Haggaï

De profeet Haggai (= mijn feestdag) treedt op in het tweede regeringsjaar van koning Darius I. Dat is in 520 v.Chr., bijna 20 jaar nadat de Joodse ballingen in hun land waren teruggekeerd. De tempel lag nog steeds in puin. Na de terugkeer was men enthousiast met de wederopbouw begonnen, maar al vlug hadden moedeloosheid en apathie zich van het volk meester gemaakt. Samen met de profeet Zacharia slaagt Haggai erin de leiders van het volk, gouverneur Zerubbabel en hogepriester Jozua, opnieuw warm te maken voor dit grootse project: 

een nieuw huis bouwen voor de HEER, dat het eerste nog in heerlijkheid zal overtreffen (2,9).