English & other languages: click here!
Jeremia 22 - Profetie over het Huis van David
Jeremia richt zich, in opdracht van de HEERE, met oordelen tot de Judese koningen Joahaz, Jojakim en Jojachin. Ze waren het nageslacht van de vrome koning Josia, waarvan de Bijbel getuigt:
2 Koningen 23:25 Vóór hem was er geen koning aan hem gelijk, die zich met heel zijn hart, heel zijn ziel en met heel zijn kracht tot de HEERE bekeerd had, overeenkomstig de hele wet van Mozes; en na hem stond zijns gelijke niet op.
Zijn zonen gingen niet in de voetstappen van hun vader en braken af wat Josia had opgebouwd. Hierover komen Gods oordelen, omdat deze koningen en het volk het verbond met YHWH hebben verlaten. De verzen 1-9 zijn een inleidende godsspraak waarin Jerermia het Huis van David en zijn koning Jojakim waarschuwde. Jojakim regeerde 11 jaar. Van hem wordt getuigd:
2 Koningen 23:36-37 Jojakim was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde elf jaar in Jeruzalem. De naam van zijn moeder was Zebudda, de dochter van Pedaja, uit Ruma. 37. Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE, overeenkomstig alles wat zijn vaderen gedaan hadden.
Jeremia riep op om rouw te bedrijven over Sallum (Joachaz), die slechts drie maanden regeerde en daarna werd weggevoerd naar Egypte (608 v. Chr.) de verzen 11 en 12. Ook Jojachin (Chonia) zat maar drie maanden op de troon en werd als balling naar Babel afgevoerd. Deze werd vervloekt als nageslacht van het Huis van David, waardoor de kans op de komst van de beloofde grote Zoon van David leek te zijn verkeken. Maar Gods beloften zijn onveranderlijk en dus betrouwbaar.
Ga naar hoofdstuk: inleiding/index - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan
Jeremia 22:1-5 Zo zegt de HEERE: Daal af naar het huis van de koning van Juda en spreek daar dit woord 2. en zeg: Hoor het woord van de HEERE, koning van Juda, die zit op de troon van David, u, uw dienaren en uw volk, die door deze poorten binnenkomen, 3. zo zegt de HEERE: Doe recht en gerechtigheid. Red wie beroofd is uit de hand van wie onderdrukt. Buit een vreemdeling, een wees en een weduwe niet uit. Doe niemand geweld aan en vergiet geen onschuldig bloed in deze plaats. 4. Want als u dit woord metterdaad zult doen, dan zullen door de poorten van dit huis koningen binnengaan die in Davids plaats zitten op zijn troon, rijdend op wagens en op paarden, hij, zijn dienaren en zijn volk. 5. Maar als u naar deze woorden niet luistert, heb Ik bij Mijzelf gezworen, spreekt de HEERE, dat dit huis tot een puinhoop zal worden.
Daal af...... uit dit gegeven moeten we opmaken dat Jeremia Gods opdracht in de tempel te horen kreeg. Alleen de tempel in Jeruzalem is hoger gelegen dan het paleis van de koning.
Hoor het woord van de HEERE, koning van Juda, die zit op de troon van David........ Jeremia moet naar het paleis om daar een boodschap te brengen naar een koning, die niet met name wordt genoemd, maar waarschijnlijk Jojakim is. (Jer. 22:18 en Jer. 22:3) Hij was de opvolger van zijn jongere broer Joachaz (Jeremia noemt hem Sallum) die na 3 maanden op de troon gezeten te hebben, sneuvelde in de oorlog met Necho, Egypte. In het tweede deel van het vorige hoofdstuk werden we in de tijd teruggeplaatst van het koninkrijk van Zedekia, (de vierde koning na Josia) naar dat van Jojakim (de tweede koning na Josia). Dit is een vervolg op wat Jeremia in hoofdstuk 22 (deel 2) neerschreef.
