English & other languages: click here!
Jeremia 32 - de koop van een akker
Terwijl Jeremía opgesloten zit, koopt hij, in opdracht van de HEERE, een akker bij Anathoth. Deze profetische handeling verwijst naar de periode na de ballingschap. Dan zullen in Juda weer volop akkers worden verhandeld.
Ga naar hoofdstuk: inleiding/index - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan
Het is stil geworden in de gevangenis. De gevangenen luisteren naar de geluiden buiten de stadsmuur. Koning Nebukadnezar is gekomen en heeft Jeruzalem belegerd. Het is het tiende jaar dat Zedekia koning is over Juda. Het zal ook het laatste jaar blijken te zijn.
Ook Jeremia zit gevangen. Hij heeft echter bij het huis van de koning een eigen ‘verblijf’ gekregen. Waarom? Jeremia had Zedekia namens God gewaarschuwd dat hij zich beter kon overgeven aan de Chaldeeën. Maar ja, om je status en trots te moeten opgeven valt niet mee voor een koning die de Here niet vreest. Om deze boodschap tot zwijgen te brengen werd Jeremia in de gevangenis gezet.
Koning Zedekia is bang voor Jeremia en zijn profetieën. En als hij hem gevangen houdt kan hij er zeker van zijn dat Jeremia geen dingen doet of zegt, die onrust en oproer veroorzaken. Nee, Zedekia heeft wel belangrijkere dingen aan zijn hoofd dan te luisteren naar deze profeet.
Jeremia 32:3-5 waar Zedekia, de koning van Juda, hem had opgesloten en had gezegd: Waarom profeteert u: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik ga deze stad in de hand van de koning van Babel geven en hij zal haar innemen, 4. en Zedekia, de koning van Juda, zal aan de hand van de Chaldeeën niet ontkomen, want hij zal zeker in de hand van de koning van Babel gegeven worden. Hij zal van mond tot mond met hem spreken en oog in oog met hem staan. 5. Hij zal Zedekia naar Babel doen gaan. Daar zal hij blijven, totdat Ik naar hem zal omzien, spreekt de HEERE. Wanneer u tegen de Chaldeeën strijdt, zult u niet voorspoedig zijn.
En die profetie over hemzelf, dat is toch bespottelijk? Hoe durft Jeremia tegen hem te zeggen dat, als hij zich niet zal overgeven, hij niet zal ontkomen uit de handen van de Babyloniërs? Achter slot en grendel met die profeet! En zo is Jeremia, de profeet van God, opgesloten in een verblijf dicht bij het huis van de koning.
Terwijl Jeremía opgesloten zit, koopt hij, in opdracht van de HEERE, een akker bij Anathoth. Deze profetische handeling heeft meervoudige vervullingen. Het verwijst naar de periode na de ballingschap, maar ook naar de periode van herstel van de natie Israël in 1948. De uiteindelijke volledige vervulling zal plaatsvinden in het komende Vrederijk als ieder zijn toegewezen erfbezit in ontvangst mag nemen en er geen lossing meer nodig zal zijn. Ezechiël 47:13-23.
Hoe kon hij nu in gevangenschap zo'n transactie sluiten? In die gevangenis kreeg Jeremia bezoek van zijn neef Hanameël. Dat was geen verrassing, want God had Jeremia al voorbereid op dit bezoek. Jeremia wist precies wat hem te doen stond. Hanameël vroeg Jeremia: “Koop toch mijn akker die in Anathoth is, dat in het land van Benjamin is, want u hebt het recht van bezit en u hebt het recht van lossing. Koop hem voor uzelf! “. Toen wist Jeremia dat dit van God kwam. Hanameël heeft het over “lossing” en dat past helemaal bij het onderwerp dat we in Leviticus 25 bestudeerden. Adonai wil dat Jeremia het land loskoopt dat aan één van zijn familieleden toebehoort. Zoals we zagen kon het land om de vijftig jaar vrijgekocht worden door de oorspronkelijke eigenaar of zijn familieleden.
