English & other languages: click here!

Jeremia 50 (A) - profetie over Babel

In de eerste 3 verzen vandit hoofdstuk zijn twee thema's met elkaar verweven: de val van het historische Babel uit die tijd en de val van het toekomstige Babylon (Openbaring 17-18). De goden van Babel werden beschaamd door de profetie over de val van Babel. Bel (Baäl) en Marduk, de twee belangrijkste goden. De ramp kwam uit het 'noorden', een verwijzing naar Cyrus (Kores) van Perzië, die Babel in oktober 539 v.Chr. innam (Daniël 7:4-5). De stad Babel en het land van de Chaldeeën zullen vanwege hun heerschappij, afgoderij en hoogmoed, met harde hand worden verwoest.

In de verzen 4-7 gaat het over de profetie van de terugkeer uit Babel van de ballingen in 536 v.Chr. en de uiteindelijke bekering tot YHWH. Ze komen om bij de HEERE gevoegd worden binnen een eeuwig verbond.

Vanaf vers 8 t.m. 16 gaat het weer over het oordeel over Babel en de verzen 17-20 gaan over de bekering van het overblijfsel van Israël. Er wordt geen kwaad in hen gevonden, want ze hebben Gods vergeving ontvangen. De HEERE is de Verlosser van de kinderen van Juda en Israël.


Jeremia 50:1-3 Het woord dat de HEERE gesproken heeft tegen Babel, tegen het land van de Chaldeeën, door de dienst van de profeet Jeremia: 2. Verkondig onder de heidenvolken, laat het horen, hef een banier omhoog, laat het horen, verberg het niet, zeg: Babel is ingenomen, Bel staat beschaamd, Merodach (Marduk) is verpletterd. Zijn afgoden staan beschaamd, zijn stinkgoden zijn verpletterd. 3. Want een volk rukt ertegen op vanuit het noorden, en dat zal van zijn land een woestenij maken, zodat er geen inwoner in zal zijn. Van mens tot dier – zij zijn weggevlucht, weggegaan.


tegen Babel, tegen het land van de Chaldeeën...... het land der Chaldeeën omschrijft een groter gebied binnen de landsgrenzen en Babel of Babylon ziet meer op de stad en de ontwikkelde omgeving daarvan. De begrippen overlappen elkaar. Jeremia moet beiden aanspreken in de naam van YHWH. 

Verkondig onder de heidenvolken......de omliggende heidenvolken hebben allemaal geleden onder de aanvallen van Babel die de oordelen van God onder hen uitvoerde. Nu wil de HEERE die volken laten weten dat Babel zelf onder het oordeel valt. Wat vaak voorkomt bij de profeten is dat de verwoesting wordt omschreven alsof deze inmiddels al heeft plaatsgevonden.  Zo ook met deze profetie over Babel.  De profeten hebben het geestelijk al zien gebeuren. God liet het hen zien. In Jeremia 25 hoorden we al dat Babel ten onder zou gaan

Babel is ingenomen, Bel staat beschaamd, Merodach (Marduk) is verpletterd......  de goden waarop Babel vertrouwt blijken geen enkele macht te hebben. Merodach was de afgod van de rebelse Nimrod. Het Hebreeuwse woord voor afgoden is hier, anders dan normaal, te vertalen met smerige drekgoden. Voor degenen die deze goden vertrouwen hebben deze goden een slecht figuur geslagen, wat zullen ze zich schamen. Maar God wil daarmee op ironische wijze zeggen dat alleen Hij degene is die werkelijk te vertrouwen is. 

een volk rukt tegen Babel op vanuit het noorden........ Babel was voor Juda en de omringende volken de verwoester, maar nu zullen ze zelf opgeschrikt worden door een aanval vanuit het noorden. De Meden , die het voornaamste deel van het leger van Cyrus/Kores vormden, waren ten noorden of noordoosten van Babylon gelegerd. Die grote indrukwekkende stad zal helemaal ontvolkt zijn, mens en dier kunnen er niet meer leven. 


