English & other languages: click here!

Abraham erft het land Israël

Wie heeft recht op het land Israël?

INHOUD

  1. De eerste beloften aan Abraham
  2. Afblijven van Israël
  3. In de verstrooiing
  4. De brandende braamstruik - beeld van Israël
  5. Typen uit het Oude Testament

 

Hoofdstuk 1 - DE EERSTE BELOFTEN AAN ABRAHAM
“En Ik zal u, en uw zaad na u, het land van uw vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn” (Genesis 17:8).

De eerste profetie over land en volk
“En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u. En Ik zal u, en uw zaad na u, het land van uw vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn” (Genesis 17:7).
ISMAËL EN ISAÄK
“Och, dat Ismaël mocht leven voor Uw aangezicht!” (Genesis 17:18).
“God zei: Integendeel, uw vrouw Sara zal u een zoon baren en u moet hem de naam Izak geven. Ik zal Mijn verbond met hem maken, tot een eeuwig verbond voor zijn nageslacht na hem.

Genesis 17:20 Wat Ismaël betreft, heb Ik u verhoord. Zie, Ik heb hem gezegend en zal hem vruchtbaar maken en hem uitermate talrijk maken: twaalf vorsten zal hij verwekken en Ik zal hem tot een groot volk maken.21. MIJN VERBOND ECHTER ZAL IK MET IZAK MAKEN, de zoon die Sara u volgend jaar op deze vastgestelde tijd zal baren (Genesis 17:19-21).”

ISMAËL VERWORPEN

 “En Sara zag de zoon van Hagar, de Egyptische [d.w.z. Ismaël] , die zij Abraham gebaard had, spottende [met Isaäk]. En zij zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon van deze dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, NIET ERVEN” (Genesis 21:9, 10).

Tot een crisis gekomen

 “En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon [Ismaël]”

Een pijnlijke les

 “Maar God zeide tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over de jongen, en over uw dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem; want in Izak zal uw zaad genoemd worden” (Genesis 21:12).

“En God was met de jongen; en hij werd groot, en hij woonde in de woestijn, en werd een boogschutter. En hij woonde in de woestijn Paran; en zijn moeder nam hem een vrouw uit Egypteland” (Genesis 21:20, 21).

“En hij zal een woudezel [van een] mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn, en de hand van allen tegen hem; en hij zal wonen voor het aangezicht van al zijn broeders” (Genesis 16:12).

Een profetisch beeld

God zegt: “Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon van deze dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, NIET ERVEN” (Genesis 21:10).

Een praktische toepassing

 “Want Ik zal u uit de heidenen halen, en zal u uit al de landen vergaderen; en Ik zal u in uw land brengen. Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen. En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen. En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn” (Ezechiël 36:24-28).

“Zie, Ik kom haastig; zalig is hij, die de woorden van de profetie van dit boek bewaart” (Openbaring 22:7).

Hoofdstuk 2 - AFBLIJVEN VAN ISRAËL

Aan het oostelijke deel van de Middellandse Zee ligt een smalle, onbetekenende strook land. De oppervlakte van het land vóór de zesdaagse oorlog van 1967 was ruim 21.000 vierkante kilometer. Als u bedenkt, dat Nederland ruim 30.000 km2 beslaat, zult u het met ons eens zijn, dat Israël maar een klein land is in de hele wereld. Daarbij komt nog, dat een groot gedeelte bergachtig is en dat vooral de Negev, in het zuiden, een woestijn is. Dank zij de energieke bevloeiing wordt de woestijn echter elk jaar kleiner. In dit land wonen ongeveer 6 miljoen Joden. 

Israël ten tijde van Salomo (1 Kon. 4)   - Israël onze tijd (zelfde schaal)

Dat kleine land is de Staat Israël.

Vergeleken met andere landen heeft het slechts een klein, maar buitengewoon goed georganiseerd en gedisciplineerd leger en een kleine, maar sterke vloot. Geen land ter wereld heeft echter onder de volkeren der aarde zoiets teweeg gebracht als Israël. Geen volk is er in geslaagd zo vaak de koppen der nieuwsbladen te hebben gevuld, als Israël dat doet. Over geen volk wordt zo veel en zo vaak gesproken als over Israël. Vanaf het ogenblik dat Israëlieten hier gingen wonen en een groot aantal Arabieren het land verlieten, is Israël voorpaginanieuws geweest. De vrede in dit deel van het Midden-Oosten is de voornaamste en grootste zorg van de Verenigde Naties en aller ogen zijn op dit gebied gevestigd. De Verenigde Naties en de Veiligheidsraad hebben meer tijd moeten besteden aan het Israëlisch-Arabisch conflict dan aan ENIG ANDER ONDERWERP. Dit gebied in het Midden-Oosten is het grootste probleem voor de gehele wereld.

Waarom al die aandacht?

Let op enkele van de vele factoren, die dit land en dit volk een unieke plaats in de wereldhistorie gaven. We zullen enige van de vele bijzonderheden opnoemen, die geen ander volk ter wereld bezitten.

1. Israël, en Jeruzalem in het bijzonder, is Bijbels gezien het geografische middelpunt van de aardoppervlakte. Alle richtingaanwijzende gegevens worden gedaan vanuit dit punt. Noord in de Bijbel is noordelijk van Jeruzalem, niet noordelijk van Amsterdam of Washington. Zuid is in de Bijbel zuidelijk van Israël en evenzo is het met het oosten en het westen. De wereld draait om het land Israël en de geschiedenis der volken draait om het Heilige Land. Als Jeruzalem vrede heeft, heeft de wereld vrede. Als Jeruzalem zorgen heeft, dan hebben de volken zorgen.
2. Israël is strategisch gezien het belangrijkste land, dat er bestaat. Het ligt op een punt, waar drie werelddelen samen komen: Europa, Azië en Afrika. In dit land komen de wegen samen uit vele landen en als zodanig is het economisch en militair het middelpunt van het oostelijk halfrond.
3. Israël is het godsdienstig centrum van de wereld en van de geschiedenis. In het beloofde land (in de uitgebreide betekenis zoals ook Genesis 15:18 dit noemt) begon de historie der mensheid, nl. in de Hof van Eden. Hier viel de mens in de zonde en hier begon de verlossing. Hier werd Abraham, die bemind wordt door Joden, christenen en Islamieten, door God geroepen. In dit land gaf God Zijn wetten aan Israël. De Bijbel werd bijna helemaal in dit land geschreven. In dit land kwam de Heiland ter wereld. Hier leefde Hij, leed en stierf Hij, en werd er begraven. Hier stond Hij op uit de doden en voer Hij ten hemel. In dit land zal Hij wederkomen. (Zacharia 14:4)
4. Het land Kanaän, waarin Israël ligt, is het rijkste gebied voor wat de schatten in de aardbodem betreft. Men schat, dat tachtig procent van de waarschijnlijke olievoorraden in het Midden-Oosten liggen. De Dode Zee is een enorm pakhuis van vele miljarden tonnen aan nuttige mineralen. In de verschillende lagen van de bodem van het land worden eveneens vele soorten mineralen gevonden. Dit alles maakt dit land tot het meest begeerde van de hele wereld.
5. Bovendien is Kanaän het enige land, waarvan de hele geschiedenis nauwkeurig is voorzegd in de profetische boeken. De geschiedenis van haar volk is in details van te voren beschreven: de mensen zouden er wonen, zij zouden worden verstrooid onder de volkeren, zij zouden in den vreemde lijden, maar daarna zou een heerlijk herstel volgen in het hun beloofde land. Dit alles was duidelijk voorzegd, evenals de troosteloze woestheid van het land gedurende Israëls verstrooiing.
6. Palestina is het enige land, dat aan één enkele natie werd gegeven. Dit geschiedde met een onvoorwaardelijke belofte aan Abraham, Isaäk en Jakob. Deze belofte kan nooit worden verbroken of geannuleerd. Ze werd bevestigd door de terugkeer van het volk Israël naar het land hunner vaderen onder menselijkerwijs onoverkomelijke moeilijkheden.
7. In dit land zal de laatste en grootste oorlog uit de geschiedenis worden uitgevochten. Deze alles beslissende strijd zal de wereld volkomen vrede brengen. (Zacharia 14:4 en Openbaring 13:13-16).
8. Het land Israël zal het toneel worden van satans definitieve nederlaag aan het einde der eeuwen. Zoals hij zijn duivels werk begon in de Hof van Eden, zo zal hij in dezelfde streek zijn definitief, bitter einde vinden. (Openbaring 20:10).
9. Jeruzalem, is de enige stad in de profetie, die bestemd is om de hoofdstad van de Verenigde Wereld te worden en de zetel van de regering voor alle volken onder de heerschappij van de Koning der aarde, Israëls Messias, de Heer Jezus. (Jesaja 2:2-4 en Jeremia 33:16)
10. God heeft gezegd, dat Hij elke natie ernstig zal straffen en vonnissen, die het volk Israël zal onderdrukken. Zij immers zijn de wettige eigenaars van het land. Ieder volk, dat voor een tijd het land Kanaän veroverde en het volk Israël verdrukte, zal onder het oordeel Gods door moeten gaan, want Hij zei tot Abraham: “En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt” (Genesis 12:3a)
11. Tenslotte is het land van Israël het enige land dat de Heer MIJN land noemt: “Israël is MIJN volk en Kanaän: MIJN land”. (Joël 3:2)

