To translate this website in different languages click here.
Uitverkiezing. Ben ik wel uitverkoren?
De leer waarin we vroeger in de kerken werden onderwezen:
Artikel 16 Nederlandse Geloofsbelijdenis
Van de eeuwige verkiezing Gods
Wij geloven, dat, het gehele geslacht van Adam door de zonde des eersten mensen in verderfenis en ondergang zijnde, God Zichzelven zodanig bewezen heeft als Hij is, te weten: barmhartig en rechtvaardig. Barmhartig: doordien Hij uit deze verderfenis trekt en verlost degenen die Hij in Zijn eeuwigen en onveranderlijken raad, uit enkel goedertierenheid, uitverkoren heeft in Jezus Christus, onzen Heere, zonder enige aanmerking hunner werken. Rechtvaardig: doordien Hij de anderen laat in hun val en verderf, waar zij zichzelven in geworpen hebben.
Iets begrijpelijker uitgedrukt:
Wij geloven, dat, hoewel het hele geslacht van Adam zich door de zonde van de eerste mensen in het verderf en in de ondergang gestort heeft, God zichzelf bewezen heeft te zijn: barmhartig en rechtvaardig.
Barmhartig: omdat hij iemand uit dit verderf trekt en diegene verlost, die Hij uitverkoren heeft in Jezus Christus onze Here, door zijn onveranderlijke raad en alleen uit goedertierenheid, zonder dat hun werken daarin een rol spelen.
Rechtvaardig: omdat Hij anderen laat (omkomen) in hun val en verderf, die zij zelf over hen heen gehaald hebben.
In een document op internet wordt de Calvinistische uitleg van de leer van de uitverkiezing uitgebreid vanuit de Bijbel weerlegd.
Nu ik er later tegenaan kijk, weet ik dat de nuances heel anders liggen. In Gods barmhartigheid is Hij als mens naar de aarde gekomen als
DE UITVERKORENE, DE GELIEFDE
Yeshua/Jezus is bij uitstek, de ENIGE UITVERKORENE. Wie aan Hem verbonden is door wedergeboorte deelt in het uitverkoren zijn van Yeshua/Jezus. Aan ons is de keus, die wij met onze wil moeten maken. Lees Efeze 1!! Belangrijk!
Bij mij vielen de schellen van de ogen toen ik de brief aan de Efeziërs ging lezen aan de hand van een boekje uit 1981, geschreven door M.R. (Meint) van den Berg. Dat boekje heb ik bewaard en gedeelten ook gebruikt om over dit onderwerp te schrijven.
Bijbels gezien vormt de mensheid één groot lichaam. En het hoofd van dat lichaam is Adam. Precies zoals de ledematen van een lichaam niet los te denken zijn van het hoofd en ook niet kunnen functioneren zonder dat hoofd. Zo zijn mensen niet los te denken van Adam. Een lichaam kan alleen maar functioneren, wanneer de ledematen aan elkaar verbonden zijn en gezamenlijk met het hoofd in verbinding staan.
Precies zo vormt de mensheid een lichaam. Het hoofd van dat lichaam is Adam. Toen Adam de verkeerde kant op ging, ging daarmee de hele mensheid de verkeerde kant op. Dat heeft niets met onrechtvaardigheid te maken, maar het heeft alles te maken met de structuur die God aan de mensheid gegeven heeft. Wanneer je met je hoofd het water induikt, vind je het toch ook niet onrechtvaardig, als je armen en benen ook in het water terechtkomen? Zo zijn we geschapen, zo zitten we in elkaar. Zo was het ook onmogelijk dat Adam wel tegen God in opstand kwam, maar dat wij God trouw bleven.
In Adam ons hoofd hebben wij zelf gezondigd. Adams opstand is onze opstand. Adams verzet is ons verzet tegen God. Zijn dood is onze dood. Wat met hem gebeurd is, gebeurt met ons.
Maar daarmee is niet alles gezegd. God wilde niet dat de dood het laatste woord had. Daarom heeft hij een nieuw Hoofd gegeven: Yeshua/Christus. Bij dat nieuwe hoofd hoort ook weer een nieuw lichaam: het lichaam van Christus. Tot het lichaam van Adam behoren wij door geboorte, door afstamming. Tot het lichaam van Christus horen we door wedergeboorte, door geloof. En voor het Lichaam van Christus geldt ook weer, dat het deelt in alles wat Christus doet en is en wat er met Hem gebeurt. Wij delen in de dood van Yeshua, in Zijn opstanding, hemelvaart en heerlijkheid, omdat we door het geloof tot Zijn Lichaam behoren. Lees vooral Efeze 1 vanaf vers 15!
