 16:4 en Jeremia 19:7.
We zien dat beeld terug In Ezechiël 39 waar het gaat over de Gog en de Magog, dus over de strijd in de eindtijd:
Ezechiël 39:17 En u, mensenkind, zo zegt de Heere HEERE: Zeg tegen alle soorten vogels en tegen alle dieren van het veld: Verzamel u en kom, kom van rondom bijeen, bij Mijn offer, dat Ik breng, een groot offer voor u op de bergen van Israël, en eet vlees en drink bloed.
en de verzen die daarop volgen....
De uiteindelijke vervulling vinden we in Openbaring 19:17 als de hele wereld onder dit oordeel valt. Want wat in Israël gebeurde is ons tot voorbeeld gegeven. HET KOMT!
de beenderen van de koningen van Juda ..... van de inwoners van Jeruzalem uit hun graven halen, en ze uitspreiden voor voor heel het leger aan de hemel ...... daar liggen ze dan, de beenderen van hun verheven voorouders, uit hun graven gehaald. Hoe bizar als je bedenkt dat dit de beenderen zijn van hen die Venus (Ishtar) Koningin van de hemel, hadden aanbeden nu open en uitgespreid liggen voor die hemel, zonder waardigheid, zonder begrafenis. Hier heb je ze dan goden.... demonen.... die onder regie van "de moordenaar van de beginne" staan!
Jeremia 8:3 Dan zal de dood verkozen worden boven het leven door heel het overblijfsel van hen die overgebleven zijn uit dit boosaardige geslacht, op alle plaatsen waar zij overgebleven zijn, waarheen Ik hen verdreven zal hebben, spreekt de HEERE van de legermachten.
Hier wordt gesproken over degenen die de Babylonische inval hebben overleefd en zullen worden weggevoerd als gedwongen vluchtelingen of ballingen vanuit het Beloofde Land naar Babylon en zij willen liever sterven. (Openbaring 9:6) Ze zullen met geweld worden weggevoerd en ze zullen hun dwaasheid beseffen en de woorden herinneren die God door Jeremia tot hen gesproken had.
Dit is nog allemaal profetie van iets wat toen nog niet had plaatsgevonden, maar waarvan we weten dat dit in 586 v.Chr. ook werkelijk heeft plaatsgevonden.
Jeremia 8:4-7 Zeg verder tegen hen: Zo zegt de HEERE: Zal men vallen en niet weer opstaan? Of zal men zich afkeren en niet terugkeren? 5. Waarom heeft dan dit volk, Jeruzalem, zich afgekeerd met een altijddurende afkeer? Zij houden vast aan bedrog, zij weigeren terug te keren. 6. Ik heb er acht op geslagen en geluisterd: zij spreken wat juist niet behoorlijk is. Er is niemand die berouw heeft over zijn slechtheid door te zeggen: Wat heb ik gedaan? Eenieder keert zich af en draaft maar door, als een paard dat zich in de strijd stort. 7. Zelfs een ooievaar in de lucht kent zijn vaste tijden, tortelduif, zwaluw en kraanvogel nemen de tijd van hun aankomst in acht, maar Mijn volk kent niet het recht van de HEERE.
Zal men vallen en niet weer opstaan? zich afkeren en niet terugkeren? Waarom een altijddurende afkeer? Ik denk aan een oud liedje: "Wil je niet opstaan, blijf dan maar liggen, moet je maar weten, wat ervan komt!" . Dat is hier wel heel toepasselijk. Het is alsof het volk zegt: "laat me hier toch liggen..." en als je zou zeggen: "je loopt de verkeerde kant op, je moet omdraaien"..., "nou èn? Dat is mijn zaak". Hoe dwaas kan een mens zijn, want dat is hier geestelijk gezien aan de hand. Het gaat hier tenslotte om fysiek leven of dood, maar bovendien geestelijk om leven of dood. Niemand, die zijn verstand heeft, zal voortgaan op een weg, wanneer hij weet, dat die hem niet brengt waar hij naar toe wil, waarom keert dan Gods volk zich dan toch voortdurend af? Eerlijk gezegd kom ik zo'n houding ook in het leven van alledag tegen.