De oplossing

Het tegenwoordige conflict in Israël kan slechts worden opgelost door te gehoorzamen aan Gods woord, door Gods plan voor land en volk te erkennen. Na 2500 jaren gezucht te hebben onder heidense heerschappij is Israël tenslotte als volk naar zijn eigen land teruggekeerd. Het is het grootste wonder in de wereldgeschiedenis. God is bezig zijn plan uit te voeren dat in de profetische boeken is vermeld. Wee het volk, dat in dit vastgestelde en onveranderbare plan van God tussenbeide wil komen.

De grootste zonde

Volgens de Bijbel is de grootste zonde, die de volken ooit hebben gedaan, het besluit om Palestina tussen de Israëliërs en de Arabieren te verdelen. Let wel, het gaat hier niet over de persoonlijke zonden van verschillende mensen, maar om de zonde van de volken. Wat er gebeurde in de tent van Abraham vierduizend jaar geleden, had een waarschuwend voorbeeld moeten zijn. Verdeling van het land is niet de oplossing van het probleem. Toen Israël in 1948 een zelfstandig volk werd en de eigenlijke botsing kwam over het eigendomsrecht van Kanaän, kwam de wereldvrede in een kritiek stadium. Toen werd het plan uitgevoerd waarvan God gezegd had, dat dit zijn straffen tot gevolg zou hebben. Het betrof, zoals reeds gezegd, de verdeling van Jeruzalem en het ganse land. Het was een poging om verdere strijd te voorkomen. Om politieke redenen en in de hoop, dat dan de kwestie geregeld zou zijn, kwam men een lijn overeen, die het land der belofte in tweeën verdeelde.

Hierbij werd het (onvruchtbare) zuidelijke gedeelte aan Israël toegewezen en het (vruchtbare) noorden grotendeels aan de Arabieren. Het was een serieuze poging in de hoop, dat deze regeling aan beide zijden van de grenslijn tot vrede zou leiden. Maar het tegengestelde effect werd bereikt: er bleven voortdurend grensincidenten en er dreigde steeds een algemene oorlog.

Isaäk en Ismaël

De zorgen in Abrahams tent herhaalden zich. God had duidelijk gezegd, dat Isaäk en Ismaël niet samen erfgenamen der belofte konden zijn, maar dat in Isaäk van Abrahams nakomelingschap zal worden gesproken (Gen. 17:19).
God is rechtvaardig en Hij zal voorzeker de volken richten, die Zijn vastgestelde plan in deze laatste dagen genegeerd hebben. In de profetie van Joël staat een opmerkelijke passage. God zegt hierin, dat Hij in het laatst der dagen oordeel zal brengen over de volken:
“Want ziet, in die dagen en in die tijd, als Ik de gevangenis van Juda en Jeruzalem zal wenden …” (Joël 3:1).

Hier stoppen we even om de nadruk te leggen op de juiste tijd, waarover de profeet spreekt. Hij voorziet die tijd van een bepaald kenmerk, zodat wij ons niet kunnen vergissen. Hij zegt, dat het gebeuren zal in die dagen, als Jeruzalem en Juda uit hun ballingschap zullen terugkeren naar hun eigen land. Dat betrekt deze profetie op onze dagen, want in de laatste jaren hebben wij die terugkeer naar het eigen land gezien.
 

Tevens is nu het hele land, het noorden, midden en zuiden in Joods bezit. In 1967 heeft de hereniging van Jeruzalem plaats gevonden, zodat ook nu de gehele stad Jeruzalem van Israël is. Te dien dage, zegt de profeet, zal God het oordeel over de volkeren beginnen te voltrekken. Dan gaat de tekst verder: “… dan zal Ik alle heidenen vergaderen, en zal hen afvoeren in het dal van Josafat; en Ik zal met hen aldaar richten, vanwege MIJN VOLK EN MIJN ERFDEEL ISRAËL, dat zij onder de heidenen hebben VERSTROOID, EN MIJN LAND GEDEELD” (Joël 3:2).

Ten tijde van Israëls terugkeer, zegt God, zal Ik alle volken bijeenvergaderen voor de slag bij Armageddon. Let er nu goed op, WAAROM God de volken zal oordelen. Twee dingen zijn hierin bepalend:

  1. Zij hebben MIJN volk verstrooid.
  2. Zij hebben MIJN land verdeeld.

 Dit laatste is de druppel, die de emmer doet overlopen: de verdeling van het land Israël. Dit roept om Gods ingrijpen. Dit wordt bevestigd door de profetie van Daniël, waar het oordeel over de mens der zonde, de antichrist, wordt beschreven, als hij het land zal verdelen voor “winst” of “prijs”, zoals Daniël 11:39 zegt: “…en hij zal het land uitdelen om prijs” (‘als beloning’ HSV).

 

Wij voegen hier tot slot nog één opmerking aan toe. God noemt Israël “MIJN volk” en het land Israël (of Kanaän) “MIJN land”. God Zelf is het, Die Zich belast met de verdediging van Zijn land en Zijn volk. Dit alleen moet de reden zijn van de bovennatuurlijke bewaring van het volk gedurende duizenden jaren in de geschiedenis. Dit alleen moet de verklaring zijn van de naar de mens gesproken onmogelijke overwinning van het kleine Israël op haar vijanden, die veel groter in aantal waren.

 

Met name is dit het geval geweest in de zesdaagse oorlog in juni 1967. God zegt, dat Hij niet zal toelaten dat iemand zich met Zijn land bemoeit. God zegt van Jeruzalem en Sion:

 

“Ik ijver over Jeruzalem en over Sion met een grote ijver. En Ik ben met een zeer grote toorn vertoornd tegen die geruste heidenen; want Ik was een weinig toornig, maar zij hebben ten kwade geholpen” (Zacharia 1:14b, 15)

 

Opnieuw verklaart de profeet het Woord van de Heer met deze niet mis te verstane woorden:

“Alzo zegt JAHWEH der heirscharen: Ik heb geijverd over Sion met een grote naijver; ja, met grote grimmigheid heb Ik over haar geijverd. Alzo zegt JAHWEH: Ik ben weergekeerd tot Sion, en Ik zal in het midden van Jeruzalem wonen; en Jeruzalem zal geheten worden een stad der waarheid, en de berg van JAHWEH der heirscharen, een berg der heiligheid” (Zacharia 8:2, 3).