Doe recht en gerechtigheid...... dit punt kwam ook in het vorige hoofdstuk aan de orde. (Jeremia 21:11-12) De koning is degene die recht moet doen aan de zwakkeren (Ex. 22:21 en Lev. 19:33) en voor de rechtspraak verantwoordelijk is (1 Sam.8:20 en 1 Kon. 3:16-28). De koning doet zijn werk niet goed, want er wordt onschuldig bloed vergoten.
als u dit woord metterdaad zult doen.....Maar als u naar deze woorden niet luistert..... Als de koning doet wat de wet voorschrijft, dan zullen er koningen op de troon van David blijven zitten. Zij en hun onderdanen zullen rijden op paarden en wagens, als teken van waardigheid. Als de koning echter niet gehoorzaamt, zal de HEERE, ondanks het verbond met David, het paleis verwoesten. (2 Sam. 7:14-15)
Jeremia 22:6 Want zo zegt de HEERE over het huis van de koning van Juda: Een Gilead bent u voor Mij, de top van de Libanon – voorwaar, Ik maak van u een woestijn, onbewoonbare steden. 7. Ik zal verdervers inzetten om tegen u te strijden, ieder met zijn eigen gereedschap. Zij zullen uw mooiste ceders omhakken en in het vuur werpen.
Een Gilead bent u voor Mij, de top van de Libanon........ Het koningshuis van Juda is te vergelijken met de prachtige bossen in Gilead, dat ten oosten van de Jordaan ligt, en met de mooie wouden op de Libanon in het hoge noorden. Maar bij ongehoorzaamheid maakt de HERE het tot een woestijn
Ik zal verdervers inzetten om tegen u te strijden......... De HEERE zal verwoesters (verdervers: de Babyloniërs) afzonderen (heiligen). Die zullen het paleis verwoesten. Dit zal gebeuren in 586 v. Chr. in opdracht van koning Nebukadnezar (Jer, 39:1-2 en 2 Kon. 25:9).
Jeremia 22:8-9 Dan zullen vele heidenvolken langs deze stad voorbijtrekken. Zij zullen tegen elkaar zeggen: Waarom heeft de HEERE zo gehandeld met deze grote stad? 9. En zij zullen zeggen: Omdat zij het verbond van de HEERE, hun God, hebben verlaten, zich voor andere goden hebben neergebogen en die zijn gaan dienen.
Waarom heeft de HEERE zo gehandeld met deze grote stad?....... Als de heidenen vragen waarom de HEERE dit heeft gedaan, en zich verwonderd afvragen of de God van Israël dan zwakker zou zijn dan de god van de Babyloniërs.....
Omdat zij het verbond van de HEERE, hun God, hebben verlaten..... het antwoord is: omdat Zijn volk Gods verbond heeft verlaten (Deut. 29:24-26 en Jer. 5:19) en andere goden hebben gediend.
Jeremia 22:10-12 Ween niet over de dode, beklaag hem niet, ween liever over wie weggegaan is, want hij zal niet meer terugkeren en zijn geboorteland zien. 11. Want zo zegt de HEERE over Sallum, de zoon van Josia, de koning van Juda, die in de plaats van zijn vader Josia koning is geworden, die uit deze plaats is vertrokken: Hij zal daar niet meer terugkeren. 12. Want in de plaats waarheen zij hem in ballingschap hebben gevoerd, daar zal hij sterven, en dit land zal hij niet meer zien.
Ween niet over de dode, beklaag hem niet...... Het volk moet geen rouw meer bedrijven over degene die gestorven is (de dode), maar over hem die is weggevoerd. Koning Josia is gestorven en men rouwde blijkbaar nog steeds om hem. Joahaz (Sallum) is weggevoerd (1 Kron. 3:15 en 2 Kon. 23:31)
ween liever over wie weggegaan is......Josia diende de HEERE (2 Kon.22:2), maar koning Joahaz doet wat kwaad is in Zijn ogen (2 Kon.23:32) Joahaz wordt drie maanden na zijn troonbestijging door farao Necho weggevoerd naar Egypte (2 Kon. 23:31-34) en zal daar ook sterven. De Farao benoemt Jojakim tot koning.