Het gaat God aan Zijn hart dat Zijn volk niet de weg wil gaan die hen tot zegen zou zijn, maar dat ze kiezen voor onheil en dood. Niemand die eerlijk naar zijn eigen hart kijkt. Niemand die de Tora serieus neemt. Niemand die naar zijn geweten luistert.
Eenieder keert zich af en draaft maar door, als een paard..... Het volk wordt in vers 6 vergeleken met een doldriest paard dat doordraaft en zich zonder zich te bedenken in een oorlogssituatie stort.
Zelfs een ooievaar in de lucht kent zijn vaste tijden..... De trekvogels daarentegen horen de innerlijke stem die de tijd aangeeft wanneer ze op reis zullen gaan en in welke richting ze moeten vliegen. De vogels zijn wijzer dan Juda.
Mijn volk kent niet het recht van de HEERE..... Maar Gods volk, in bezit van de Tora, gewaarschuwd door profeten, gaat eigenzinnig zijn gang door een verwerpelijk denken en een afgestompt geweten.
Jeremia 8:8-9 Hoe kunt u dan zeggen: Wij zijn wijs, en de wet van de HEERE is bij ons! Voorwaar, zie, de leugenpen van de schriftgeleerden heeft die wet tot leugen gemaakt. 9. De wijzen zullen beschaamd staan, ontsteld zijn en gevangen worden. Zie, zij hebben het woord van de HEERE verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?
Wij zijn wijs, en de wet van de HEERE is bij ons!.... Maar Juda vindt zichzelf wijs en ze beroemen zich notabene op de wet van YHWH! Maar als de schriftgeleerden de wet tot leugen gemaakt hebben, wat kan er dan nog aan wijsheid zijn? Ze hebben een verwerpelijk denken zich eigen gemaakt en het Woord van YHWH verworpen. Ze zullen met "hun wijsheid" te schande worden en gevangen worden.
Je zou zo het verwerpelijk denken van onze tijd en cultuur hiervoor in kunnen vullen. We zijn helemaal niet beter dan zij. Hoeveel leugenpennen worden in onze wereld gehanteerd door kerken en
politieke slimmigheidjes, met een mooi woord "diplomatie", los van de Tora. De "wijsheid" van de wereld is dwaasheid bij God. (1 Kor. 3:19) Kerken die de genderpolitiek omarmen, die Gods Woord aanpassen aan de opvattingen van deze tijd, die niet opkomen voor hen die onrecht wordt aangedaan. De wereld is vol van schriftgeleerden en politici die een leugenpen hanteren.
Jeremia 8:10-13 Daarom zal Ik hun vrouwen aan anderen geven, hun akkers aan bezetters. Want van klein tot groot is ieder van hen uit op winst. Van profeet tot priester, pleegt ieder van hen bedrog. 11. Zij genezen de breuk van de dochter van Mijn volk op het lichtst door te zeggen: Vrede, vrede! Maar er is geen vrede! 12. Staan zij beschaamd, omdat zij een gruweldaad gedaan hebben? Ze schamen zich zelfs niet in het minst, ja, zij weten van geen blozen. Daarom zullen zij vallen onder hen die vallen, ten tijde van de vergelding aan hen, zullen zij struikelen, zegt de HEERE. 13. Ik ga hen volkomen wegvagen, spreekt de HEERE. Er zijn geen druiven aan de wijnstok, geen vijgen aan de vijgenboom, en de bladeren zijn verwelkt. Wat Ik hun gaf, daaraan gaan zij voorbij.
Ik zal hun vrouwen aan anderen geven, hun akkers aan bezetters..... hier spreekt God het oordeel uit. Hun vrouwen en akkers zullen aan anderen gegeven worden. Ze hebben Gods gaven niet op waarde geschat, nu zal hen dat allemaal ontnomen worden. Van klein tot groot is ieder van hen uit op winst..... Hun gedachten draaien om het geld verdienen, ook al zo'n eigenschap die bij ons onder "christenen" als normaal wordt beschouwd. Iedereen probeert toch er uit te halen wat er in zit? Als deze gedachten van hebzucht de omgang met God gaan verdringen is er iets ernstigs aan de hand. In deze verzen zien we herhalingen uit Jeremia 6:13-15. Omdat het volk niet luistert moet Jeremia dit opnieuw onder de aandacht brengen.