Over Israël heeft de Heer in voor ieder begrijpelijke taal gezegd: “

Alle instrument, dat tegen u bereid wordt, zal niet gelukken, en alle tong, [die] in het gericht tegen u opstaat, zult gij veroordelen; dit is de erve der knechten van JAHWEH, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt JAHWEH” (Jesaja 54:17).

AFBLIJVEN

In honderden andere teksten waarschuwt God de mens, dat bij zich niet met Israël en het land van de Heer moet bemoeien. In vlammend schrift staat op de bladzijden van de Bijbel de waarschuwing geschreven: “Blijf er met je handen af! Afblijven van Mijn volk en van Mijn land”.

Laten wij ernstig en oprecht bidden, dat de volken - ook ons volk - deze les mogen leren en van Israël, Gods erfvolk afblijven en geen deel hebben aan de verdeling van Gods land. Moge God de leiders der volken een recht inzicht geven en hun Zijn zekere belofte aan Israël gegeven, tonen. Mogen wij letten op Gods Woord in Psalm 105:

“Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene! … Hij gedenkt Zijn verbond tot in eeuwigheid, het woord, [dat] Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten … Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaän, het snoer van uw erfdeel …

Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, [zeggende]: Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad” (Psalm 105: 6, 8, 11, 14, 15). 4 Kanttekening 162 van de Statenvertaling: “om prijs. Of, om winst, of om loon …” HANDEN AF VAN ISRAËL. AFBLIJVEN VAN GODS LAND EN VAN GODS VOLK!

 

Hoofdstuk 3 - IN DE VERSTROOIING

Naast het duidelijke plan tot redding en behoud van een verloren mensheid, is er in de hele openbaring der Schrift geen duidelijker en begrijpelijker feit, dan de belofte van een uiteindelijk en blijvend herstel van het volk Israël in het beloofde land, Kanaän, nu het land Israël. De Bijbel heeft duidelijk voorzegd, dat het volk zou worden verstrooid onder de heidenen, dat zijn de volken van de wereld, en dat is letterlijk vervuld. Nog vóór Israël het beloofde land ooit had gezien, had Mozes reeds in grote trekken hun hele historie beschreven. In Leviticus 26 lezen wij deze woorden:

“Ja, Ik zal dat land verwoesten; dat uw vijanden, die daarin zullen wonen, zich daarover ontzetten zullen. Daartoe zal Ik u onder de heidenen verstrooien; en een zwaard achter u uittrekken; en uw land zal woest, en uw steden zullen een woestijn zijn” (Leviticus 26:32, 33).

De geschiedenis heeft bewezen, dat deze profetie letterlijk is uitgekomen. Nadat Israël ongeveer 800 jaar in het land had gewoond, schoot de koning van Babel als een roofvogel op Jeruzalem neer, verwoestte de stad en voerde het volk in ballingschap weg. Na zeventig jaar keerde slechts een handjevol - ongeveer 40.000 - onder Zerubbabel, Ezra en Nehemia terug. De rest van Juda, samen met de tien stammen uit het noorden van Israël die ruim 100 jaar tevoren al gedeporteerd waren, werden verstrooid naar alle delen van de aarde. Toen in het jaar 70 onder de Romein Titus, Jeruzalem volkomen werd verwoest, werd ook het hiervoor genoemde teruggekeerde deel onder de volken verstrooid. Zo ging de profetie van Mozes letterlijk in vervulling.

Onder de volken Naast de voorzegging van hun verstrooiing profeteerde de Bijbel ook, dat zij in de landen, waarin zij verspreid zouden zijn, veel zouden lijden, en ook dat zij temidden van die volken op bovennatuurlijke wijze zouden worden bewaard. Hier volgen de woorden van Mozes, waarin hij het lot van de kinderen Israëls beschreef, terwijl zij buiten hun land zouden wonen: “En aangaande de overgeblevenen onder u, Ik zal in hun hart een weekheid laten komen in de landen van hun vijanden; zodat het geruis van een gedreven blad hen jagen zal, en zij zullen vluchten, gelijk men vlucht voor een zwaard, en zullen vallen, waar niemand is, die jaagt … Maar gij zult omkomen onder de heidenen, en het land van uw vijanden zal u verteren. En de overgeblevenen onder u zullen om hun ongerechtigheid in de landen van uw vijanden uitteren; ja, ook om de ongerechtigheden van hun vaderen zullen zij met hen uitteren”. (Leviticus 26: 36, 38-39).

Dit alles behoeft nauwelijks een verklaring. Wij hebben het meegemaakt. De geschiedenis maakt melding van pogroms, vervolgingen en gruwelen tegenover het verstrooide zaad van Israël in Spanje, Rusland, Engeland en niet vergeten in Duitsland en Italië. En wat te zeggen over de behandeling van de Joden in vele Arabische landen? Nu nog leven vele Joden daar in getto’s. Vele Joden hebben deze landen als vluchtelingen verlaten, terwijl ze al hun bezittingen moesten achterlaten. Gedurende de middeleeuwen is er een tijd geweest, een donkere en wanhopige tijd voor Israël, zodat het aantal Joden was verminderd tot nog geen miljoen overlevenden.

Dit doet ons vragen: Waarom? Hoe was dit volk in staat om al deze pogingen om het te vernietigen te overleven? Na hun verstrooiing en lijden onder de volken te hebben voorzegd, spreekt de profetie ook over hun uiteindelijke bevrijding:

 

 “Dan zullen zij hun ongerechtigheid belijden, en de ongerechtigheid van hun vaderen met hun overtredingen, waarmee zij tegen Mij overtreden hebben, en ook dat zij met Mij in tegenheid gewandeld hebben … Dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond [met] Jakob, en ook aan Mijn verbond [met] Izak, en ook aan Mijn verbond [met] Abraham zal Ik gedenken, en aan het land zal Ik gedenken … En hierenboven is dit ook; als zij in het land van hun vijanden zullen zijn, zal Ik hen niet verwerpen, noch van hen walgen, om een einde van hen te maken, vernietigende Mijn verbond met hen; want Ik ben JAHWEH, hun God! Maar Ik zal hun [ten beste] gedenken aan het verbond der voorouders, die Ik uit Egypteland voor de ogen der heidenen uitgevoerd heb, opdat Ik hun tot een God ware; Ik ben JAHWEH!” (Leviticus 26:40, 42, 44-45).

 

Israël als volk is even onvernietigbaar als het Woord van God. De Heer heeft de belofte gegeven, dat het zaad van Abraham voor altijd zal bestaan, om tenslotte volledig in het eigen land te worden hersteld. Hetzelfde lezen wij in Deuteronomium. Wat het profetische woord 3500 jaar geleden heeft meegedeeld, wordt in Deuteronomium 28 herhaald.

 

“En JAHWEH zal u verstrooien onder alle volken, van het ene einde der aarde tot aan het andere einde der aarde; en aldaar zult gij andere goden dienen, die gij niet gekend hebt, noch uw vaders, hout en steen. Daartoe zult gij onder die volken niet stil zijn, en uw voetzool zal geen rust hebben; want JAHWEH zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der ogen, en mattigheid der ziel. En uw leven zal tegenover u hangen; en gij zult nacht en dag schrikken, en gij zult van uw leven niet zeker zijn. Des morgens zult gij zeggen: Och, dat het avond ware; en des avonds zult gij zeggen: Och, dat het morgen ware; vanwege de schrik van uw hart, waarmee gij zult verschrikt zijn, en vanwege het gezicht van uw ogen, dat gij zien zult” (Deuteronomium 28:64-67).

