English & other languages: click here!
De Strijd van de HEERE (1)
Lezen: 1 Samuel 17:31-54
David en Goliath: Davids overwinning
Door het geloof en na een weloverwogen voorbereiding ging David uit om de reus te bevechten.
Wat we hier lezen hebben, behoort wel tot één van de meest bekende gedeelten uit de Bijbel. Een prachtige geschiedenis vol strijd en spanning, moed en dapperheid, met een heel verrassende afloop. Het eerste wat opvalt, is dat David blijk geeft zich duidelijk bewust te zijn dat hij door de HEERE geroepen is. Hij weet zich hier Gods gezalfde.
David tot koning gezalfd
1 Samuel 16:11-13
11. Toen zei Samuel tegen Isaï: Zijn dit al de jongens? En hij zei: De jongste is nog achtergebleven; zie, hij weidt de schapen. Samuel zei tegen Isaï: Stuur een bode en laat hem halen, want wij zullen niet rond de tafel gaan zitten, totdat hij hier gekomen is.
12. Toen stuurde hij een bode en bracht hem. Hij was rossig, had mooie ogen en was knap om te zien. De HEERE zei: Sta op, zalf hem, want deze is het.
13. Toen nam Samuel de oliehoorn en zalfde hem te midden van zijn broers. En de Geest van de HEERE werd vaardig over David vanaf die dag en voortaan. Daarna stond Samuel op en ging naar Rama.
David is een beeld van Christus
Yeshua zal Israël van Zijn vijanden bevrijden. Ook nu strijdt Israël tegen een vijand, die machtiger en groter is en vol zelfvertrouwen de God van Israël hoont.
Deze Filistijnse reus was een beeld van satan toen hij Gods volk uitdaagde en terroriseerde met Filistijnse uitspraken en praktijken
David werd door zijn vader gestuurd (vs 12-19). Hij werd door zijn broers verkeerd beoordeeld en oneerlijk beschuldigd (vs 28-30).
Dat is een voorbeeld van Hem Die door de Vader in de wereld gezonden en door de Zijnen verstoten werd.
David wil niet uit overmoed handelen, maar in vertrouwen op de HEERE. Dan ben je zelf zwak, maar heb je geloof in een grote God. David weerstaat na de minachting en de spot van zijn oudste broer nu ook de geringschatting van koning Saul (vs. 33). Hij beroept zich op zijn ervaringen met de HEERE in het verleden (vs. 34-37a). Saul zwicht voor zo’n vast geloof, waarop hij ook inderdaad jaloers kon zijn (vs. 37b).
Niet in Sauls wapenrusting (vs. 38,39), maar in die van de HEERE trekt David ten strijde. Niet in eigen kracht, maar in Gods kracht. Niet in zijn eigen naam, maar in de Naam van YHWH. Daarin ligt de overwinning. Het gaat hier niet om een heldenverhaal waarin de hoofdrol door de overwinnende held gespeeld wordt, maar door een Ander: YAHWEH. Dit wordt heel ootmoedig beleden door de winnaar zelf. Al bij het begin van de strijd verklaart David heel plechtig dat hij de reus tegemoet treedt in de naam van Degene die de strijdbare en onoverwinnelijke Voorvechter van zijn volk is (vs. 45)!
Goliath is duidelijk een beeld van satan/de antichrist. Hij drijft spot met God en keert zich tegen Gods volk.
Zo is David bereid en durft hij het tegen Goliath op te nemen in deze ongelijke strijd. Gods eer staat hier op het spel. De HERE Zelf komt op voor zijn eer, tot schrik van zijn vijanden, die het tegen Hem moeten afleggen. Het derde wat opvalt, is dat David zich niet door het snoeven van Goliath (vs. 43,44) van zijn stuk laat brengen, maar in Gods kracht de nederlaag aan de Filistijnen, Gods vijanden, profeteert (vs. 46,47). En ten slotte valt op welk een nietig lijkend middel, een slinger met een steen, voldoende is wanneer YAHWEH aan onze kant staat, om de strijd te winnen en een heel leger op de vlucht te jagen (vs. 50,51). Is het geloof ook voor jou zo’n zeker weten en vast vertrouwen?