Wat doe je eigenlijk met een stuk land als de belegeringswallen tegen de stadsmuren zijn opgebouwd? Als de Chaldeeën klaar staan om het land in te nemen? Maar Gods gedachten zijn anders dan onze menselijke overwegingen. En in vertrouwen gehoorzaamt Jeremia God, al zal hij het waarschijnlijk niet begrepen hebben. De koopakte wordt opgesteld, getekend en verzegeld. Het geld wordt in zilver afgewogen. Het was blijkbaar heel belangrijk dat er getuigen bij waren. Behalve Hanameël, Baruch, vriend en secretaris van Jeremia, waren er nog Judeeërs op het binnenplein die er getuige van waren. De bijbel gebruikt hierbij tweemaal de uitdrukking “voor hun ogen”, d.w.z. dat deze transactie plaatsvond voor de ogen van getuigen.
In de Tora (Genesis 23) lezen we eveneens dat Abraham een stuk land koopt van Efron in Machpela, om zijn vrouw Sara te kunnen begraven. Ook daar staat “voor de ogen van de Hethieten” die daar dus de getuigen waren.
In het gedeelte verwerkt in de chiastische structuur spreekt Jeremia met God over de koop die zo onwerkelijk lijkt, gezien de omstandigheden. Hij komt tot de conclusie, zie de centrale as, dat het gaat om Gods Naam, HaShem. Het is net zo als de slotwoorden van veel hoofdstukken in Ezechiël:
Dan zullen ze weten dat Ik, YHWH, hun God, met ze ben, en dat ze Mijn volk zijn, het huis van Israël, spreekt de YHWH. (Ez. 34:30)
Dan zullen zij weten dat Ik YHWH ben. (Ez. 35:16)
Dan zullen zij weten dat Ik YHWH ben. (Ez. 36:38)
Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik YHWH ben, Die Israël heiligt, wanneer Mijn heiligdom voor eeuwig in hun midden zal zijn. (Ez. 37:28)
Zo zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik YHWH ben. (Ez. 38:23)
Dan zullen zij weten dat Ik, YHWH, hun God ben, omdat Ik hen onder de heidenvolken in ballingschap voerde, maar hen ook weer verzamelde in hun land en niemand van hen daarginds nog liet achterblijven. (Ez. 39:28)
Jeremia moest de koopakte in een aarden pot verpakken, zodat het document heel lang bewaard zou blijven. En ook al gaat het volk Israël in ballingschap en staat het land op het punt om ingenomen te worden door Babel, het Land behoort nog steeds aan YHWH. In Joël 3:2 zegt God: “Mijn land”.
Hoewel het koopcontract (nog) niet gevonden is, vond de archeologie wel een geldstuk met de naam van één van de getuigen van de aankoop, namelijk de schrijver Baruch de zoon van Neria (Jer. 36:4) Zowel de naam van Baruch, als die van zijn vader Neria, staan in het oude Paleo Hebreeuws vermeld op dat oude muntstuk.
Op het munststuk staat bovendien te lezen dat Baruch schrijver is en er is zelfs een vingerafdruk te zien op de munt. Misschien is dat wel de vingerafdruk van Jeremia.
Aan het eind van zijn leven werd Jeremia met vluchtende Joden meegenomen naar Egypte. Zou hij die aarden pot met document hebben meegenomen? In Elefantine Egypte zijn dergelijke papyrus rollen in potten gevonden in wat een Joodse nederzetting was. De datering ervan zou kunnen overeenkomen. Zie dit document.
Wie weet komt deze koopakte in deze eindtijd boven water, nu er aan alle kanten beweerd wordt dat Israël geen recht heeft op het Land. Zou dat voor de Heere te wonderlijk zijn? Jeremia zegt in vers 17 dat niets voor YHWH te wonderlijk is. Dat zegt God dan ook in vers 27: “Zou ook maar iets voor Mij te wonderlijk zijn?