In deze teksten hebben wij de meest aanschouwelijke en gedetailleerde beschrijving van de belevenissen van Israël gedurende de eeuwen, dat ze onder de volken verstrooid waren. Ondanks alle pogingen van mensen en duivel om hen te vernietigen, zijn zij er doorheen gekomen, al die 3500 jaren lang. Zij hebben hun identiteit onder de andere volken niet verloren, zelfs niet in Amerika, de smeltkroes der volken. Immigranten uit andere landen verliezen spoedig de kenmerken van hun vreemde afkomst.

Na één of twee generaties zijn zij volkomen in de grote massa opgegaan en hun oorspronkelijke afkomst vergeten. Maar met de Joden is dat nooit het geval geweest, want God heeft hen bijeen gehouden als een afzonderlijk volk, omdat Hij hen voorbeschikt had voor de heerlijke tijd van Zijn toekomstig koninkrijk. Na eeuwen buiten hun vaderland te hebben gewoond en verkeerd te hebben onder vreemde volken, hebben zij toch hun identiteit, hun gewoonten en hun godsdienst weten te bewaren. Dat is een groot wonder!

 

De terugkeer in het eigen land

Wij laten de profetieën, die handelen over Israëls verstrooiing en hun rondzwerven onder de volken nu rusten om onze aandacht te besteden aan de profetieën die spreken over hun bijeenvergadering in hun eigen land. Voordat wij er een aantal teksten over aanhalen, willen wij u in herinnering brengen, dat zij werden uitgesproken in dezelfde tijd als waarin gesproken werd over de verstrooiing. En van de profetieën betreffende hun verstrooiing weet u, dat ze allemaal letterlijk vervuld zijn. Wij kunnen dit feit niet te sterk benadrukken. De profetieën over Israëls zegeningen in het land, hun deportatie omstreeks 600 jaar voor onze jaartelling, hun vervolging, al deze dingen zijn LETTERLIJK vervuld.

 

De aanwezigheid van een letterlijk volk Israël in het beloofde land, na duizenden jaren van verdrukking is een onmiskenbaar bewijs, dat de Oudtestamentische profetieën letterlijk vervuld worden. Toen deze profetieën, die nu reeds vervuld zijn, werden uitgesproken, werd tegelijk gesproken over een betere toekomst voor ditzelfde volk Israël.

Het had te maken met een verre toekomst, dan zou ditzelfde volk op een bijzondere manier opnieuw Gods zegen ervaren.

Hoe kunnen mensen dan toch beweren, dat er geen zegen meer is voor dit volk? Volgens welke uitlegmethode kunnen zij dan met dezelfde zekerheid zeggen, dat de onvervulde profetie van Israëls heerlijke toekomst nooit zal worden vervuld?

De Schrift vergeestelijken
De vergeestelijking van het Woord van God door overigens consequente mensen is in één woord een raadsel. Door alle profetieën van Israëls verstrooiing, lijden en vervolging uit het verleden toe te passen op het letterlijke Israël en vervolgens zonder een spier te vertrekken alle beloften voor Israëls toekomstige zegeningen toe te passen op de kerk, is een onvergefelijke fout, die Gods plan tot herstel van Israël vertroebelt. Veel te lang hebben wij de vervloekingen uit de Schrift op Israël toegepast, en de zegeningen aan dit volk ontstolen, omdat wij de beloften van een heerlijke toekomst voor dit volk verwierpen.

Als de “vergeestelijking” van de Schrift het werk is van een geest, dan moet dit een boze geest zijn geweest. Wij kunnen beter luisteren naar het Woord van God.

“Voorts zal het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die ik u voorgesteld heb; zo zult gij het weer ter harte nemen, onder alle volken, waarheen u JAHWEH, uw God, gedreven heeft; En gij zult u bekeren tot JAHWEH, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, naar alles, wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel. En JAHWEH, uw God, zal uw gevangenis wenden, en Zich over u ontfermen; en Hij zal u weer vergaderen uit al de volken, waarheen u JAHWEH, uw God, verstrooid had. Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, van daar zal u JAHWEH, uw God, vergaderen, en van daar zal Hij u nemen. En JAHWEH, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen” (Deuteronomium 30:1-5).

 

Deze beloften werden op Gods bevel door Mozes gegeven, jaren voordat het volk een voet in het beloofde land had gezet. Nadat de Israëlieten Kanäan waren binnengetrokken, hebben zij het ongeveer 800 jaar in bezit gehad. Ongeveer 700 jaar voor onze jaartelling werd het noordelijke rijk der tien stammen, Israël, gedeporteerd naar Assyrië. Zo’n honderd jaar later werd het tweestammenrijk Juda, overweldigd door Nebukadnezar. Hij verwoestte de tempel en voerde allen, behalve een overblijfsel van het volk, weg naar Babel. Dit scheen het einde te zijn van dit uitverkoren volk. Velen van hen gaven alle hoop op en kwijnden weg in ballingschap. Juist in die tijd zond God hun zijn profeten om de gelovigen te bemoedigen en hun te verzekeren, dat God Zijn verbondsbelofte niet was vergeten.

 

Deze profeten herinnerden Israël er aan, dat niet alleen hun ballingschap, hun verstrooiing en hun lijden eeuwen tevoren waren voorzegd, maar ook hun definitieve bevrijding. Wij wijzen u op de woorden van Ezechiël toen hij Israël aan dit alles herinnerde. Na hun in gedachten te hebben gebracht, dat hun tegenwoordige toestand voorzegd was, gaat hij verder met te spreken over de beloften, die Dezelfde betrouwbare God gesproken heeft over hun uiteindelijke bevrijding.

 

“Want Ik zal u uit de heidenen halen, en zal u uit al de landen vergaderen; en Ik zal u in uw land brengen … En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn” (Ezechiël 36:24, 28).

 

Nog niet vervuld

Nu zijn er mensen, die ons willen doen geloven, dat de terugkeer van Juda uit Babylon na de zeventigjarige ballingschap, de vervulling was van al deze profetieën betreffende Israëls herstel. Dit is echter absoluut onmogelijk, omdat slechts 40.000 mensen met Nehemia terugkeerden, terwijl dezen bijna allen tot het zuidelijke koninkrijk Juda behoorden. Zij kregen hun onafhankelijkheid noch hun land terug. Tot aan de verwoesting van Jeruzalem waren zij onderdanen van vreemde, heidense mogendheden. Deze terugkeer van een handjevol Joden naar Palestina in 530 voor Christus was maar tijdelijk. In 70 na Christus werd Jeruzalem volkomen verwoest en de overlevende bewoners werden verstrooid naar de vier hoeken der aarde.

In onze tijd is een grote stroom Joden naar hun vaderland teruggekeerd om de definitieve uitspraken van Gods Woord waar te maken. Een paar Schriftgedeelten van de honderden die er in de Bijbel over spreken, zullen u bewijzen, dat het algehele herstel van Israël in het eigen land niet te vergelijken is met hun terugkeer uit de Babylonische gevangenschap van weleer. Jesaja spreekt:

 “Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weer te verwerven het overblijfsel van Zijn volk, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrië, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee. En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier einden van het aardrijk” (Jesaja 11:11-12).

