English & other languages: click here!
Jeremia 36 - De boekrol doorgesneden en verbrand
Jeremía laat alle profetieën op een boekrol schrijven door Baruch. Het doel van de rol is de mensen voorhouden welk kwaad hen naderde, zodat ze zich zouden bekeren van hun zonden. Als Jójakim de inhoud van de boekrol hoort, snijdt hij deze in stukken en gooit ze in het vuur. Daarna schrijft Baruch Jeremía’s profetieën opnieuw op. De profeet voegt veel woorden toe aan de nieuwe rol. Jeremia was al 23 jaar profeet. Hij profeteerde van 626 v. Chr. t/m de ondergang van Jeruzalem in 586 v. Chr. en ook nog even daarna.
Ga naar hoofdstuk: inleiding/index - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan
Jeremia 36:1-3 Het gebeurde in het vierde jaar van Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda, dat dit woord van de HEERE tot Jeremia kwam: 2. Neem u een boekrol en schrijf daarop alle woorden die Ik tot u gesproken heb over Israël, over Juda en over alle volken, vanaf de dag dat Ik tot u gesproken heb, vanaf de dagen van Josia tot op deze dag. 3. Misschien zullen die van het huis van Juda luisteren naar al het onheil dat Ik hun denk aan te doen, zodat zij zich bekeren, ieder van zijn slechte weg en Ik hun ongerechtigheid en hun zonden zal vergeven.
Het gebeurde in het vierde jaar van Jojakim...... Jeremia krijgt in het vierde jaar van Jojakim (605 v.Chr.) opdracht al zijn profetieën op te schrijven in een boekrol. Zijn profetieën begonnen in de tijd van koning Josia (Jeremia 1-3). Het jaar 605 v. Chr. was een bijzonder jaar. Babel verslaat de Egyptenaren die toen het politieke overwicht hadden in de regio rondom de Middellandse Zee. De toenmalige wereldmachten Egypte (en 7 jaar later Assyrië) verschoven en korte tijd later komt Juda als gevolg daarvan onder Babylonisch bewind. Het was het jaar dat Daniël en andere gevangenen naar Babylon werden gebracht.
Neem u een boekrol en schrijf daarop alle woorden die Ik tot u gesproken heb....... Nu krijgt hij van de HEERE de opdracht om alles op te schrijven wat hij tot nu toe in Zijn Naam heeft moeten profeteren. Misschien zou het volk zich nog bekeren (v. 1-3). Je zou kunnen zeggen: daarom hebben wij ook het Woord van God zwart op wit: opdat wij ons door de HEERE laten beheersen en ons leven richten naar zijn wil.
Misschien zullen die van het huis van Juda luisteren...en zich bekeren.... De boekrol is voor het volk. Zij moeten weten wat God hen bekend maakt. Het moet weten van al het kwaad dat YHWH hun denkt aan te doen. Het doel is dat het volk zich zal bekeren, zodat YHWH hun zonden kan vergeven. De HEERE heeft hun redding op het oog. God heeft geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Ezechiël 33:11
Jeremia 36:4-8 Toen riep Jeremia Baruch, de zoon van Neria. En Baruch schreef uit de mond van Jeremia al de woorden van de HEERE die Hij tot hem gesproken had, op de boekrol. 5. En Jeremia gebood Baruch: Ik word tegengehouden, ik kan niet in het huis van de HEERE komen. 6. Daarom moet u zelf gaan en uit de rol voorlezen waarop u uit mijn mond de woorden van de HEERE hebt opgeschreven, ten aanhoren van het volk in het huis van de HEERE op de vastendag. U moet ze ook voorlezen ten aanhoren van alle Judeeërs die uit hun steden komen. 7. Misschien zal hun smeekbede terechtkomen voor het aangezicht van de HEERE, en zullen zij zich bekeren, ieder van zijn slechte weg, want groot is de toorn en de grimmigheid die de HEERE tegen dit volk heeft uitgesproken. 8. Baruch, de zoon van Neria, deed overeenkomstig alles wat de profeet Jeremia hem geboden had, door uit de boekrol de woorden van de HEERE voor te lezen in het huis van de HEERE.