De Heilige Geest
Efeze 1:3-4 Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, (De apostel verwijst hier naar de woorden van het verbond uit Genesis 22:18: “in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden.) omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.
In de dagen van Abraham, Isaak en Jakob heeft God al gezegd: in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. Dat was toen nog toekomstmuziek. Maar nu is het realiteit. God heeft ons gezegend in Christus, in het Zaad van Abraham. In de dagen van de aartsvaders was Hij dat al van plan. Dus op die manier:
uitverkoren In het Zaad van Abraham, in Christus, in het nieuwe Hoofd van de mensheid....
Toen was Hij al van plan ons langs deze weg te zegenen. Toen al, d.w.z. vóór de grondlegging der wereld al. Die uitdrukking "voor de grondlegging der wereld" slaat op de verkiezing in Christus. Het was Gods eeuwig plan om Christus als de Geliefde te bestemmen, zodat wij in Hem, het Hoofd, deel zouden hebben aan die verkiezing in Yeshua:
Galaten 3:16 Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn Zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw Zaad, dat wil zeggen: aan Christus.
En Christus is van eeuwigheid, Hij was er al voor de grondlegging der wereld.
En God besloot dit aan de aartsvaders te laten weten, dat Hij in hen, in hun zaad (= Christus; vgl. Galaten 3:16) alle volken zou zegenen. Ook toen God Abraham uitkoos had hij de redding van de wereld in Christus al op het oog. (Galaten 3:8)
En dat is nu onze verkiezing, zegt Paulus. Die woorden 'IN CHRISTUS' zijn hier weer de sleutel. Als we ze niet verstaan in hun bijbelse betekenis, kunnen we van de verkiezing alleen maar een naargeestige karikatuur maken.
We zijn uitverkoren IN CHRISTUS. Dat betekent niet dat God toen, voor de grondlegging der wereld, onze namen al genoteerd had en had vastgelegd welke mensen er in de loop van de geschiedenis tot geloof zouden komen. Als we het zo opvatten, gaan we helemaal voorbij aan de betekenis van IN CHRISTUS.
Bij mensen die een verkeerd beeld van de uitverkiezing hebben is vaak heel veel twijfel. Bij hen komt regelmatig de vraag naar boven: zou ik wel echt uitverkoren zijn? Zou ik mezelf niets wijs maken?
In deze gedachtengang is de uitverkiezing zozeer een ding apart geworden, dat men gaat denken: alleen diegenen die door God uitverkoren zijn, kunnen tot geloof in Christus komen. Dat uitverkoren zijn is een voorwaarde om deel aan Christus te krijgen. De Bijbel keert het precies om: GELOVEN IN CHRISTUS, IN HEM INGELIJFD ZIJN, is de voorwaarde om te delen in de uitverkiezing. Er is geen enkel heilsgoed, ook de verkiezing niet, waaraan we deel kunnen krijgen, buiten het geloof in Christus om. GOD HEEFT ONS UITVERKOREN IN CHRISTUS!
Wat betekent uitverkoren zijn nu? Je kunt allerlei goede antwoorden bedenken. Eén van die goede antwoorden is: door Hem in beslag genomen zijn om bij Hem te horen.
DE GELIEFDE
Efeze 1:5-9 Hij heeft ons voorbestemd om als Zijn kinderen aangenomen te worden, door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil,
6 tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde.
7 In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, 8 die Hij ons overvloedig geschonken heeft, in alle wijsheid en bedachtzaamheid,
9 toen Hij ons, overeenkomstig Zijn welbehagen, dat Hij in Zichzelf voorgenomen had, het geheimenis van Zijn wil bekendmaakte, 10 om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is.
De ontfermende liefde van God kwam naar ons toe en is ons deel geworden in de persoon van de Geliefde. Wij die al onze rechten verspeeld hadden in Adam. We mogen weer leven in de goede verhouding tot de Vader, door Zijn Geliefde Zoon. Toen Yeshua gedoopt werd in de Jordaan, klonk Gods stem van de hemel "Deze is Mijn Zoon De Geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb". (Matth. 3:17)
In de Schrift heeft de aanduiding 'de Geliefde' tevens de bijklank van "de Uitverkorene". Dat blijkt als we Jesaja 42:1 vergelijken met Mattheüs 12:18. Jesaja 42:1-7 is een profetie aangaande de Knecht des HEEREN. In Mattheüs 12:17 v.v. wordt die profetie betrokken op Jezus van Nazareth. In Jesaja 42:1 lezen we
1 Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun,
Mijn UITVERKORENE, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft;
Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd.