Jeremia spreekt: “En Ik zal het overblijfsel van Mijn schapen Zelf vergaderen uit al de landen, waarheen Ik ze verdreven heb; en Ik zal ze terugbrengen tot hun kooien, en zij zullen vruchtbaar zijn, en vermenigvuldigen … Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt JAHWEH, dat zij niet meer zullen zeggen: [Zo waarachtig als] JAHWEH leeft, Die de kinderen Israëls uit Egypteland heeft opgevoerd. Maar: [Zo waarachtig als] JAHWEH leeft, Die het zaad van het huis Israëls heeft opgevoerd, en Die het aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarheen Ik ze gedreven had! want zij zullen wonen in hun land” (Jeremia 23:3, 7-8).

Ezechiël spreekt: “Spreek dan tot hen: Zo zegt de Heere JAHWEH: Ziet, Ik zal de kinderen Israëls halen uit het midden der heidenen, waarheen zij getrokken zijn, en zal ze vergaderen van rondom, en hen brengen in hun land; En Ik zal ze maken tot een enig volk in het land, op de bergen Israëls; en zij zullen allen te samen een enige Koning tot koning hebben; en zij zullen niet meer tot twee volken zijn, noch voortaan meer in twee koninkrijken verdeeld zijn” (Ezechechiël 37:21-22).

 

Amos spreekt: Schriftgedeelte na Schriftgedeelte kan worden aangehaald, maar in het bijzonder willen wij uw aandacht nog vestigen op één tekst, die, al zouden wij deze alleen kennen, voldoende zou zijn. Luister naar Amos: “En Ik zal de gevangenis van Mijn volk Israël wenden, en zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, en wijngaarden planten, en de wijn daarvan drinken; en zij zullen hoven maken, en de vrucht daarvan eten. En Ik zal ze in hun land planten; en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit hun land, dat Ik hun gegeven heb, zegt JAHWEH, uw God” (Amos 9:14-15).

 

In dit gedeelte belooft de God van Israël hen een definitief herstel, een weer terugbrengen in hun land, OM NOOIT MEER DAARUIT VERDREVENTE WORDEN. Deze woorden kunnen niet mis verstaan worden. Wij herhalen ze: “En zij zullen niet meer worden uitgerukt uit hun land, DAT IK HUN GEGEVEN HEB” (Amos 9:15)

.

God gaf hun het land, dat bij de belofte aan Abraham reeds inbegrepen was, en Zijn woord faalt nooit. Vandaag na jaren van verdrukking is er weer een politiek georiënteerd Israël in het eigen land en spoedig zal de geestelijke ontwaking plaats vinden overeenkomstig het Woord van God.

“En zij zullen niet meer, een ieder zijn naaste, en een ieder zijn broeder, leren, zeggende: Kent JAHWEH! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt JAHWEH; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hun zonden niet meer gedenken” (Jeremia 31:34).

Er moet nog slechts één ding gebeuren voor de algehele herstelling van Israël. Dat is de komst van hun Messias-Koning. De toekomstige gebeurtenissen zullen als volgt plaats vinden: Eerst de afval en de tirannie van de antichrist met de grote verdrukking en vervolgens Israëls algehele, glorierijke herstel.

De vijgenboom

De vijgenboom - beeld van Israël - is gaan uitlopen; de knoppen zijn te voorschijn gekomen en na eeuwen lang schijnbaar verdord te zijn geweest, staat de boom, rijkelijk bloeiend, weer in de tuin van Kanaän. Spoedig zullen de vruchten volgen. Jezus zei:

“En leert van de vijgenboom deze gelijkenis; wanneer nu zijn tak teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is.  Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat [het] nabij, voor de deur is” (Markus 13:28-29)

Hoofdstuk 4 - DE BRANDENDE DOORNSTRUIK - BEELD VAN ISRAËL

Een bespreking over het wondervolk Israël zou nauwelijks volledig zijn, als er ook geen aandacht zou worden besteed aan de profetische beschrijving van Israël, zoals wij die vinden in de geschiedenis van de brandende Doornstruik in de woestijn, in het begin van de geschiedenis van Israël. In Exodus 3 lezen wij over Mozes, de bevrijder van Israël: “En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, de priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en hij kwam aan de berg Gods, aan Horeb. En de Engel van JAHWEH verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd” (Exodus 3:1-2).

Ieder die de moeite wil nemen om het hele gedeelte te lezen, zal het onmiddellijk duidelijk worden, dat dit brandende braambos een beeld is van Israël. Het is een beeld, niet alleen van de Hebreeën ten tijde van Mozes die door de vuuroven der vervolging van Egypte heen gegaan zijn en op bovennatuurlijke wijze werden bewaard, maar het is ook een profetie van de hele toekomst: van hun rondzwerven onder de volken, van het moeten verduren van vervolgingen, maar tevens van hun blijven bestaan. Nooit zouden ze volkomen uitgeroeid worden, ze zouden niet verteerd worden.

 

Het zou niet mogelijk zijn een betere beschrijving van de geschiedenis van dit volk te geven dan die van de Doornstruik; altijd brandend, maar niet vernietigd. Waarom kon de Doornstruik niet verbranden en waarom kan Israël niet uitgeroeid worden?

Omdat in het midden van de struik en omdat in het midden van het volk hun JAHWEH Elohim, hun God was, Die hier de Engel van Jahweh genoemd wordt. De vernietiging van het volk van de Doornstruik zou gelijk staan met de vernietiging van de Almachtige God Zelf. En dat is onmogelijk!

De brandende Doornstruik Israëls plaats in de historie is een plaats geweest van vuur. Geen andere natie is zo gezegend èn zo vervolgd als dit volk. Vanaf het begin van zijn geschiedenis kan geen beter beeld voor alles wat er gebeurd is worden gebruikt, dan dat van het gaan door het vuur. Overal in het Woord van God hebben wij de profetieën, die met nooit verminderde volharding en ongewone duidelijkheid vertellen, dat de geschiedenis van Gods volk er een zou zijn van verdrukking en van zorg.

Wanneer wij, die het voordeel hebben te kunnen terugzien vanuit onze tijd naar het verleden, dan kunnen wij de geschiedenis van de brandende Doornstruik volgen en kunnen wij niet anders doen dan de feiten als juist aanvaarden. 

De geschiedenis heeft bewezen, dat het Woord van God betrouwbaar is. Vanaf de geboorte van het volk in Egypte is de geschiedenis een aaneenschakeling van vreselijke vervolgingen geweest. Wij zien hen in Egypte, zwoegend in hun zweet. Ook toen Mozes rustig de kudden weidde, zuchtten zij in slavernij, werden geslagen en misbruikt, moesten ten dode toe arbeiden en werden zelfs gedwongen hun onschuldige baby’s in de rivier te werpen. Op een andere plaats zien wij hen in de vreselijke vuuroven van de ballingschap, toen zij in Babylon hun harpen aan de wilgen hingen en weigerden de liederen Sions te zingen. Hoewel er een overblijfsel onder Nehemia en Zerubbabel terugkeerde naar Israël, bleven zij niettemin onderdanen van vreemde machthebbers.

Tenslotte, toen in 70 na Christus de heiden Titus Jeruzalem plunderde en het totaal verwoestte, werden zij over de hele wereld verspreid. Vanaf die tijd tot nu toe heeft de Doornstruik onafgebroken gebrand. In Babylon, in Perzië, Griekenland en Rome, kwijnden ze weg van droefheid. Toen werd nieuwe brandstof op het bos gegooid, eerst in Rusland en vervolgens werd het vuur in grote woede aangewakkerd in Duitsland, door de duivelse, antisemitische, krankzinnige Hitler. Het vuur ging verder in Italië, Polen, in alle centraal-Europese landen en korte tijd daarna brak het opnieuw uit in Egypte, toen er meer dan 30.000 met geweld verdreven werden en uit het land verbannen.