Goliath is zo'n antichristelijke strijder, hij wil - net als nu - het land Israël voor de filistijnen veroveren. Het beeld van het steentje uit Davinds slinger dat Goliath trof, past dan ook precies in het profetisch gedroomde beeld van Nebukadnezar, waar een steen dat wereldgrote beeld in elkaar deed storten. Toen Goliath geveld ter aarde lag nam David het zwaard van Goliath en hakte hem het hoofd ermee af. Het kwaad was op zijn eigen hoofd teruggekeerd. Het kostte Goliath zijn kop !, overeenkomstig het beeld van de profetie van Genesis 3:15. Hierbij moet opgemerkt worden dat het beeld van een hoofd niet per definitie een fysiek hoofd hoeft te betekenen. het is vooral ook een beeld van macht, overheersing of autoriteit.
1 Samuel 17:50-51
50. Zo overwon David de Filistijn met een slinger en met een steen, hij versloeg de Filistijn en doodde hem. Maar een zwaard had David niet in zijn hand.
51. Daarom snelde David naar voren en ging bij de Filistijn staan. Hij nam diens zwaard, trok het uit zijn schede en doodde hem en hij hakte zijn hoofd ermee af. Toen de Filistijnen zagen dat hun held dood was, vluchtten zij.
De Strijd van de HEERE (2)
Verlost door Gods macht
Exodus 14:13-31
13. Maar Mozes zei tegen het volk: Wees niet bevreesd, houd stand, zie het heil van de HEERE dat Hij vandaag nog voor u zal bewerken! Want de Egyptenaren die u vandaag ziet, zult u tot in eeuwigheid niet meer terugzien.
14. De HEERE zal voor u strijden, en ú moet stil zijn.
15. Toen zei de HEERE tegen Mozes: Wat roept u tot Mij? Spreek tot de Israëlieten en zeg dat zij opbreken.
16. En u, hef uw staf op, strek uw hand uit over de zee en splijt hem doormidden, zodat de Israëlieten door het midden van de zee op het droge kunnen gaan.
17. En Ik, zie, Ik zal het hart van de Egyptenaren verharden, zodat zij achter hen aan gaan. Ik zal geëerd worden ten koste van de farao en ten koste van heel zijn leger, ten koste van zijn strijdwagens en ten koste van zijn ruiters.
18. Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik de HEERE ben, als Ik geëerd zal worden ten koste van de farao, ten koste van zijn strijdwagens en ten koste van zijn ruiters.
19. Toen verliet de Engel van God, Die vóór het leger van Israël uit ging, Zijn plaats en ging achter hen aan. Ook de wolkkolom verliet de plaats vóór hen en ging achter hen staan.
20. Hij kwam tussen het leger van Egypte en het leger van Israël. De wolk was duisternis en tegelijk verlichtte hij de nacht. De een kon niet in de nabijheid van de ander komen, heel de nacht.
21. Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee, en de HEERE liet de zee die hele nacht wegvloeien door een krachtige oostenwind. Hij maakte de zee droog, en het water werd doormidden gespleten.
22. Zo gingen de Israëlieten midden in de zee op het droge. Het water was voor hen aan hun rechter- en linkerhand een muur.
23. De Egyptenaren achtervolgden hen en kwamen hen achterna, met al de paarden van de farao, zijn strijdwagens en zijn ruiters, tot in het midden van de zee.
24. Maar het gebeurde bij het aanbreken van de dag, dat de HEERE in de vuur- en wolkkolom neerzag op het leger van de Egyptenaren, en Hij bracht het leger van de Egyptenaren in verwarring.
25. Hij liet de wielen van hun wagens wegzakken en liet ze met moeite vooruitkomen. Toen zeiden de Egyptenaren: Laten wij voor Israël vluchten, want de HEERE strijdt voor hen tegen de Egyptenaren.
26. Toen zei de HEERE tegen Mozes: Strek uw hand uit over de zee, zodat het water terugkeert over de Egyptenaren, over hun strijdwagens en over hun ruiters.
27. Mozes strekte zijn hand uit over de zee, en tegen het aanbreken van de morgen vloeide de zee terug naar zijn oorspronkelijke plaats, terwijl de Egyptenaren het water tegemoetvluchtten. Zo stortte de HEERE de Egyptenaren midden in de zee.
28. Want toen het water terugvloeide, bedolf het de strijdwagens en de ruiters van het hele leger van de farao, die hen in de zee achternagekomen waren. Niet een van hen bleef er over.
29. Maar de Israëlieten gingen op het droge, midden door de zee. Het water was voor hen een muur aan hun rechter- en linkerhand.
30. Zo verloste de HEERE Israël op die dag uit de hand van de Egyptenaren. En Israël zag de Egyptenaren dood aan de oever van de zee liggen.
31. Toen zag Israël de machtige hand die de HEERE tegen de Egyptenaren gekeerd had, en het volk vreesde de HEERE en geloofde in de HEERE en in Mozes, Zijn dienaar.