En Baruch schreef uit de mond van Jeremia al de woorden..... Schrijven was in die tijd een groot karwei. Het was vakwerk. Jeremia heeft niet zelf de letters op het papier (of beter: de papyrus) gezet, hij had daar een schrijver voor: Baruch. Jeremia dicteerde. Net zoals Paulus die zijn brieven dicteerde aan Tertius (Romeinen 16:22). Het waren de woorden die door God waren gesproken. Het vak van schrijver was hooggeschoold werk, vgl. v. 11,12,20. De schrijver Elisama was een soort minister.
Baruch was duidelijk van goede komaf. Zijn broer Seraja was later hofmaarschalk van koning Zedekia-Jer. 51:59
u (Baruch)moet u zelf gaan en uit de rol voorlezen waarop u uit mijn mond de woorden van de HEERE hebt opgeschreven....Jeremia werd tegengehouden, niet gevangengezet, Hij werd waarschijnlijk niet meer op het tempelplein geaccepteerd. Hij zou de kans niet krijgen de rol voor te lezen. Hij stuurde Baruch om het geschreven woord van God voor te lezen aan het volk van Jeruzalem in de tempel.
In het huis van de HEERE op de vastendag......
De verhindering van Jeremia kan moeilijk een persoonlijke verhindering door onreinheid zijn. De vastendag waarop Baruch de boekrol voorlas, was vele maanden na de opdracht van Jeremia om de boekrol voor te lezen. Ondanks de zondigheid van Juda gingen de vastendagen gewoon door.
Misschien zal hun smeekbede terechtkomen voor het aangezicht van de HEERE, en zullen zij zich bekeren.....ook Jeremia sprak, evenals YHWH dat gedaan had (vs 3), de vurige wens uit dat men zich zou bekeren op het horen van deze woorden.
Baruch, de zoon van Neria, deed overeenkomstig alles wat de profeet Jeremia hem geboden had...... Baruch de persoonlijke secretaris van Jeremia had geen gemakkelijk baantje! Hij moest niet alleen de woorden die Jeremia dicteerde, keurig opschrijven, hij kon ze ook nog eens in het hol van de leeuw gaan voorlezen: op het tempelplein, waar heel het volk hem kon horen.
Jeremia 36:9-10 Het gebeurde in het vijfde jaar van Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda, in de negende maand, dat zij een vasten uitriepen voor het aangezicht van de HEERE, voor heel het volk in Jeruzalem en heel het volk dat uit de steden van Juda naar Jeruzalem kwam. 10. Toen las Baruch uit de boekrol de woorden van Jeremia voor in het huis van de HEERE, in de kamer van Gemarja, de zoon van Safan, de schrijver, in de bovenste voorhof, bij de ingang van de nieuwe poort van het huis van de HEERE, ten aanhoren van heel het volk.
Het gebeurde in het vijfde jaar van Jojakim..... een jaar later dan in Jer. 36:1 wordt een vasten uitgeroepen voor de hele bevolking van Jeruzalem en voor degenen die uit andere steden van Juda naar Jeruzalem komen.
Toen las Baruch uit de boekrol de woorden van Jeremia voor in het huis van de HEERE..... Baruch las in het openbaar de woorden van Jeremia's profetie, riep het volk op tot bekering en waarschuwde hen voor het komende oordeel.Hij deed dit ten aanhoren van al het volk.
in de kamer van Gemarja, de zoon van Safan..... het was weer iemand uit het nageslacht van Safan (een zoon) die zijn werkkamer in de tempel beschikbaar stelde voor het voorlezen van de profetieën van Jerema. Zie het artikel 'de zonen van Safan'.
Jeremia 36:11-15 Toen Michaja, de zoon van Gemarja, de zoon van Safan, al de woorden van de HEERE uit die boekrol hoorde, 12. daalde hij af naar het huis van de koning, naar de kamer van de schrijver. En ziedaar, alle vorsten zaten er: de schrijver Elisama, Delaja, de zoon van Semaja, Elnathan, de zoon van Achbor, Gemarja, de zoon van Safan, Zedekia, de zoon van Hananja, en alle vorsten. 13. Michaja maakte hun alle woorden bekend die hij gehoord had, toen Baruch ten aanhoren van het volk uit die boekrol voorlas. 14. Toen stuurden alle vorsten Jehudi, de zoon van Nethanja, de zoon van Selemja, de zoon van Cusji, naar Baruch, om te zeggen: De rol waaruit u ten aanhoren van het volk hebt voorgelezen, neem die in uw hand en kom. Baruch, de zoon van Neria, nam de rol in zijn hand en kwam naar hen toe. 15. Zij zeiden tegen hem: Ga toch zitten en lees ten aanhoren van ons deze voor. En Baruch las ten aanhoren van hen voor.