Slechts de eeuwigheid zal de volle omvang van het lijden dat dit volk door de handen van zijn vijanden heeft verduurd, onthullen. Het is triest dat het gezegd moet worden, maar dit lijden werd veroorzaakt door de handen van hen, die de grootste vrienden van Israël moesten zijn. In het kort is dit het verhaal van de brandende Doornstruik. Als men de tekst nauwkeurig en in zijn geheel leest, zal men zien, dat God Mozes onderwees, dat, hoewel de Israëlieten in Egypte wegkwijnden, HIJ ALTIJD MET HEN ZOU ZIJN EN HEN BEWAREN, ondanks alle satanische pogingen van de duivel en de farao samen.

 

De Doornstruik bewaard

Maar nu komt het wonder: De struik verteerde niet. Het spreekt ons van het wonder van Israëls bewaring door alle tijden heen. Er bestaat geen groter argument voor de inspiratie van de Bijbel dan DE JODEN VAN VANDAAG. Duizenden jaren geleden voorzegde God de geschiedenis van dit volk, dat hoewel verstrooid onder alle volken, nooit zou worden vernietigd en NOOIT HUN IDENTITEIT ZOU VERLIEZEN.

 

Het is onmogelijk, ons een volk voor te stellen, dat eeuwen lang geen vaderland had, dat verstrooid was onder alle volken der aarde en toch onbesmet bleef en zich niet vermengd heeft met andere naties. Terwijl immigranten uit andere volken zich in één of twee generaties in het nieuwe vaderland hebben geassimileerd en daar hun bijzondere nationale eigenschappen hebben verloren, is dit bij Israël nooit gebeurd. Hij blijft de EEUWIGE JOOD. Dit alles geschiedt volgens Gods Woord. God bewaart de Jood voor Zijn toekomstige plan om de wereld te redden. God is in de brandende Doornstruik en die verteert niet.

Men zou een boek kunnen samenstellen met teksten uit het hele Woord van God, die alle verklaren, dat Israël onvernietigbaar is, want het is het volk van de brandende Doornstruik. Wij zullen een aantal teksten opnoemen. “En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u. En Ik zal u, en uw zaad na u, het land van uw vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn” (Genesis 17:7-8).

Luister ook naar Jeremia, als hij spreekt over het lijden van Israël onder de volken: “Gij dan, vrees niet, o Mijn knecht Jakob! spreekt JAHWEH, ontzet u niet, Israël! want zie, Ik zal u uit verre [landen] verlossen, en uw zaad uit het land van hun gevangenis; en Jakob zal weerkomen, en stil en gerust zijn, en er zal niemand zijn, die [hem] verschrikt. Want Ik ben met u, spreekt JAHWEH, om u te verlossen; want Ik zal een voleinding maken met al de heidenen, waarheen Ik u verstrooid heb; maar met u zal Ik geen voleinding maken; maar Ik zal u kastijden met mate, en u niet gans onschuldig houden” (Jeremia 30:10-11).

En dezelfde profeet verklaart: “Ziet, Ik zal ze aanbrengen uit het land van het noorden, en zal hen vergaderen van de zijden der aarde; onder hen zullen zijn blinden en lammen, zwangeren en barenden te zamen; [met] een grote gemeente zullen zij hierheen weerkomen … Hoort het woord van JAHWEH, gij heidenen! en verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Israël verstrooid heeft, zal hem weer vergaderen, en hem bewaren als een herder zijn kudde. Want JAHWEH heeft Jakob vrijgekocht, en Hij heeft hem verlost uit de hand van hem, die sterker was dan hij” (Jeremia 31:8, 10-11).

Men zou een groot aantal teksten uit alle profetische boeken kunnen opnoemen, wij zullen ons tot nog één aanhaling uit Amos beperken: “Ziet, de ogen van de Heere JAHWEH zijn tegen dit zondig koninkrijk, dat Ik het van de aardbodem verdelge; behalve dat Ik het huis Jakobs niet volkomen zal verdelgen, spreekt JAHWEH” (Amos 9:8).

Wij geloven zeer sterk, dat de dag van Israëls gaan door het brandende braambos bijna voorbij is. Na nog een korte periode van zéér zware vervolging tijdens de grote verdrukking, die de Bijbel “de benauwdheid van Jakob” noemt, waarover geschreven wordt in Jeremia 30:7, zal Israël blijvend worden bevrijd. De profeet beschrijft het met deze woorden: “O wee! want die dag is zo groot, dat zijns gelijke niet geweest is; en het is een tijd van benauwdheid voor Jakob; nog zal hij daaruit verlost worden” (Jeremia 30:7).

Dan, en niet eerder, zal de brandende Doornstruik uitdoven en in de plaats daarvan komt een vruchtbare boom. Dat is Gods werk. Wij lezen er over in Jesaja: “In de toekomende zal Jakob wortelen schieten, Israël zal bloeien en groeien; en zij zullen de wereld met inkomsten vervullen” (Jesaja 27:6).

 

De toepassing voor deze tijd

Dit is het, wat de brandende Doornstruik ons vertelt. Israël is het volk, dat nog steeds belaagd wordt en buiten de eigen staat nog steeds vervolgd wordt. Maar alle eeuwen door is het op wonderlijke wijze in stand gehouden. Eerst riep God Mozes, en na een korte tijd, waarin God plagen en oordelen over Egypte liet komen, werd het gehele volk Israël bevrijd om naar hun eigen land te gaan en dit in bezit te nemen. Dan lezen wij, dat er toen geen hoef achterbleef, (Zie Exodus 10:26).

Ik vraag mij af, hoeveel lezers zich realiseren dat wij momenteel staan voor een profetische herhaling van deze gebeurtenis in de woestijn. Egypte is het type van de volken die Israël vervolgen. Maar God had Zijn volk niet vergeten. Hij riep Zijn knecht Mozes. Mozes is in deze geschiedenis het type van de grote Bevrijder, Israëls Messias, die wij kennen als de Heer Jezus. Deze Bevrijder was groter dan Mozes, de woestijnleider.

Spoedig zal Jezus wederkomen als Messias van Israël en zal Hij de profetieën die nog op vervulling wachten, vervullen. Dan zal Hij de beloften aan Abraham gegeven, waar maken. De Messias zal Zijn volk opnieuw uit de slavenhuizen der moderne volken halen en hen allen in hun eigen land brengen. Profetisch gezien staan wij vlak voor dat moment. De jaren van slavernij zijn voor Israël, voor zover zij nog niet in eigen land zijn, spoedig voorbij. Israel, de vrouw is de bruid!

 

De brandende Doornstruik verspreidt na 1948 een geweldige hitte, doch slechts voor een korte tijd. Dat is de tijd van Jakobs benauwdheid, die in de Bijbel “grote verdrukking” en “de dag van Jahweh” genoemd wordt. Na die periode van grote verdrukking, die de laatste vuurgloed van de brandende Doornstruik zal zijn, zal hun “Mozes”, hun Messias, de Heer Jezus terugkeren. Hij zal hun verdrukkers en vijanden afdoende straffen d.w.z. verdelgen.

Daarna zal Hij alle Israëlieten in het land hunner vaderen brengen, het land, waarvan wij de herrijzenis hebben meegemaakt. Dit alles zal zijn volgens het onfeilbare Woord Gods, zoals beschreven staat in Jeremia 23: “In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israël zeker wonen” (Jeremia 23:6).

 

Wij zien het politieke Israël als een soevereine natie gevestigd in het land. Wij geloven, dat wij bijna het eind van Israëls gaan door de vuurgloed der verdrukking, haat en vijandschap hebben bereikt en daarmee tevens het eind van deze periode uit de wereldgeschiedenis.