Jeremia 50:4-5 In die dagen en in die tijd, spreekt de HEERE, zullen de Israëlieten komen, zij en de Judeeërs tezamen – al wenend zullen zij hun weg gaan – en zij zullen de HEERE, hun God, zoeken. 5. Zij zullen vragen naar Sion, hun gezicht gericht op de weg daarheen. Zij zullen komen en bij de HEERE gevoegd worden met een eeuwig verbond, het zal niet vergeten worden.


In die dagen en in die tijd, spreekt de HEERE, zullen de Israëlieten komen, zij en de Judeeërs tezamen..... Jeremia verbindt de tijd waarin hij leeft profetisch met de laatste dagen. De Israëlieten en Judeeërs zullen samen weer het land gaan bewonen wat hun door God is toegewezen. En ze zoeken huilend van berouw naar hun God die hen liefheeft, maar ook vervuld met een innerlijke  blijdschap over wat God voor hen heeft bereid.

Zij zullen vragen naar Sion, hun gezicht gericht op de weg daarheen.......   God woont op Sion. Het is Zijn heilige berg, waar Hij begeerde woning te maken (Psalm 132:13). Het aangezicht van de Israëlieten en Judeeërs is gericht op Sion en ze worden aan YAHWEH toegevoegd (SV) in een eeuwig verbond, dat niet vergeten zal worden. Ze waren buiten het verbond. Nu gaat de belofte van God van een Nieuw Verbond (Jeremia 31:31-40 en Jeremia 32:40) in vervulling. Een nieuwe tijd breekt aan met nieuwe perspectieven voor heel het volk in verbondenheid met YHWH. 

bij de HEERE gevoegd worden met een eeuwig verbond,.......... dat eeuwige verbond is hetzelfde verbond van Jeremia 31. Maar nu zullen ze niet alleen de uiterlijke terugkeer naar Yeshua ervaren, maar ze zullen het vooral geestelijk beleven, vanuit hun hart. Dat eeuwige verbond zullen ze niet meer vergeten, zoals dat in het verleden zo vaak het geval was. Ze zullen Gods woorden niet meer invullen met hun eigen interpretaties, maar het verbond van harte accepteren op Gods voorwaarden, zoals Hij het verwoord had.  (Jeremia 31:31-34 en Jeremia 23:3-8 , Ezechiël 11:16-20 en Ezechiël 36:24-28).


Jeremia 50:6-7 Mijn volk – het waren verloren schapen. Hun herders hadden hen misleid, hen naar de bergen geleid. Zij gingen van berg naar heuvel. Zij vergaten hun rustplaats. 7. Allen die hen vonden, verslonden hen, en hun tegenstanders zeiden: Wij laden geen schuld op ons, omdat zij gezondigd hebben tegen de HEERE, de woonplaats van de gerechtigheid, ja, de hoop van hun vaderen, de HEERE.


Mijn volk – het waren verloren schapen. Hun herders hadden hen misleid........ Met herders worden in het eerste testament altijd de koningen, de profeten en de priesters bedoeld. Het waren de mensen die – politiek, moreel of in religieus opzicht – leiding gaven aan Israël en Juda.  De bergen en heuvels waren de plaatsen waar men afgodenoffers bracht (Jeremia 2:20; Jeremia 17:2-3; Hosea 4:13). 

Jeremia 2:8 De priesters zeiden niet: Waar is de HEERE? en zij die de wet hanteerden, kenden Mij niet; de herders kwamen in opstand tegen Mij, en de profeten profeteerden namens de Baäl. Ze gingen achter dingen aan die niet van nut zijn.

Jeremia 3:6 In de dagen van koning Josia zei de HEERE tegen mij: Hebt u gezien wat het afvallige Israël gedaan heeft? Zij ging elke hoge berg op en onder elke bladerrijke boom, en bedreef daar hoererij.