Van profeet tot priester, pleegt ieder van hen bedrog ........ De profeten en priesters gebruiken onwaarachtige woorden om mensen te troosten en te kalmeren. Daarom zal het onheil vooral hen treffen;
Vrede, vrede! Maar er is geen vrede! .... Goedkope bemoedigingen. Want echte vrede is er daar waar men in harmonie met God leeft. Het andere is surrogaat. Zij zullen struikelen en ten val komen vanwege hun eigen "profetische" mooipraterij.
Ik ga hen volkomen wegvagen...... Gods volk, dat geen enkele schaamte meer kent, zal gaan ondervinden wat het betekent als God Zijn handen van hen aftrekt. De wijngaard zal geen druiven geven en de vijgenboom geen vijgen.
Jeremia 8:14 Waarom blijven wij zitten? Verzamel u, laten wij naar de versterkte steden gaan en daar zwijgen, want de HEERE, onze God, heeft ons doen zwijgen. Hij heeft ons galwater te drinken gegeven, omdat wij tegen de HEERE gezondigd hebben.
Waarom blijven wij zitten? Laten wij naar de versterkte steden gaan en daar zwijgen.... Als Jeruzalem bedreigd en belegerd wordt is het beter naar de "versterkte steden" te vluchten. Versterkte steden in Juda die in de Bijbel genoemd wordt zijn Lachis en Azéka (Jeremia 34:7). Zo'n stad moest aan drie vereisten voldoen: ze moest (1) muren hebben om de vijand tegen te houden, (2) wapens waarmee de verdedigers de aanvallers konden terugslaan en (3) een toereikende watervoorziening.
Want de HEERE, onze God, heeft ons doen zwijgen...... Ze zouden alleen maar kunnen zwijgen. Alle zogenaamde wijsheid doet er niet meer toe. God doet hen zwijgen om hun zonden.
Hij heeft ons galwater te drinken gegeven..... Galwater is een ziekmakend of dodelijk gif dat afkomstig is van een plant of slang. Het is een beeld dat gebruikt wordt om de ernst van Gods oordeel weer te geven.
Omdat wij tegen de HEERE gezondigd hebben..... Hier wordt toegegeven dat zij tegen YHWH gezondigd hebben.
Jeremia 8:15-17 Wij zien uit naar vrede, maar er is niets goeds, naar een tijd van genezing, maar zie, er is verschrikking. 16. Vanuit Dan wordt het gesnuif van zijn paarden gehoord, heel het land beeft van het geluid van het gehinnik van zijn hengsten. Zij komen en verslinden het land en al wat het bevat, de stad en wie erin wonen. 17. Voorzeker, zie, Ik ga slangen, gifslangen op u af sturen, waartegen geen bezwering is, en die zullen u bijten, spreekt de HEERE.
Wij zien uit naar vrede, maar er is niets goeds..... wat de bevolking dan zal ervaren is verschrikkelijk. Vrede, genezing, het is er niet.
Vanuit Dan wordt het gesnuif van zijn paarden gehoord..... Het gesnuif van oorlogspaarden die vanuit het noorden (Dan) het Beloofde Land binnenkomen vervult de bewoners met angst. De legers verslinden het land. Maar, zegt God, je zult het oordeel niet kunnen ontvluchten.
Ik ga slangen, gifslangen op u af sturen....... Ik stuur giftige slangen naar jullie die je zullen bijten. Slangen die niet reageren op bezwering. "Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God!" Heb. 10:19
HET VERDRIET VAN JEREMIA....
Jeremia 8:18 Als ik mij wil verkwikken, overvalt mij verdriet, mijn hart is afgemat in mij. 19. Let op, het geluid van het hulpgeroep van de dochter van mijn volk, uit een zeer ver land: Is de HEERE dan niet in Sion, of is haar Koning niet bij haar? Waarom hebben zij Mij tot toorn verwekt met hun beelden, met nietige afgoden uit den vreemde?