Want zo zegt de HEERE over Sallum, de zoon van Josia, de koning van Juda........Sallum, of Joachaz, zoals hij elders wordt genoemd, is maar 3 maanden koning geweest. Toen al werd hij door Farao Necho verjaagd van de troon en gevangengezet. Jeremia kondigt aan dat hij niet meer uit deze gevangenschap zal weerkeren. (2 Kon.23:34)
Jeremia 22:13-17 Wee hem die zijn huis bouwt met ongerechtigheid, en zijn bovenvertrekken met onrecht, die zijn naaste zonder te betalen laat werken en hem zijn loon niet geeft. 14. Die zegt: Ik zal voor mij een huis van grote afmetingen bouwen, met ruime bovenvertrekken. Hij hakt er voor zich vensters uit, overdekt het met cederhout en beschildert het met rode kleuren. 15. Wilt u koning zijn door te wedijveren in cederhout? Heeft niet uw vader gegeten en gedronken, en recht en gerechtigheid gedaan? Hem ging het toen goed! 16. Hij behartigde de rechtszaak van de ellendige en de arme. Toen ging het goed! Is dat niet: Mij kennen? spreekt de HEERE. 17. Maar uw ogen en uw hart zijn op niets dan op uw winstbejag uit, op het vergieten van onschuldig bloed, op onderdrukking en op uitbuiting, om dat te doen.
Wee hem die zijn huis bouwt met ongerechtigheid........ Jojakim tot koning benoemd door de Farao van Egypte is verplicht een zeer hoge schatting aan de koning van Egypte te betalen. Dat geld wordt weggehaald bij de bewoners van Juda. Zo verarmt het land.
Ik zal voor mij een huis van grote afmetingen bouwen, met ruime bovenvertrekken......ondanks de enorme belastingdruk besluit Jojakim zijn paleis te laten verfraaien (v. 14). Hij prest zijn onderdanen tot onbetaald werk (v. 13).
Jeremia vergelijkt Jojakim met zijn godvrezende vader Josia. Het ging Josia goed, omdat hij ‘recht en gerechtigheid’ overeenkomstig Gods wet heeft toegepast. Hij zorgde voor de rechtszaak van de ellendige en de arme. Daaruit blijkt dat Hij YHWH diendel Hij zou nooit gdaan hebben wat Jojakim nu deed.
Wilt u koning zijn door te wedijveren in cederhout?......
Josia zou zoiets nooit gedaan hebben (v. 15). Omdat Jojakim onrecht deed, zal hij zonder enig eerbewijs begraven worden (v. 19-
Dacht je dat de eer van je koningschap afhankelijk was van cederhout? Je vader, die wel recht en gerechtigheid handhaafde voor de bevolking kwam niets tekort. Hij kon eten en drinken, zoals het behoort. Het ging hem goed omdat hij zorg had voor de ellendige en arme. Daaruit blijkt dat Hij YHWH diende. Hij zou nooit gdaan hebben wat Jojakim nu deed.
Maar uw ogen en uw hart zijn op niets anders uit dan op ........
Jojakim is alleen uit op eigenbelang (winstbejag). Daarbij vergiet hij onschuldig bloed en vindt er onderdrukking en uitbuiting plaats.
Jeremia 22:18-19 Daarom, zo zegt de HEERE over Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda: Zij zullen over hem geen rouw bedrijven: Ach mijn broer, of: Ach zuster! Zij zullen over hem geen rouw bedrijven: Ach heer, of: Ach majesteit! 19. Met een ezelsbegrafenis zal hij begraven worden: men zal hem wegslepen en wegwerpen, ver weg van de poorten van Jeruzalem.