Zij vergaten hun rustplaats....... De rustplaats van God is Sion, de plek waar Hij begeert bij de mensen te wonen, om omgang (gemeenschap) met de mensen te hebben. Psalm 132:13-14. Als we dan Psalm 68:17 erbij pakken dan zien we weer dat die bergen (de hoogten) de dienst aan de afgoden vertegenwoordigen en met jaloezie de aandacht proberen af te trekken van Sion, zodat Israël niet in de rust van God zou komen.
Wij laden geen schuld op ons, omdat zij gezondigd hebben tegen de HEERE...... dat zou een mooie smoes voor Babel zijn. De God van Israël kon hen de verovering van Zijn volk niet kwalijk nemen, want Hij had hen zelf daarheen gestuurd en dat vanwege Juda's zonden. Maar God verleidt de mensen niet om verkeerde dingen te doen, Hij maakt gebruik van de verkeerde veroveringszucht die in het hart van Babel was. Tegelijk ging de vijand vaak veel verder dan God bedoelde. (Zacharia 1:14)   


Jeremia 50:8-10 Vlucht weg uit het midden van Babel, uit het land van de Chaldeeën. Ga weg, wees als bokken voor de kudde uit! 9. Want zie, Ik doe opstaan en tegen Babel optrekken een menigte van grote volken uit het land in het noorden. Zij zullen zich ertegen gereedmaken. Vandaaruit zal het ingenomen worden. Hun pijlen zijn als van een bedreven held, zonder uitwerking keert er geen terug. 10. Chaldea zal tot buit worden. Allen die het beroven, zullen verzadigd worden, spreekt de HEERE.


Vlucht weg uit het midden van Babel, uit het land van de Chaldeeën......   een oproep die de hele geschiedenis door van kracht is, zelfs en juist in deze tijd. Daar ging het om het fysieke Babel, nu gaat het om het geestelijke Babel dat al heel diep deel is gaan uitmaken van ons bestaan. Veel meer dan we zelf beseffen. De ballingen in Babel konden niet zo gemakkelijk vluchten, want ze waren daar gevangenen. De 70 jaar ballingschap die Daniël had geprofeteerd waren ook nog niet voorbij. Ook Daniël die in ballingschap was, is toen niet gevlucht. Uit Jeremia 50:28 blijkt dat er wel enkelen Babel zijn ontvlucht, een eerste lichting. De oproep gold niet alleen voor de Joden, maar vooral voor de inwoners van Babel, zoals die oproep eerder ook bij de andere volken werd gedaan, aan wie het oordeel door Jeremia werd aangezegd. 

als bokken voor de schapen uit...... ik las ergens: 'Als de schaapskooi eenmaal was geopend, haastten de bokken zich om als eerste de omheining te verlaten.'

een menigte van grote volken uit het land in het noorden........ Een alliantie van volken uit het noorden zal tegen Babel optrekken. Het leger van Kores/Cyrus was samengesteld uit Meden, Perzen, Armeniërs, Caduciërs, Sacae, enz. Hoewel deze niet allemaal uit het noorden kwamen  werden ze wel gerangschikt onder de Meden, die inderdaad uit het noorden kwamen. De legers zijn al druk bezig met voorbereidingen.

Hun pijlen zijn als van een bedreven held..... Hun pijlen worden afgeschoten door behendige krijgers. Zij zullen Babel overwinnen en erover heersen. 

Chaldea zal tot buit worden....... Babel zal een rijke buit zijn voor de aanvallers. Zo zal het ook zijn als Babel in de eindtijd wordt verslagen. De rijkdom zal Israël, dat door Yeshua hersteld is en waarin de vrede heerst, binnengedragen worden.


Jeremia 50:11-16 Omdat u zich verblijdt, omdat u opspringt van vreugde, plunderaars van Mijn eigendom, omdat u dartelt als een kalf in pas gemaaid gras, en u hinnikt als machtige paarden, 12. staat uw moeder zeer beschaamd. Zij die u gebaard heeft, is rood van schaamte. Zie, Babel is de minste onder de heidenvolken: woestijn, dorheid en wildernis. 13. Vanwege de grote toorn van de HEERE zal het niet bewoond worden, het zal geheel en al een woestenij worden. Ieder die Babel voorbijtrekt, zal zich ontzetten en sissen van afschuw over al zijn wonden. 14. Maak u gereed tegen Babel, rondom, u allen die de boog spant. Beschiet het, spaar geen pijl, want het heeft tegen de HEERE gezondigd. 15. Juich erover, rondom: het heeft zich overgegeven. Zijn torens zijn gevallen, zijn muren afgebroken, want het is de wraak van de HEERE. Wreek u erop, doe ermee zoals het zelf heeft gedaan. 16. Roei de zaaiers uit van Babel en wie de sikkel hanteren in de oogsttijd. Voor het zwaard van de onderdrukker zullen zij omkeren, ieder naar zijn volk, en vluchten, ieder naar zijn land.