Als ik mij wil verkwikken, overvalt mij verdriet....... de hele tragedie rond Juda's oordeel heeft een grote impact op Jeremia. Hij wil zich wel opmonteren, maar hij kan het niet. Hij wordt alleen maar verdrietig. De rol van een profeet is enorm zwaar.
het geluid van het hulpgeroep van de dochter van mijn volk..... het lijkt erop dat Jeremia profetisch beleeft dat zijn volk al in ballingschap in Babel is. Hij hoort ze om hulp roepen uit een zeer ver land. Jeremia vraagt: "heeft Sion geen God en geen koning om hen te helpen?" Het volk is als een dode wijngaard geworden. De bladeren van de ‘wijnstok Israël’ zijn verdord. Ooit had de Heere hen geplant. ‘Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht (…) Gij hebt de plaats voor hem bereid, en zijn wortelen doen inwortelen, zodat hij het land vervuld heeft.’ (Psalm 80:8-9) Maar de wijnstok is haar sierlijkheid kwijt. Het blad is aangevreten en de ranken zijn onvruchtbaar.
Waarom hebben zij Mij tot toorn verwekt? YHWH reageert met een retorische vraag aan Jeremia: waarom hebben ze Mij dan boos gemaakt? Waarom wendden ze zich tot beelden? Nu zijn ze in het land waar die nietige afgoden vandaan komen. Laat die ze maar helpen. (Jeremia 2:28)
Jeremia 8:20 De oogst is voorbij, de zomer is ten einde, en nog zijn wij niet verlost.
De oogst is voorbij..... het gaat hier om de vroege graanoogst in mei of juni die voorbij is. In de latere zomer heb je de herfstoogst: druiven, vijgen, olijven en andere vruchten. Als de eerste oogst al mislukt was en er bij de herfstoogst geen druiven aan de wijnstok zitten, dan heb je niets. Een agrarische bevolking leeft van zijn land, als zijn eerste oogst verloren is gegaan is zijn hoop nog op de herfstoogst gevestigd. Dan kun je tenminste nog een beetje rondkomen, maar als die tweede oogst ook verloren is dan is alles verloren. Dit was waarschijnlijk een zegswijze in Israël om totale wanhoop en hopeloosheid uit te drukken.
Jeremia 8:21 Om de breuk van de dochter van mijn volk ben ik gebroken, ik ga in het zwart gehuld, verschrikking heeft mij aangegrepen. 22. Is er geen balsem in Gilead? Of is er geen geneesheer daar? Want waarom is er dan geen herstel opgetreden bij de dochter van mijn volk?
Om de breuk van de dochter van mijn volk ben ik gebroken.. het gaat Jeremia zo aan het hart dat dit moest gebeuren met het volk waartoe hij behoort. Hij is niet verbitterd om de afwijzende houding die het volk naar hem had. Ze hadden hem zelfs verboden in Gods tempel te komen. Jeremia dacht niet "net goed", nee, hij had diep verdriet. Was er nu helemaal niets aan te doen geweest? Lichamelijke kwalen vinden genezing bij balsem uit Gilead. Was er niet zoiets tegen geestelijke verval? Ja, er is iets wat in die tijd nog niet beschikbaar was: "het bloed van Yeshua"!!
Als we nu naar de wereld kijken weten we dat deze wereld naar het einde snelt en dat ook hier het oordeel komt.
Met balsem wordt in Jeremía 8 vers 22 waarschijnlijk hars van de oosterse amberboom (zogenoemde ‘styrax’) bedoeld. Deze wordt gebruikt als olie in parfum of als medicijn (Jer. 51:8). De regio van Gilead, ten oosten van de Jordaan, staat bekend om dit product. De balsem wordt zelfs geëxporteerd naar Egypte (Gen. 37:25 en Jer. 46:11).
De wereld van nu in zijn totaliteit is niet meer te redden, maar nog wel individuele personen hier en daar. Laten we profetische getuigen zijn, zoals Jeremia dat was met een diepe bewogenheid. Het zal een overblijfsel zijn, zowel van Israël als uit de wereld, tezamen geënt op de beloften van het Verbond met Abraham, Izaäk en Jakob, door het bloed van Yeshua. Uiteindelijk zal het vanuit alle tijden een schare zijn die niemand kan tellen. Openbaring 7:9.
Openbaring 7:16 Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, 17 want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.
Ida