Zij zullen over hem geen rouw bedrijven.......Omdat Jojakim onrecht deed, wreed en hebzuchtig was, zal hij zonder enig eerbewijs begraven worden (v. 17-19) Toen zijn 11-jarige regeerperiode over Juda eindigde, was er niemand verdrietig.
Met een ezelsbegrafenis zal hij begraven worden...... Als Jojakim sterft, zal niemand om hem rouwen; terwijl er over zijn vader Josia grote rouw was (2 Kron. 35:24-25). Jojakim krijgt een ezelsbegrafenis, d.w.z. geen begrafenis (Jer. 36:30). In die tijd liet men een dode ezel liggen. Men zal hem wegslepen en wegwerpen, ver weg van de poorten van Jeruzalem.
Jeremia 22:20-23 Klim op de Libanon, roep om hulp, laat op de Basan uw stem klinken, roep om hulp van Abarim af, want al uw minnaars zijn gebroken! 21. Ik sprak in uw zorgeloze rust tot u, maar u zei: Ik wil niet luisteren. Dit is uw weg van uw jeugd af, dat u niet naar Mijn stem geluisterd hebt. 22. De wind zal al uw herders weiden, uw minnaars zullen in gevangenschap gaan. Ja, dan zult u beschaamd worden en te schande worden vanwege al uw kwaad. 23. U die zetelt op de Libanon, genesteld in de ceders, hoe zult u zuchten als weeën u overkomen, smart als van een barende vrouw.
Klim op de Libanon, roep om hulp.......De profetie keert zich tot Jeruzalem en haar heersers, die voor het oordeel bestemd waren vanwege hun dwaze afgoderij en bondgenootschappen. De toon is enigszins spottend en verwijtend. "Roep de Libanon (noorden) maar te hulp, of.....Basan (noordoosten), ,,,, Abarim (Moab - oosten) de banden met alle bondgenoten (minnaars) zijn verbroken. In welke richting ook er was geen bevriende natie meer. Het zuiden (Egypte) die Sallum hadden ontvoerd en hoge belastingen eiste, was al helemaal geen optie. Alle "hulpbronnen" waren weggevallen.
Ik sprak in uw zorgeloze rust tot u, maar u zei: Ik wil niet luisteren...... Jeremia had hen in tijden van voorspoed herhaaldelijk gewaarschuwd, maar ze wilden niet luisteren.
uw minnaars zullen in gevangenschap gaan..... De koning en het volk zochten steeds hulp bij de Assyriërs en Egyptenaren (Jer. 30:14 en Klaagl. 1:2) in plaats van bij de HEERE. Ook die zondige wereldse bondgenootschappen waren voor God afgoderij. Daarop werd hun vertrouwen gesteld. Vandaar het woord "minnaars" Uiteindelijk zijn ook deze bondgenoten van Jeruzalem zelf door Babel verslagen.
Ja, dan zult u beschaamd worden en te schande worden....... het is te hopen dat deze schaamte en schande nog hier en daar berouw en bekering uitwerkt.
U die zetelt op de Libanon, genesteld in de ceders...... dit gaat weer over het koningshuis dat in het door Salomo gebouwde paleis met de titel "Woud van de Libanon" woont. Ook het koningsgeslacht wordt met de ceders geïdentificeerd.
hoe zult u zuchten als weeën u overkomen, smart als van een barende vrouw......... Jeremia weet wat er gaat gebeuren met dit koningshuis. Als de weeën komen, wat zult u dan zuchten en kermen....