YHWH vroeg aan Abraham en Sara toen Hij hen een zoon beloofde;
Genesis 18:14 Zou er iets voor de HEERE te wonderlijk zijn?
Als Gabriël aan Maria vertelt dat ze zwanger zal zijn en dat haar nicht Elizabeth zwanger is
Lukas 1:37 Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn.
Als de situatie bij ons moeilijk wordt, zal God aan ons vragen “zou voor Mij iets te wonderlijk zijn?”
De naam van Yeshua IS WONDERLIJK!
En men noemt Zijn Naam WONDERLIJK, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader,
In Richteren 13:17-18 vraagt Manóah de Engel des HEEREN (Die Yeshua voorstelt in het Oude Testament) naar Zijn naam. Deze antwoordt:
"Waarom vraagt Gij dus naar Mijn Naam? Die is toch 'Wonderlijk'!"
En dan staat er in vers 19 dat de Engel des HEEREN (Yeshua) iets WONDERLIJKS deed; hij steeg namelijk op in de vlam van het bokje dat geofferd werd.
Straks zal geen enkel gericht en geen enkele autoriteit bewijs kunnen leveren dat het land van Israël niet voor het volk van Israël kan zijn. Men zal met geen wapentuig er beslag op kunnen leggen.
Het Internationaal Strafhof ICC in ons land zal met schaamte en schande moeten afdruipen samen met politici en Sabeel met zijn Palestijnse bevrijdingstheologie. Ze zullen als “bokken” weggezonden worden naar het eeuwige vuur. Math. 25:41
En terwijl alles in werking trad, volgens de vloek en zegen waarvoor God hen gewaarschuwd had (Deut. 28), spreekt God tot Jeremia, die, terwijl heel Israël ontrouw werd, trouw is gebleven aan zijn God:
Jeremia 32:25 Toch hebt U Zelf tegen mij gezegd, Heere HEERE: Koop voor uzelf die akker voor geld en laat het door getuigen bevestigen. De stad is echter in de hand van de Chaldeeën gegeven.
Ja, God spreekt tot de zijnen, al staat de hele wereld met de rug naar God gekeerd; ook in deze tijd geldt dan dit troostvolle woord van de Eeuwige tot Jeremia, voor ons:
Jeremia 32: 27. Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees. Zou ook maar iets voor Mij te wonderlijk zijn?
En dan zullen ze weten dat God de YHWH is van eeuwigheid tot eeuwigheid.
God maakt Zichzelf een Naam boven alle naam.
God legt Jeremia op zijn gebed uit wat Hij van plan is met Zijn volk. Hij zal een nieuw verbond met hen sluiten, waarbij Zijn wet in het hart van de gelovige is. Geen uit het hoofd geleerde regels, maar de liefde waarmee men God wil gehoorzamen. Zie over het verbond Jeremia 31 deel 2 - de Tora in het hart.
In het komende Vrederijk komen de meeste van Gods beloften tot vervulling:
Jeremia 32:42-44 Want zo zegt de HEERE: Zoals Ik al dit grote onheil over dit volk gebracht heb, zo zal Ik ook al het goede over hen brengen dat Ik over hen uitspreek. 43. Er zullen akkers gekocht worden in dit land, waarvan u zegt: Het is een woestenij, zodat er geen mens en geen dier meer is; het is in de hand van de Chaldeeën gegeven. 44. Men zal akkers kopen voor geld, de koopbrieven ondertekenen en verzegelen, en die door getuigen laten bevestigen in het land van Benjamin, in de omstreken van Jeruzalem, in de steden van Juda, in de steden van het Bergland, in de steden van het Laagland, en in de steden van het Zuiderland. Ik zal namelijk een omkeer brengen in hun gevangenschap, spreekt de HEERE.
Ida