Chanoeka
1 Makkabeeën 4: 6 Tegen de ochtend verscheen Judas met drieduizend man in de vlakte. Terwijl ze het zelf zonder goede harnassen en zwaarden moesten stellen, 7 zagen ze dat het legerkamp van de vijand zwaar versterkt was, met daaromheen een kordon van ruiters, geoefend in oorlogsvoering. 8 Judas zei tegen zijn mannen: ‘Laat je niet ontmoedigen door hun overmacht en wees niet bang als zij oprukken. 9 Bedenk hoe onze voorouders zijn gered bij de Rode Zee, toen ze door de farao en zijn leger werden achtervolgd. 10 Laten we de hemel aanroepen en vragen of hij ons goedgezind wil zijn en het verbond met onze voorouders gestand wil doen door dit leger vandaag nog voor onze ogen te verpletteren. 11 Dan zullen alle volken weten dat er iemand is die Israël bevrijdt en redt.’
24 Zingend aanvaardden ze de terugtocht en loofden de hemel: ‘Hij is goed, en eeuwig duurt zijn barmhartigheid.’ 25 En zo werd Israël die dag op grootse wijze gered.
48 Ze brachten het heiligdom en de ruimten in de tempel in de oude staat terug en heiligden de voorhoven.
59 Judas bepaalde samen met zijn broers en de hele volksvergadering dat het feest van de altaarinwijding jaarlijks acht dagen met blijdschap en vreugde gevierd zou worden, te beginnen op 25 kislew.