English & other languages: click here!
De zonen van Safan
Safan leest de koning voor uit het wetboek van Mozes. Josia scheurt zijn kleren nadat hij de woorden van God heeft aangehoord.
Safan was een hooggeplaatse dienaar aan het hof van koning Josia. De koning had hem opdracht gegeven de tempel te reinigen van afgoderij en deze tempel in ere te herstellen. Toen Safan in de tempel was liet de hogepriester Hilkia hem de Tora zien die hij gevonden had. Safan dacht, “dit moet de koning weten” en hij ging ermee naar koning Josia, de vader van koning Jojakim. Safan las de koning voor. Koning Josia was erg van streek toen hij het Woord van God uit de boeken van Mozes hoorde. Hij begreep hoever het volk hiervan was afgedwaald. Hij scheurde zijn kleren. De koning wilde raad van de profetes Hulda en stuurde een delegatie naar haar toe. Zie 2 Koningen 22:12-14.
2 Kon. 22:14. Toen gingen de hogepriester Hilkia, Ahikam, Achbor, Safan en Asaja naar de profetes Hulda, de vrouw van Sallum, de zoon van Tikva, de zoon van Harhas, de beheerder van de priesterkleding – zij woonde in Jeruzalem, in het nieuwe gedeelte – en zij spraken met haar.
Koning Josia gaf blijk van vertrouwen in Safan, met wie hij samen opnieuw Gods Woord ontdekt had. Daarom werd hij en diens zoon Ahikam en de hogepriester Hilkia, die de Tora opnieuw gevonden had, naar de profetes Hulda om raad gestuurd. Safans zonen kwamen later in nauw contact met de profeet Jeremia en waren hem tot steun. Hoewel de Hebreeuwse bijbel Ahikams titel niet vermeldt, is het volgens andere bronnen duidelijk dat hij een hoge rang had.
Toen Josia’s zoon Jojakim, Jeremia wilde doden (zie Jeremia 26:21) was Ahikam het middel in Gods hand om Jeremia te beschermen.
Jeremia 26:24 Maar de hand van Ahikam, de zoon van Safan, was met Jeremia, zodat men hem niet overgaf in de hand van het volk om hem ter dood te brengen.
The Anchor Bible Dictionary zegt: „Uit dit incident blijkt niet alleen de invloed die Ahikam had, maar ook dat hij, net als andere leden van Safans familie, Jeremia gunstig gezind was.”
Vier van Safans zonen en een kleinzoon bekleedden onder de laatste koningen van het rijk van Juda aanzienlijke staatsbetrekkingen. Drie van hen gingen in de voetstappen van hun godvrezende vader: Ahikam, Gemarja en Elasa. Ook zijn kleinzoon Gedalja, de zoon van Ahikam, wordt geroemd. Hij was na de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnezar aangesteld tot stadhouder over Juda en werd vermoord. (Jeremia 41:2) De vierde zoon van Safan: Jaäzanja daarentegen zag er geen kwaad in om aan het plegen van afgoderij deel te nemen. (Ezechiël 8:9-12).
Elasa, de derde zoon van Safan bezorgde Jeremia’s brieven bij de ballingen in Babel. (Jeremia 29:3)
Jeremia 36:9-13 Het gebeurde in het vijfde jaar van Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda, in de negende maand, dat zij een vasten uitriepen voor het aangezicht van de HEERE, voor heel het volk in Jeruzalem en heel het volk dat uit de steden van Juda naar Jeruzalem kwam. 10. Toen las Baruch uit de boekrol de woorden van Jeremia voor in het huis van de HEERE, in de kamer van Gemarja, de zoon van Safan, de schrijver, in de bovenste voorhof, bij de ingang van de nieuwe poort van het huis van de HEERE, ten aanhoren van heel het volk. 11. Toen Michaja, de zoon van Gemarja, de zoon van Safan, al de woorden van de HEERE uit die boekrol hoorde 12. daalde hij af naar het huis van de koning, naar de kamer van de schrijver. En ziedaar, alle vorsten zaten er: de schrijver Elisama, Delaja, de zoon van Semaja, Elnathan, de zoon van Achbor, Gemarja, de zoon van Safan, Zedekia, de zoon van Hananja, en alle vorsten.13. Michaja maakte hun alle woorden bekend die hij gehoord had, toen Baruch ten aanhoren van het volk uit die boekrol voorlas.
Zoals verwacht, verwierp de koning de boodschap in de rol en verbrandde die. Enkele vorsten, onder wie Safans zoon Gemarja, „smeekten de koning dringend de rol niet te verbranden, maar hij luisterde niet naar hen” (Jeremia 36:21-25). Het boek Jeremiah — An Archaeological Companion concludeert: „Gemarja was een krachtige medestander van Jeremia aan het hof van koning Jojakim.”
Gemarja was de zoon van Safan, die onder Josia staatssecretaris was geweest (2 Koningen 22:3, 8). Gemarja was de broer van Ahikam die Jeremia vriendelijk behandelde.
Michaja, was de zoon van Gemarja, dus de kleinzoon van Safan: Deze Michaja was een godvrezend man, die in verband werd gebracht met de hervormingen onder koning Josia (2 Koningen 22:12-13). Hij hoorde alle woorden van de HEER uit het boek van Jeremia en wist iets van het gezag en de kracht van Gods Woord door wat er in de tijd van Josia had plaatsgevonden.
Michaja vertelde hun alle woorden die hij had gehoord toen Baruch het boek las: Michaja bracht de boodschap van het boek naar de vorsten van Juda - adellijke en koninklijke zonen, leiders in het koninkrijk.
Toen de deportatie naar Babel plaats vond was ook Jeremia onder de geketende gevangenen, maar werd daaruit bevrijd.
Jeremia 39:11-14 Maar wat Jeremia betrof, had Nebukadrezar, de koning van Babel, bevel gegeven door de hand van Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht: 12. Neem hem mee, houd uw ogen op hem gericht en doe hem geen enkel kwaad. Voorzeker, zoals hij tot u spreken zal, zo moet u met hem doen. 13. Toen stuurden Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, Nebuschasban, de bevelhebber van de hofhouding, Nergal-Sarezer, de rab-mag, en al de bevelhebbers van de koning van Babel boden. 14. Zij stuurden boden, haalden Jeremia uit het binnenplein van de wacht en gaven hem over aan Gedalia, de zoon van Ahikam, de zoon van Safan, om hem naar huis te brengen. Zo verbleef hij te midden van het volk.
Maar Gedalja, de zoon van Ahikam bracht Jeremia weer terug. Jeremia 40:5-7; Jeremia 41:1, 2; Jeremia 43:4-7. Vervolgens woonde Jeremia bij Gedalja, de zoon van Ahikam en de kleinzoon van Safan.
Uit al deze Bijbelse gegevens blijkt dus dat God Safan, drie van zijn zonen en twee van zijn kleinzonen en hun invloedrijke positie, gebruikte om de getrouwe profeet Jeremia te ondersteunen.
Dit schrijversgeslacht stond in dienst van God en was een zegen voor Jeremia!
Ida