De vraag “Wie heeft recht op het land Israël?” kan vanuit de Bijbel alleen maar beantwoord worden met: “De nakomelingen van Abraham in de lijn van Isaäk”, d.w.z. het volk Israël. God heeft het land aan dit volk beloofd, door de eeuwen heen voor hen gereserveerd en God zal het in de toekomst in al zijn uitgebreidheid, zoals God dit beloofd had, aan hen geven.

Terwijl het broedervolk Ismaël dan zeker in vrijheid in datzelfde gebied zal wonen, zal Isaäk, Israël de rechtmatige eigenaar van het land zijn. Dat is de wil van God, zo blijkt uit de Bijbel.

 

Hoofdstuk 5 - TYPEN UIT HET OUDE TESTAMENT

Dat het volk Israël als een soevereine, politieke staat in het land Palestina woont, is het grootste internationale wonder van de hele wereldhistorie. In het jaar 1948 werd een volk, dat gedurende tweeduizend jaar onder alle naties der wereld verstrooid was geweest, plotseling opnieuw geboren, om zijn plaats onder de volken der aarde in te nemen. Waarschijnlijk realiseren slechts zeer weinigen zich van welk een belang deze gebeurtenis is. Alles was duizenden jaren tevoren voorzegd en geprofeteerd tot in de kleinste bijzonderheden.

De Bijbel is vol van profetieën, die heenwijzen naar deze betekenisvolle gebeurtenis. In Jeremia 23, dat honderden jaren vóór Christus’ geboorte geschreven werd, lezen wij: “Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt JAHWEH, dat zij niet meer zullen zeggen: [Zo waarachtig als] JAHWEH leeft, Die de kinderen Israëls uit Egypteland heeft opgevoerd. Maar: [Zo waarachtig als] JAHWEH leeft, Die het zaad van het huis Israëls heeft opgevoerd, en Die het aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarheen Ik ze gedreven had! want zij zullen wonen in hun land” (Jeremia 23:7-8).

Niemand, behalve degenen die volkomen verblind zijn door traditie en vooroordeel, behoort het te ontgaan, dat het bestaan van de staat Israë, het begin is van de letterlijke vervulling van deze profetische woorden, die door God 2500 jaren geleden gesproken zijn.

 

Jakob, Rachel en Lea

In het Woord van God vinden wij honderden profetieën, die alle spreken over Israëls verlossing.

Naast de duidelijke woorden van profetie bevat de Bijbel ook een aantal onmiskenbare beelden en typen van Gods plan met betrekking tot Zijn uitverkoren volk. In Jakob, de vader van de twaalf stammen van Israël, hebben wij een duidelijk beeld van de geschiedenis van dit volk. Jakob verliet het huis van zijn vader Isaäk en ging wonen in een ver land, waar hij knecht werd bij een van zijn familieleden. Terwijl hij ver weg was van het huis van zijn vader, profiteerde een ander van hem. Hij werd opgelicht en schandelijk behandeld door zijn oom Laban. In dat vreemde land verwierf hij twee bruiden, Rachel en Lea. Rachel had hij het eerst lief gekregen, maar toen de tijd van de bruiloft kwam, werd zij hem onthouden en werd Lea zijn vrouw. Lea was vruchtbaar. Rachel bleef onvruchtbaar, totdat zij leerde de Heer aan te roepen en toen werd ook zij vruchtbaar en schonk het leven aan Jozef en Benjamin.

 

De toepassing.

Let nu eens op de wijze waarop God in die tijd handelde. Jakob is hier een beeld van de Messias. Deze beide vrouwen zijn te vergelijken met de twee ‘huizen’ van Israël, Efraïm en Juda.  Als Messias kwam Jezus eerst voor Israël. Zijn liefde ging eerst uit naar dit volk. Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem (toen) niet aangenomen (zie Johannes 1:11). Hij werd verworpen. Toen bleef, net als Rachel indertijd, Israël onvruchtbaar en werd veracht. Aan miljoenen is sinds de Heer Jezus op aarde was het Evangelie gepredikt. Doch Israël zal volgens de Bijbel eenmaal rijke vruchten voortbrengen, net zoals Rachel toch vruchtbaar werd. Er komt een tijd, dat ook zij vruchtbaar zal zijn en ‘Jozefs’ en ‘Benjamins’ zal baren, de geliefden, en de zonen van Gods eigen rechterhand. Over dit toekomstige herstel van het volk Israël, over zijn vruchtbaarheid en over zijn heerschappij over de aarde spreekt Jesaja 54:

 

“Zing vrolijk, gij onvruchtbare, [die] niet gebaard hebt! maak geschal met vrolijk gezang, en juich, [die] geen barensnood gehad hebt! want de kinderen der eenzame zijn meer, dan de kinderen der getrouwde, zegt JAHWEH” (Jesaja 54:1).

 

En even verder lezen wij, hoe de Heer deze woorden spreekt: “Want uw Maker is uw Man, JAHWEH der heirscharen is Zijn Naam; en de Heilige Israëls is uw Verlosser; Hij zal de God van de ganse aardbodem genoemd worden” (Jesaja 54:5). Het proces van dit herstel van het volk Israël is nu bezig. De vijgenboom is niet alleen gaan uitbotten, maar zit vol met bloesems van de beloften. Spoedig zal de Heer komen en haar uiteindelijke bevrijding voltooien. Deze bevrijding is glorieus voorzegd door de profeet Zefanja in de triomfantelijke woorden:

 

“Zing vrolijk, gij dochter Sions, juich, Israël; wees blijde, en spring op van vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems! … JAHWEH uw God, is in het midden van u, een Held, [Die] verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over u verheugen met gejuich” (Zefanja 3:14, 17).

De geschiedenis van Jozef Een ander heerlijk beeld van Gods grote plan met Israël is te vinden in de geschiedenis van Jozef, de zoon van Jakob. Jozef was de meest geliefde zoon van zijn vader. Hij droeg een veelkleurig overkleed. Zijn broers echter haatten hem, omdat hij hen van te voren vertelde wat er zou gebeuren en profeteerde over zijn verhoging die zou volgen. Hij vertelde hun over de dromen die hij had gehad, waarin al zijn broers zich voor hem neerbogen. Dit was te veel voor hen. Zij konden het niet aanvaarden dat hij zó over zichzelf sprak. Toen gebeurde het op een dag, dat zijn vader hem naar de broers stuurde om hun enige dingen te brengen. Hij moest ook vragen hoe zij het maakten en de groeten overbrengen.

Hij zocht hen op en vond hen in Dothan (betekent 2 bronnen).. De broers zagen hem aankomen en beraamden een plan om van hem af te komen. Zij grepen hem beet en smeten hem in een put. Toen Ismaëlitische kooplieden daar voorbijkwamen, verkochten zij hem voor twintig zilverstukken. Zij haalden hem uit de put. Hij werd naar Egypte gebracht, waar hij dienaar werd in het huis van Potifar. Spoedig werden er valse beschuldigingen tegen hem ingebracht, waarop hij in de gevangenis werd geworpen. Uit die gevangenis kwam hij tot een hoge positie en werd verheven tot de rechterhand  van de koning van Egypte. Hij werd de redder van Egypte, want hij zorgde ervoor, dat er tijdens de zevenjarige verschrikkelijke hongersnood voldoende voedsel was. Toen hij in Egypte onderkoning was, ontving hij een heidense bruid en werd vader van een gezin. Tijdens die vreselijke hongersnood kwamen Jozefs broers om koren van hem te kopen. Ze werden bij hem gebracht en hij werd hun weldoener. Jozef bracht zijn vader en broers in het land waar overvloed heerste en zij genoten daar van vrede en voorspoed.