Omdat u zich verblijdt, omdat u opspringt van vreugde, plunderaars van Mijn eigendom....... De Babyloniërs waren bij de inname van Jeruzalem wel heel enthousiast aan het plunderen geweest. Dat was heel pijnlijk voor de Joden. Maar de Babyloniërs deden het met veel plezier. Ze vonden het niet erg om meer te doen dan er van hen werd verwacht. Juist het meedogenloze en nietsontziende in de houding van Babel tegenover Zijn volk heeft Gods hart geraakt. Ze zijn ver over de schreef gegaan. God neemt het hen kwalijk. Het blijft nu ook niet zonder gevolgen voor henzelf. 

Ieder die Babel voorbijtrekt, zal zich ontzetten...... het voorheen zo rijke en welvarende Babel is nu woestijn, dorheid en wildernis. Dezelfde verwoesting die de Chaldeeën bij andere volken aanrichtten, zou over hen komen. Hetzelfde tafereel van wat we over het Babylon van de eindtijd lezen in Openbaring 18:10-11. Wat Jeremia profeteerde had betrekking op de omliggende volken van Juda, maar het is ook bestemd voor deze tijd, voor deze generatie en het geestelijke Babylon dat zich inmiddels over de hele aarde heeft uitgebreid.  En het "ontvlucht Babel" uit vers 8 van ons hoofdstuk geldt des te meer geestelijk voor onze tijd. Heb geen deel aan haar plagen (Openb. 18).

Maak u gereed tegen Babel, rondom, u allen die de boog spant. Beschiet het, spaar geen pijl ....... De HEERE roept via Jeremia de strijders op om zich gereed te maken voor de strijd tegen Babel (vers 14). Ze hoeven zich niet in te houden als het gaat om het gebruik van hun pijlen. De voorraad zal niet opraken. De HEERE zal genoeg geven om Zijn oordeel over Babel te voltrekken, want het heeft gezondigd tegen Hem. Wat zij tegen Zijn volk hebben gedaan, is tegen Hem gedaan. Wie Zijn volk aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.

Zijn torens zijn gevallen, zijn muren afgebroken.......  deze profetie is niet in Jeremia's tijd vervuld en wacht op een vervulling in de eindtijd. Babylon werd veroverd , maar werd niet vernietigd. Volgens Herodotus (een Griekse historicus) veroverde Kores/Cyrus Babylon door de rivier de Eufraat om te leiden in een geul. De Perzen vielen Babylon zo onverwachts aan dat toen de buitenste delen van de stad al waren ingenomen, de mensen in het centrum niet beseften dat ze waren ingenomen. Zie het artikel over Daniël 5. Er wordt wel verondersteld dat Nebukadnezar zich bekeerd heeft tot YHWH en dat God daarom het oordeel niet zo zwaar liet uitvoeren.  Belsazar die tijdens de inname op de troon zat was wel een goddeloos heerser. 

Wreek u erop, doe ermee zoals het zelf heeft gedaan....... De aanvallers worden aangemoedigd om Babel op dezelfde manier aan te pakken zoals ze ook de volken hebben veroverd.

Roei de zaaiers uit van Babel en wie de sikkel hanteren....... Niet alleen de stad, maar ook de voedselvoorziening van de mensen in Babel moet volgens de HEERE hard worden aangepakt. Voor het zwaard van de onderdrukker zullen zij omkeren.... voedseltekorten en oorlogsgeweld zullen tot gevolg hebben dat de ballingen uit de verschillende volken het land ontvluchten. De controle op de ballingen zal onder deze omstandigheden vrijwel onmogelijk zijn.