Hij zal tot de heidenvolken het recht doen uitgaan.
In Mattheüs 12:18 vinden we: Zie, Mijn Knecht, Die Ik uitverkoren heb, Mijn GELIEFDE, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen en Hij zal aan de heidenen het oordeel verkondigen.
Uit vergelijking van deze twee plaatsen blijkt, dat in het Bijbelse gedachtenklimaat "geliefd zijn" en "uitverkoren zijn" heel dicht bij elkaar lagen en met elkaar verweven zijn. Als u dan daarbij bedenkt dat het Griekse woord voor Knecht ook Zoon betekent, kan het duidelijk zijn, dat Paulus in dit gedeelte van Efeze, waarin het uitverkoren zijn zo nadrukkelijk naar voren komt, de aanduiding "de Geliefde" niet zomaar toevallig gebruikt. Voor hem klinkt er de grondtoon van uitverkiezen in mee.
Yeshua/Christus is de uitverkoren Knecht, de geliefde Zoon. Het één impliceert het ander. In Hem, de Uitverkorene en Geliefde, is Gods diepe barmhartigheid naar ons toegekomen. En alleen door in Hem te geloven, door wedergeboorte en zo in Hem ingelijfd te worden, hebben wij aan de genade van God deel gekregen. Een andere manier en een andere weg om te delen in Gods welgezindheid is er niet.
Als er in het Oude Testament sprake is van uitverkiezing, dan heeft dat niets te maken met het feit of we al of niet voor eeuwig behouden zijn of verloren gaan. Het heeft altijd te maken met bestemd te zijn voor een bepaalde taak. In het Nieuwe testament zijn degenen die “uitverkorenen” genoemd worden, al de wedergeboren gelovigen die deel hebben aan DE UITVERKORENE! YESHUA HAMASHIACH!
Wat betekent: "Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat"?
- Romeinen 9:13 Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.
Deze tekst gaat niet over de verkiezing tot zaligheid, maar over de verkiezing van Israël. God had Jakob uitverkoren als voorvader van het volk Israël. Het eerstgeboorterecht ging naar Jakob, terwijl Ezau de oudste was. In deze Bijbeltekst wordt niet bedoeld dat God Ezau heeft gehaat, maar de betekenis van haten is hier: op de tweede plaats stellen. God stelde Ezau op de tweede plaats, na Jakob. Dezelfde betekenis van het woord'" haten" zien we in het volgende Bijbelvers:
- Lukas 14:26 Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn.
Jezus bedoelt in dit Bijbelvers niet dat u uzelf en uw familie moet haten, maar dat God de Belangrijkste moet zijn in uw leven en dat u en uw familie op de tweede plaats komen.
Ook in Maleáchi staat dat God Jakob heeft liefgehad en Ezau gehaat:
- Maleáchi 1:2b,3a Nochtans heb Ik Jakob liefgehad en Ezau heb Ik gehaat.
Dit zegt God echter pas ruim 1400 jaar nadat Ezau geleefd heeft en niet voordat Ezau geboren werd. Ezau was onverschillig en hij vond aardse dingen belangrijker dan Gods zegen. Hij verachtte zijn eerstgeboorterecht en verkocht dit voor linzenkooksel. Ook nam hij heidense vrouwen die zijn ouders verdriet deden. De nakomelingen van Ezau (de Edomieten) waren grote vijanden van het volk Israël en zij wilden het volk Israël zelfs vernietigen. In het boek Maleáchi kijkt God terug op al het kwaad dat Ezau en zijn nakomelingen gedaan hadden en Hij is hier vertoornd over. Daarom zegt Hij: "Ezau heb Ik gehaat."
Beide Bijbelteksten gaan echter niet over de eeuwige bestemming van Jakob en Ezau. Er staat niet dat God Ezau heeft verworpen van voor de grondlegging der wereld, zodat hij voorbestemd was om voor eeuwig verloren te gaan.
(Overgenomen van deze site.)
VELEN ZIJN GEROEPEN MAAR WEINIGEN UITVERKOREN.
Mattheüs 22. Deze tekst staat in het veertiende vers van het hoofdstuk waarin de koning heel veel gasten uitnodigt voor de maaltijd. Zoals God ook de wereld een aanbod doet. Maar degenen die de uitnodiging afslaan behoren niet tot de uitverkorenen. Dus het heeft niets te maken met een goddelijke willekeur.
Ida