Michaja, de zoon van Gemarja : Deze Michaja hoorde alle woorden van de HEER uit de boekrol.... Michaja, de zoon van Gemarja, ook uit de geslachtslijn van Safan, hoort de woorden en het raakt hem. Hij vindt het belangrijk om dit door te geven aan de hooggeplaatste verantwoordelijke vorsten en leiders. Daarom stapt hij vastberaden naar het paleis.
Michaja maakte hun alle woorden bekend die hij gehoord had, die Baruch voorlas...... Als de vorsten en leiders van Michaja horen over de boekrol van Jeremia, willen ze meer weten. Ze sturen Jehudi om Baruch te halen zodat hij hen zelf vanuit de boekrol kan onderwijzen.
Ga toch zitten en lees het ten aanhoren van ons voor ...... Ze wilden dat het rechtstreeks aan anderen werd voorgelezen en Baruch kwam met de boekrol in zijn hand. In eerste instantie lijkt het alsof Gods plan succes heeft. Een aantal hooggeplaatste personen is onder de indruk van de boekrol waaruit Baruch voorleest. Ze merken wel dat dit belangrijk nieuws is, nieuws dat de koning zelf te horen moet krijgen. Het is alsof ze diep in hun hart wel doorhebben dat dit woorden van God zijn.
Jeremia 36:16-19 Nu gebeurde het, zodra zij alle woorden hoorden, dat zij elkaar angstig aankeken en tegen Baruch zeiden: Al deze woorden moeten wij beslist aan de koning bekendmaken. 17. Zij vroegen Baruch: Maak ons toch bekend, hoe hebt u al deze woorden die uit zijn mond kwamen, opgeschreven? 18. Baruch zei tegen hen: Met zijn eigen mond deelde hij mij al deze woorden mee, terwijl ik ze met inkt op deze boekrol schreef. 19. Toen zeiden de vorsten tegen Baruch: Ga heen, verberg u, u en Jeremia, zodat niemand weet waar u bent.
zij keken elkaar angstig aan...... de profetieën door Jeremia tot het volk en de leiders uitgesproken maakten geen indruk. Maar nu het allemaal in de boekrol staat opgetekend en door Baruch wordt voorgelezen in de tempelkamer van Gemarja, dringt de ernst ervan door tot de harten. Deze vips worden bang...
ze zeiden tegen Baruch: Al deze woorden moeten wij beslist aan de koning bekendmaken..... als deze voorzeggingen werkelijkheid worden dan zal de koning het ter harte moeten nemen en zal hij en zijn volk zich moeten verootmoedigen voor God.
Ga heen, verberg u, u en Jeremia, zodat niemand weet waar u bent...... de vorsten begrijpen heel goed dat zowel Jeremia als Baruch door deze profetieën in gevaar komen. Ze hadden aangevoeld dat deze woorden van oordeel en oproep tot bekering werkelijk van YHWH tot hen kwamen.
Jeremia 36:20-21 Zij gingen naar de koning in de voorhof van het koninklijk paleis, maar de rol legden zij weg in de kamer van de schrijver Elisama. Toen maakten zij al deze woorden bekend ten aanhoren van de koning. 21. Daarop stuurde de koning Jehudi om de rol te halen. Hij haalde die uit de kamer van de schrijver Elisama. Toen las Jehudi eruit voor ten aanhoren van de koning en ten aanhoren van al de vorsten die rondom de koning stonden.
Zij gingen naar de koning in de voorhof van het koninklijk paleis....... de vorsten van Juda stonden sympathiek tegenover Jeremia, Baruch en hun boodschap op de rol. Ze verwachtten een slechte ontvangst van die boodschap van koning Jojakim, dus ter bescherming van de rol hebben ze de rol in de kamer van Elisama weggelegd.