Het volk Israël stond voor de Rode Zee. De vijand op de hielen en ze konden geen kant op. Ingesloten en verward door de woestijn, werd Israël achtervolgd door Farao’s (beeld van de antichrist) lichte, snelle strijdwagens.
Israël is nu ook helemaal ingesloten in hun eigen land. De wereld wil dat land verdelen en hun vijanden willen het bezitten. Mozes is een type van de Messias Yeshua. God gaat bovennatuurlijke dingen doen om Israël te redden.
Het gezang van de verlossing.
Israël viert de verlossing (1-19). Vervuld van dankbaarheid door de glorieuze verlossing van de Egyptenaren, zong Israël de HEERE verrukt toe.
Lofzang van Mozes
Exodus 15:1 Toen zongen Mozes en de Israëlieten dit lied voor de HEERE. Zij zeiden:
Ik zal zingen voor de HEERE,
want Hij is hoogverheven!
Het paard en zijn ruiter
heeft Hij in de zee geworpen.
2 De HEERE is mijn kracht en lied,
Hij is mij tot heil geweest.
Dit is mijn God, Hem verheerlijk ik;
de God van mijn vader, Hem roem ik.
3 De HEERE is een Strijder,
HEERE is Zijn Naam.
4 De wagens van de farao en zijn leger
heeft Hij in de zee geworpen.
De besten van zijn officieren
zijn verdronken in de Schelfzee.
5 De watervloeden hebben hen bedolven,
zij zijn als een steen in de diepten gezonken.
6 Uw rechterhand, HEERE,
was heerlijk in macht;
Uw rechterhand, HEERE,
verpletterde de vijand.
7 In Uw grote majesteit wierp U terneer
wie tegen U opstonden.
U zond Uw brandende toorn,
die hen als stoppels verteerde.
8 Door de adem van Uw neus
is het water opgehoopt,
de stromen stonden als een dam,
de watervloeden zijn gestold
in het hart van de zee.
9 De vijand zei:
Ik achtervolg hen, haal hen in,
deel de buit.
Mijn verlangen wordt aan hen vervuld,
ik trek mijn zwaard,
mijn hand roeit hen uit.
10. Maar U hebt met Uw adem geblazen,
de zee heeft hen bedolven.
Zij zonken als lood
in machtige watermassa's.
11. Wie is als U
onder de goden, HEERE?
Wie is als U,
verheerlijkt in heiligheid,
ontzagwekkend in lofzangen,
U Die wonderen doet?
12. U strekte Uw rechterhand uit,
en de aarde verzwolg hen.
13. U leidde in Uw goedertierenheid
dit volk, dat U verlost hebt.
U leidde hen zachtjes door Uw kracht
naar Uw heilige woning.
14. De volken hebben het gehoord, zij sidderden,
angst heeft de inwoners van Filistea aangegrepen.
15. Toen werden door schrik overmand
de stamhoofden van Edom.
De machthebbers van Moab
greep huivering aan.
Al de inwoners van Kanaän smolten weg van angst.
16. Op hen viel
verschrikking en angst.
Door de grootheid van Uw arm
verstomden zij als een steen,
terwijl Uw volk, HEERE, erdoorheen trok,
terwijl dit volk, dat U verworven hebt, erdoorheen trok.
17. U zult hen brengen en hen planten
op de berg die Uw eigendom is,
Uw vaste woonplaats,
die U gemaakt hebt, HEERE,
het heiligdom, Heere,
dat Uw handen gesticht hebben.
18. De HEERE zal regeren
voor eeuwig en altijd!
Een koor van vrouwen, onder leiding van Mirjam, voegde zich bij de lofprijzing.
Exodus 15:20-21
20. Mirjam, de profetes, de zuster van Aäron, nam een tamboerijn in haar hand, en al de vrouwen gingen achter haar aan, met tamboerijnen en in reidans.
21. Toen zong Mirjam hun ten antwoord:
want Hij is hoogverheven!
Het paard en zijn ruiter
heeft Hij in de zee geworpen.