Jeremia 22:24-27 Zo waar Ik leef, spreekt de HEERE, zelfs al was Chonia, de zoon van Jojakim, de koning van Juda, een zegelring aan Mijn rechterhand, toch zou Ik u daarvan afrukken, 25. en u geven in de hand van hen die u naar het leven staan, en in de hand van hen voor wie u met schrik bevangen bent, namelijk in de hand van Nebukadrezar, de koning van Babel, en in de hand van de Chaldeeën. 26. Ik zal u en uw moeder, die u gebaard heeft, wegwerpen naar een ander land waar u niet geboren bent, en daar zult u sterven. 27. Naar het land waarnaar zij smachten om daar terug te keren, daarheen zullen zij niet terugkeren.
zelfs al was Chonia, de zoon van Jojakim, de koning van Juda, een zegelring aan Mijn rechterhand, toch zou Ik u daarvan afrukken...... de koningen op Davids troon vonden zichzelf blijkbaar waardevol in Gods ogen. Maar hier wordt gezegd: zelfs al was Chonia (Jojachin) een zegelring aan Gods hand, dan zou God hem toch afrukken. Hoeveel mensen zijn er wel niet die denken dat ze heel belangrijk zijn voor God en dat God toch kan zeggen: "ik heb u niet gekend....". De zegelring ging naar koning Nebukadnezar, het Gouden Hoofd, dat nu de zorg voor Gods volk krijgt. (Daniël 2:38)
ik zal u geven in de hand van hen die u naar het leven staan, in de hand van Nebukadrezar.............De vergelijking met de adgerukte zegelring van Gods vinger, laat zien dat God zijn leiderschap heeft verworpen. Om zijn ontrouw aan de HEERE moet Jojachin de troon al na drie maanden verlaten en wordt hij weggevoerd naar Babel. In die korte regeerperiode werd al duidelijk dat hij "deed wat slecht was in de ogen van de HEERE". (2 Koningen 23:31,32) Hij maakte deel uit van de elite van de bevolking van Juda, die in 597 v. Chr. in ballingschap ging. (Waarschijnlijk gelijk met Daniël).
In Ezechiël 17 lezen we over de "grote arend", waarmee Nebukadnezar wordt bedoeld. We lezen hier in Jeremia 22 over het koningshuis van David dat zijn eer zocht in de ceders van Libanon.
Ezechiël 17:3-4 en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: De grote arend met grote vleugels, lange vlerken, vol veren, en die veel kleuren had, kwam naar de Libanon en nam de kruin van een ceder mee. 4. Hij plukte de top met zijn uitlopers af, hij bracht hem in een land van kooplieden, en zette hem in een stad van handelaars.
In Ezechiël 17 komt die arend en neemt de “top van de ceder” mee naar Babylon. En dat topje van die ceder was Joachin (Chonia). Samen met anderen, de aanzienlijken uit Jeruzalem, werden ze meegevoerd: belangrijke mensen die Nebukadnezar wel kon gebruiken ter meerdere glorie van zijn rijk. Het jonge takje, de kruin van de ceder, die meegenomen werd door de grote arend, was dus koning Jojachin.
daar zult u sterven........ samen met zijn moeder en andere leden van de koninklijke familie werd Chonia (ook Jechonia of Jojachin) als gevangene naar Babylon gebracht (2 Koningen 24:8-15). Ze zullen niet terugkeren naar het Beloofde Land.
Jeremia 22:28-30 Is deze man, Chonia, een afgedankte, stukgeslagen kruik? Of is hij een pot waaraan niemand waarde hecht? Waarom zijn hij en zijn nageslacht weggeslingerd, ja, weggeworpen naar een land dat zij niet kenden? 29. Land, land, land, hoor het woord van de HEERE! 30. Zo zegt de HEERE: Schrijf deze man in als kinderloos, een man die niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen. Niemand van zijn nageslacht zal immers voorspoedig zijn, zitten op de troon van David en weer heersen in Juda.
Is deze man, Chonia, een afgedankte, stukgeslagen kruik...............?
Ja dat is hij. Hij kan geen goed meer doen bij de HEER. God wil hem maar ook zijn kinderen (er staat "zijn zaad"!) niet meer terug zien in het land. Het wordt weggeslingerd. Op die manier is er geen dynastie van koning David meer. Het is over en uit. Iedereen mag het weten. Het volk mag het weten. Ook het land wordt er over ingelicht.