Toen maakten zij al deze woorden bekend ten aanhoren van de koning....... en van al de vorsten die rondom de koning stonden................ Jojakim en degenen die rondom hem waren hebben Gods Woorden gehoord. Ze hebben geen excuus, ze hebben het geweten en afgewezen. Ze zijn verantwoordelijk voor het oordeel dat over hen en de hunnen zal komen.
Jeremia 36:22-26 Terwijl de koning in het winterpaleis zat – het was de negende maand – met vóór hem een brandend kolenbekken, 23. gebeurde het, zodra Jehudi drie of vier kolommen had voorgelezen, dat de koning ze met een schrijversmes afsneed en in het vuur wierp dat in het kolenbekken was, totdat heel de rol verteerd was in het vuur dat in het kolenbekken was. 24. Zij schrokken niet en zij scheurden hun kleding niet, de koning evenmin als al zijn dienaren, die al deze woorden gehoord hadden. 25. Toch hadden Elnathan, Delaja en Gemarja er bij de koning op aangedrongen de rol niet te verbranden, maar hij heeft niet naar hen geluisterd. 26. Verder gaf de koning Jerahmeël, de zoon van de koning, Seraja, de zoon van Azriël, en Selemja, de zoon van Abdeël, bevel om de schrijver Baruch en de profeet Jeremia gevangen te nemen. Maar de HEERE hield hen verborgen.
Terwijl de koning in het winterpaleis zat met vóór hem een brandend kolenbekken....... koningen hadden vaak een zomer- en winterpaleis. Het was winter, een kille dag in november/december. Voor de troon van de koning brandde een kolenvuur.
de koning sneed de tekst na steeds 3 of 4 kolommen af met een schrijversmes en wierp het in het kolenvuur...... De reactie van de koning laat aan duidelijkheid niets te wensen over! Uiterlijk onbewogen hoort hij de woorden van de boekrol aan. Je hebt vast weleens een plaatje van een boekrol gezien. De rol was in kolommen geschreven, telkens werd de rol een stukje opgedraaid om de volgende kolommen te kunnen lezen. Elke keer als drie of vier kolommen gelezen waren, sneed hij ze af en wierp ze in het vuur. De manier waarop Jojakim reageert, maakt duidelijk dat hij weet wat hij doet.Het is een welbewuste daad van hem om niet te luisteren naar wat de HEERE zegt. Dit was niet de laatste aanval op het woord van God. Koningen en regeringen hebben zich ertegen verzet;
sceptici en liberale geleerden hebben geprobeerd het in diskrediet te brengen of in stukken te hakken; maar het blijft onverwoestbaar. De man die handelt zoals Jojakim deed, zal geoordeeld worden.
Zij schrokken niet en zij scheurden hun kleding niet, de koning evenmin als al zijn dienaren....
Let eens op de reactie van de mensen rondom de koning (dat waren stuk voor stuk machtige en hooggeplaatste mensen). Ze sputteren wel wat tegen, maar niemand durft het werkelijk voor de woorden van God op te nemen (v. 23-25). Dat was het grote manco in Juda. De koning ging voorop in goddeloosheid, maar het volk kreeg ook de koning die het verdiende.
Toch hadden Elnathan, Delaja en Gemarja er bij de koning op aangedrongen de rol niet te verbranden.....
Drie mannen worden vermeld die er wel bij de koning op aandrongen de woorden van God niet te verbranden. Dat waren de godvrezende Germarja, de zoon van Safan, Delaja en Elnathan, waarvan elders vermeld wordt dat hij voor de koning actief was geweest bij het arresteren en afslachten van de profeet Uria', (Jeremia 26:22 )
Maar de HEERE verborg Jeremia en Baruch...... de koning gaf opdracht om de profeet Jeremia en de schrijver Baruch te grijpen. God laat Zich niet zo makkelijk wegdrukken. Hij zorgde ervoor dat de koning Jeremia en Baruch niet te pakken kon krijgen (v. 26). YHWH ontfermde zich over deze beide dienstknechten.