Jeremia 50:17-22 Israël is een opgedreven schaap, leeuwen hebben het opgejaagd. Eerst heeft de koning van Assyrië het verslonden, en ten slotte heeft deze, Nebukadrezar, de koning van Babel, zijn beenderen verbrijzeld. 18. Daarom, zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga de koning van Babel en zijn land straffen, zoals ik de koning van Assyrië gestraft heb. 19. Ik zal Israël terugbrengen naar zijn woonplaats. Het zal de Karmel en de Basan afweiden en op het bergland van Efraïm en Gilead zal het verzadigd worden. 20. In die dagen en in die tijd, spreekt de HEERE, zal gezocht worden naar de ongerechtigheid van Israël, maar die zal er niet zijn, en naar de zonden van Juda, maar ze zullen niet gevonden worden, want Ik zal vergeving schenken aan wie Ik laat overblijven. 21. Tegen het land Merathaïm, ruk daartegen op. En tegen de inwoners van Pekod, verwoest en sla met de ban achter hen, spreekt de HEERE, en doe overeenkomstig alles wat Ik u geboden heb. 22. Er is oorlogsgeschreeuw in het land, een grote ramp.


Israël is een opgedreven schaap, leeuwen hebben het opgejaagd....... Hier wordt Israël vergeleken met een schaap dat opgejaagd en verscheurd wordt door een wild dier, zoals wij tegenwoordig ook horen van wolven die schapen aanvallen. Wat de mensen uit Israël en Juda is overkomen wordt uitgebeeld met een tafereel uit de natuur. Een leeuw grijpt een schaap en vreet het vlees op. Later komen de aaseters, de gieren en de hyena’s die de botten afkluiven. Zo worden de twee ballingschappen voorgesteld. Eerst die van Israël naar Assur en vervolgens – een goede honderd jaar later – die van Juda naar Babel. Assyrië was zo'n leeuw die het noordelijk rijk van Israël opjaagde en verslond, en Nebukadnezar een wild dier dat de beenderen van Juda verbrijzelde. Het is reden voor God om Babel met zijn koning te straffen, 

De tekst in bovenstaande afbeelding houdt een prachtige belofte in. De schapen zullen terug in eigen land weide vinden op de beste weidegebieden die er maar zijn, namelijk op de Karmel en op de Basan, het bergland van Efraim en Gilead. Het zal duidelijk zijn dat met de schapen mensen bedoeld worden. Maar ook het vee zal hiervan profiteren. Deze belofte is al ten dele vervuld, maar wacht nog op de grote vervulling, als het Vrederijk aanbreekt. Het is een overblijfsel dat YHWH wil dienen en liefhebben en zal delen in de allerbeste gaven. Vanuit die rest bouwt God Zijn volk weer op. (Jer. 23:3; Jer. 24:1-10; Jes. 10:20-21). Er heeft vergeving plaatsgevonden door het bloed van dat éne schaap: HET LAM, dat onze zonden op zich nam. 

Halleluja! Lof zij het Lam,

die onze zonden op zich nam,

wiens bloed ons heeft geheiligd;

die dood geweest is, en Hij leeft;

die 't volk, dat Hij ontzondigd heeft,

in eeuwigheid beveiligt!

(Geschreven door deJood Isaac da Costa)

 

Ruk op tegen het land Merathaïm, tegen de inwoners van Pekod........ de beschrijving van het oordeel tegen Babel gaat verder, maar nu toegespitst op bepaalde locaties die echt hebben bestaan. Bijzonder is dat de namen vanuit het Hebreeuws een toepasselijke betekenis hebben. Merathaïm betekent (land van) 'dubbele rebellie' en Pekod betekent 'straf'.  Hier hebben we dus, zoals wel vaker in de profetieën, met een woordspeling te maken.

sla met de ban achter hen...... de ban vereist dat de buit voor YHWH bestemd is. (Lev. 27:28-29). 

In het artikel 'Jeremia 50 (B)' wordt dit hoofdstuk verder behandeld.

Ida