In een Engelse vertaling las ik in plaats van "kruik" het woord "afgod" en bij
Strong H6089 zag ik dat het Hebreeuwse woord עֶ֫צֶב etseb inderdaad ook "afgod" kan betekenen.
Land, land, land, hoor het woord van YAHWEH.......! Het woord eretz kan zowel met "aarde" als met "land" vertaald worden. Deze woorden zijn een introductie op een belangrijke mededeling, waarop de nadruk wordt gelegd.
Schrijf deze man in als kinderloos....... dit betekent niet dat Chonia geen kinderen had, maar dat zijn kinderen niet meegeteld mochten worden in de koningslijn van David tot de Messias. Er staat ook duidelijk bij "schrijf deze man in als"! Feitelijk is er ook niemand meer uit het huis van David koning geworden in het land Israël. Ook Zerubbabel niet, de afstammeling van Jechonja. Die kwam wel weer terug in Jeruzalem maar werd gouverneur. Best bijzonder, maar geen koning. Toch zou de lijn van David niet definitief afgebroken worden.
Niemand van zijn nageslacht zal immers voorspoedig zijn, zitten op de troon van David........ ook zijn oom Zedekia, die hem opvolgde, viel onder de vloek en werd afgevoerd naar Babel. Dit kunnen we vergelijken met de vloek die in Jeremia 36:30 werd uitgesproken over de vader van Joachin (Chonia):
Jeremia 36:30 Daarom, zo zegt de HEERE over Jojakim, de koning van Juda: Hij zal niemand hebben die op de troon van David zit, en zijn dode lichaam zal weggeworpen liggen, overdag in de hitte en 's nachts in de kou.
Hier lijkt God te beloven dat het onmogelijk zou zijn voor de beloofde Zoon van David om te komen. Geen van Chonia's nageslacht zal ooit meer op de troon van David zitten (v. 29,30).
Als iemand een bloedafstammeling van David was via Jojakim, kon hij niet op de troon van Israël zitten en de Koning en de Messias zijn, dit vanwege deze vloek die is opgetekend in Jeremia 22:30 en Jeremia 36:30. De eens zo fiere stamboom van David wordt omgehakt. Iemand die niet de Zoon van David was, zou niet de wettige erfgenaam van de troon kunnen zijn vanwege de belofte aan David (2 Samuël 7:16) van een goddelijke Nazaat in de koninklijke lijn.
Het gebeurt heel vaak dat het net lijkt of Gods plannen mislukken. Toch zal er nog een "rijsje" (ent of loot) komen uit de omgehakte tronk van Davids stamboom:
Jesaja 11:1 SV Want er zal een Rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal Vrucht voortbrengen.
We moeten blijven vasthouden aan wat Hij heeft beloofd. Dat deed Jeremia ook!
Jeremia 23:5-6 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. 6. In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID.
Gods woorden zijn betrouwbaar en vast. We moeten Hem vertrouwen, ook als alles lijkt tegen te zitten.
Maria was uit het geslacht van David en werd bevrucht door de Heilige Geest. Ze kreeg deze belofte:
Lukas 1:31-33 En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de Naam Jezus geven. 32. Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, 33. en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen.
Hoe ingenieus de plannen van YHWH zijn, ook met betrekking van de komst van Davids Zoon, kunnen we lezen aan de hand van de geslachtregisters in Mattheüs 1 en in Lukas 3:23-38. De uitleg ervan is te lezen in de Jaïr beschrijving van Mattheüs 1. Zelfs Jozef past in dit geheel.
God vergeet zijn belofte aan David niet. Waar wij alles bederven, schonk Hij ons Yeshua/Jezus als de rechtvaardige Koning
Het Koninkrijk van God komt er niet als het aan ons ligt, maar alleen dank zij YHWH Zelf.
Prijs God voor het volmaakte Koningschap van Yeshua/Jezus!
Jur & Ida