 

Het antitype van Jozef

Ik ben er zeker van, dat u hebt opgemerkt, hoe al deze feiten uit Jozefs leven onmiskenbaar heenwijzen naar de Heer Jezus. Ook Hij was de geliefde Zoon van Zijn Vader. Op een dag zond Zijn Vader Hem, net als Jozef naar zijn broeders, die in het land van Dothan woonden. Toen Zijn broeders Hem zagen, haatten zij Hem ook zonder oorzaak. Zij geloofden niet, dat Hij was voor Wie Hij Zich uitgaf en zij verkochten Hem voor dertig zilverstukken. Zij dachten, dat dit het einde was van de Heer Jezus, die groter was dan Jozef. Ook zij leverden Hem over in de handen van heidenen en namen Zijn boodschap niet aan. Hij werd vals beschuldigd. Tenslotte werd Hij in de gevangenis, “de dood”, geworpen. Maar God bevrijdde Hem, wekte Hem uit de dood op en verhoogde Hem door Hem een plaats te geven aan de rechterhand van de Koning. En daar is Hij nu!  De gelovige heidenen werden toen al ‘opgenomen’ in het volk Israël. (proseliet) En dat is iets anders dan de bedachte 'opname' doctrine. Want dat is vervangingstheologie via de achterdeur.

 

De grote verdrukking komt over heel de wereld

Daarna zal de grootste hongersnood aller tijden de wereld teisteren; de grote verdrukking zal losbreken en Zijn broeders, het volk Israël, zal bedreigd worden met vernietiging. In hun wanhoop zullen zij zich wenden tot hun verworpen Broeder. Hij zal hen bevrijden en Zich met hen verzoenen. De profeet Zacharia beschrijft op een bijzondere manier, hoe dan onder tranen Israël tot de Messias zal komen, nadat Hij hen op een bijzondere wijze zal redden en beschutten. Als God dan Zijn Geest over Zijn volk zal uitstorten, zoals ook de andere profeten dit voorzegd hebben, en:

“Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als [met] de rouwklacht over een enige zoon; en zij zullen over Hem bitter kermen, gelijk men bitter kermt over een eerstgeborene” (Zacharia 12:10).

Israël zal Hem herkennen en Hem met waarachtig berouw aanvaarden.

Ook Mozes

Dezelfde overeenkomst vindt u in de geschiedenis van Mozes. Ook Mozes werd door zijn eigen volk verworpen, toen hij zich de eerste keer bij zijn broeders aanbood om hen te helpen. Men begreep hem niet en Mozes ging als een niet-erkende helper de wildernis in. Toen Mozes in de woestijn was, trouwde hij daar met een heidense bruid. Veertig jaar later keerde hij terug om hun bevrijder te worden. Zo ook, net als Mozes, werd de Heer Jezus verworpen: “Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen” (Johannes 1:11). Maar haar Maker, haar Man laat het daar niet bij zitten.

Deze door Israël verworpen Man is nu bezig als Israëls Bevrijder om Israël, Zijn vrouw terug te nemen, zoals Hosea het moest uitbeelden in Hosea 3:2.  te worden.

 

Wat een prachtig beeld van Hem, van wie Mozes zei: “Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u JAHWEH, uw God, verwekken” (Deuteronomium 18:15, 18).

Mozes leek op onze gezegende Heer. Niet gedurende veertig jaar, maar van eeuwigheid af was Hij in het paleis van de Koning der koningen en bereidde Hij Zich voor op Zijn grote werk. Toen Hij op een dag Zich openbaarde en tot de Zijnen kwam, verwierpen zij Hem. Nu is Hij de Goede Herder en zal Hij de Bevrijder en Bruidegom van Zijn volk Israël worden.

 

Koning David Wat wij hebben gezien in de profetische beelden van Jakob, Jozef en Mozes, vindt zijn hoogtepunt in de geschiedenis van Israëls grote koning, David, die in het bijzonder het type was van de Messias van Israël als de redder der wereld.

David was gezalfd tot koning van Israël. Hoewel hij beschouwd werd als de minste van zijn broers werd hij niettemin “gezalfd met de vreugdeolie boven zijn medegenoten” (vgl. Psalm 45:8).

Hoewel hij Gods gezalfde was, werd ook hij in het begin niet door zijn volk erkend. In plaats van David regeerde Saul over Israël en ging David, Gods gezalfde, in ballingschap. Toen hij in den vreemde als balling verkeerde, ontving hij ook een bruid. Tenslotte werd hij na de nederlaag van de valse koning Saul door zijn volk geaccepteerd. Hij werd hun grote koning. Onder zijn regering ving de grootste bloeitijd aan uit Israëls geschiedenis: het type van het Messiaanse Rijk, dat is het duizendjarig rijk, zoals Openbaring 20 het noemt, dat nog komen moet. U hebt natuurlijk reeds een afschaduwing herkend van de komende Verlosser. Ook Jezus werd verworpen toen Hij de eerste keer kwam.

 

“Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen” (Johannes 1:11). Als Verworpene verliet Hij hen, terwijl satan als “de god dezer eeuw” (2 Kor 4:4), getypeerd door koning Saul, heerste. Eén dezer dagen komt Hij weer met Zijn heiligen, nadat Hij de god dezer eeuw heeft verslagen en de valse profeet en de antichrist in de poel des vuurs heeft geworpen. Dan zal Hij komen om als Koning te worden gekroond, en:

“Hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde … Ja, alle koningen zullen zich voor hem neerbuigen, alle heidenen zullen hem dienen” (Psalm 72:8, 11).

 

De praktische toepassing

Nu wij gekomen zijn aan het einde van deze studie, komt de vraag tot ons: Wat betekent dit alles voor ons persoonlijk? Wat betekent het voor u, als u niet behouden bent? Misschien vindt u het een tamelijk droge opsomming van Oudtestamentische geschiedenis en zegt dit alles u niet veel. Voor de gelovige echter, wiens ogen zijn open gegaan voor de waarheid van Gods Woord en het plan van deze eeuw, is het een grote troost.

Voor ons betekent het de zekerheid van de eenheid, de onfeilbaarheid en de harmonie van dit kostbare Boek, de Bijbel, het Woord van God. Of wij nu de geschiedenissen van Jozef, Mozes of Jakob lezen, dan wel in Genesis of Openbaring studeren, het hele Boek heeft maar één boodschap: Gods plan, volvoerd door Zijn gezalfde Zoon, de Heer Jezus Christus, gaat door.

Het is een bewijs van de trouw van de almachtige God. Het maakt de gezegende hoop op de toekomst meer reëel voor ons. Niets ter wereld kan voor het kind van God een grotere zekerheid en troost zijn dan het lezen van de trouw van God de Almachtige, in al Zijn handelen in het verleden met Zijn volk.

Als wij zien, hoe Gods volk werd vervolgd, verstrooid en uitgeplunderd alle eeuwen door, maar nooit is vernietigd omdat God in hen was, dan kunnen wij aan een verloren en stervende wereld de zekerheid voorhouden, dat zij, die God en Christus in hun leven willen aanvaarden, voor eeuwig veilig zullen zijn. Omdat Gods trouw in het verleden nooit heeft gefaald, hebben wij de zekerheid, dat het ook in de toekomst niet zal falen.

Op zo’n eeuwig-trouwe God en zo’n Heiland kan men zijn vertrouwen stellen. Op een Boek als de Bijbel kan men zich verlaten. Het is en geeft de enige zekerheid op het donkere en trieste levenspad van dit tijdelijke leven. Heden, nu is het de dag der zaligheid, de keuze om gered te worden of niet. Als u nu Zijn stem hoort, verhardt uw hart niet.

 

Auteur: Dr.M.R. de Haan – bewerkt en aangevuld door Jur van Calkar.