Jeremia 36:27-31 Toen kwam het woord van de HEERE tot Jeremia, nadat de koning de rol met de woorden die uit de mond van Jeremia kwamen, die Baruch had opgeschreven, had verbrand: 28. Neem u weer een andere rol en schrijf daarop al de vorige woorden die op de vorige rol stonden, die Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft, 29. en zeg tegen Jojakim, de koning van Juda: Zo zegt de HEERE: Ú hebt deze rol verbrand en gezegd: Waarom hebt u daarop geschreven: De koning van Babel zal beslist komen en zal dit land te gronde richten en hij zal mens en dier eruit wegdoen? 30. Daarom, zo zegt de HEERE over Jojakim, de koning van Juda: Hij zal niemand hebben die op de troon van David zit, en zijn dode lichaam zal weggeworpen liggen, overdag in de hitte en 's nachts in de kou. 31. Ik zal hem, zijn nageslacht en zijn dienaren straffen om hun ongerechtigheid, en Ik zal over hen, over de inwoners van Jeruzalem en over de mannen van Juda, al het onheil brengen dat Ik tot hen gesproken heb, maar zij hebben niet geluisterd.
Neem u weer een andere rol en schrijf daarop al de vorige woorden........ Jeremia kreeg van God een nieuwe opdracht: schrijf alles weer op wat in de boekrol stond die de koning verbrand heeft. De HEERE laat Zijn woorden niet wegdrukken. De enige die schade lijdt van de actie, is Jojakim zelf. Hij is niet in staat weg te doen wat God zegt. Hij zal nu wel door zijn daad de HEERE tegenkomen (v. 30,31).
Waarom hebt u daarop geschreven: De koning van Babel zal beslist komen en zal dit land te gronde richten en hij zal mens en dier eruit wegdoen.......? Dit was het bezwaar van koning Jojakim tegen de boekrol. Hij wilde niet horen dat Nebukadnezar weer naar Jeruzalem zou komen en uiteindelijk de stad zou vernietigen.
Hij zal niemand hebben die op de troon van David zit....... Het oordeel over Jojakim is dat niemand van zijn nageslacht zal regeren en dat zijn dode lichaam weggeworpen zal worden (Jer. 22:18-19). In 597 v. Chr. is Jeruzalem ingenomen. Jojakims zoon Joachin werd daarna koning, maar slechts gedurende drie maanden. Niemand van zijn nageslacht heeft op de troon van David gezeten.
Ik zal hem, zijn nageslacht en zijn dienaren straffen om hun ongerechtigheid....... Zij zullen het oordeel ondergaan waarover God door de mond van Jeremia gesproken heeft en zoals het vlak voor de koning en zijn dienaren uitgesproken is. Zo straft de HEERE Jojakim, zijn nakomelingen en dienaren. Maar ze hebben niet gewild. Zo hebben ze hun minachting voor God laten zien.
Jeremia 36:32 Toen nam Jeremia een andere rol en gaf die aan de schrijver Baruch, de zoon van Neria. Deze schreef daarop uit de mond van Jeremia al de woorden van de boekrol, die Jojakim, de koning van Juda, in het vuur had verbrand. Nog vele woorden als deze werden eraan toegevoegd.
In vers 32 staat dat Baruch opnieuw alles opschrijft wat in de vorige boekrol stond, met nog vele woorden daarbij. We mogen aannemen dat ons boek Jeremia voor het grootste deel aan dit werk van Jeremia en Baruch te danken is. God heeft zijn Woord niet verloren laten gaan. Maar hij die Gods Woord wilde verbranden, is zelf te gronde gegaan. En dat is een ernstige les.
Tussen de hoofdstukken Jeremia 35 en Jeremia 36 is er sprake van een duidelijk contrast. Dat geldt niet alleen voor het gedrag van de Rechabieten (gehoorzaamheid) en van de Judeeërs en Jojakim (ongehoorzaamheid), maar het geldt ook voor de toekomst die de Rechabieten en Jojakim aangezegd krijgen. Terwijl Jojakim ‘niemand zal hebben die op de troon van David zit, wordt Jonadab beloofd dat hem ‘niet (zal) worden afgesneden een man, die voor Mijn aangezicht sta, al de dagen’ (Jer. 35:19)
De Judeeërs worden gestraft (Jer.26:31, de Rechabieten gezegend (Jer.35:18,19).
Jur & Ida