Gods Naam (YHWH) is Israëls eigenlijke wapen. Het is zo goed om die Naam ook te noemen. Als we alleen maar over God spreken dan kan dat duiden op iedere god. Er is geen kracht in die aanduiding, die niet eens een naam is. Uit het lied dat hierboven geplaatst is, zijn hiernaast enkele verzen naar voren gehaald. Daarin kun je lezen hoe Mozes over Gods naam denkt. Yahweh is een strijder, in de strijd van Genesis 3:15 tussen het Zaad van God en het zaad van de slang. Hij doet er alles aan en heeft er alles aan gedaan om ons uit de greep van die slang, de antichrist, te redden. In Zijn Naam is kracht, Zijn Naam staat garant voor: Ik ben, Die Ik ben en Ik zal zijn, Die Ik zijn zal. Die Naam van God mogen we aanroepen, aanspreken, belijden: een betrouwbare Naam.
De naam YAHWEH is een sterke toren; de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar (Spreuken 18:10).
Er is er maar één die ons afraadt die Naam te gebruiken. Nee, we mogen die niet 'ijdel' (= nutteloos) gebruiken.. Het gebod in Exodus 20:7 laat ook zien dat we Zijn heilige naam niet ‘nutteloos maken’, oftewel: niet meer gebruiken, vergeten. YHWH zegt Exodus 3:15: “Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties”.
We worden, net als Israël, op de proef gesteld. Mozes ging in geloof voorop. Nu is het Yeshua/Jezus zelf, die ons voorgaat in de strijd. Satan wil ons opnieuw in een klemsituatie brengen, maar God zal ook ons daaruit bevrijden.
De strijd begon na de zondeval in het paradijs
Genesis 3:15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.
De Strijd van de HEERE (3)
In deze aflevering die gaat over de strijd van YAHWEH wil ik het over de strijd tegen Amalek hebben, waar deze tijdens de richterperiode van Debora plaatsvond. Dat die strijd in feite de strijd tegen Amalek was lezen we in Richteren 3:13 en in Richteren 5:14 staat "Uit Efraïm kwamen zij, hun wortel ligt in Amalek". De strijd tegen Amalek gaat alle generaties door en dus is het van belang om ons daar in 'deze laatste der dagen' bewust van te zijn. De cyclus begint iedere keer opnieuw: afvalligheid, slavernij en smeekbeden.
Even een korte weergave van die strijd. Debora is een profetes, maar ook een richter. Zij zat onder een palmboom in het heuvelland en de mensen kwamen met hun problemen bij haar om hulp. In die tijd was Jabin de koning van Kanaän (Hazor) binnen de noordgrens van Israël. het gebied van de stammen Naftali en Zebulon. Hij had 900 ijzeren strijdwagens. Zijn leger was zo sterk dat veel Israëlieten gedwongen werden Jabins knechten te zijn. Ze werden met geweld onderdrukt. De aanvoerder van het leger van koning Jabin heet Sisera.
Richteren 4:4-7
4. En Debora, een vrouw die een profetes was, de vrouw van Lappidoth, die gaf in die tijd als richter leiding aan Israël.
5. Zij woonde onder de palmboom van Debora, tussen Rama en Bethel, in het bergland van Efraïm, en de Israëlieten gingen voor de rechtspraak naar haar toe.
6. Zij stuurde een bode en liet Barak, de zoon van Abinoam, uit Kedes-Naftali, roepen en zei tegen hem: Heeft de HEERE, de God van Israël, niet geboden: Ga, trek op naar de berg Tabor en neem tienduizend man met u mee, van de nakomelingen van Naftali en van de nakomelingen van Zebulon?
7. Dan zal Ik bij de beek Kison Sisera, de legerbevelhebber van Jabin, naar u toe trekken met zijn strijdwagens en zijn troepenmacht, en Ik zal hem in uw hand geven.
Barak, ook een richter in die tijd (mogelijk de man van Debora) durfde de strijd niet aan te gaan, tenzij Debora zelf meeging. Debora zei daarop dat er dan voor hem geen eer zou zijn, want "de HEERE zal Sisera overleveren in de hand van een vrouw". En dat gebeurde.
Richteren 5:8 - 1 Samuel 13:19. Debora sprak in geloof tot Barak dat de strijd in de hemelse gewesten al beslecht was:
Dit is de dag waarop YHWH Sisera in uw hand gegeven heeft. Is YHWH niet uitgetrokken voor u uit?
Hier zien we weer YAHWEH als strijder! Ze moesten met een vrijwel ongewapend leger (Richteren 5:8 - 1 Samuel 13:19) naar het strijdperk op de berg Tabor.
Barak moest wel optrekken in vertrouwen op God. Als hij met menselijke kennis de strijd beoordeelde waren zijn kansen nihil, maar God heeft andere strategieën tot Zijn beschikking.
Door zich naar Gods woorden met zijn troepen op de berg Tabor op te stellen, lokte Barak de legeroverste Sisera met zijn goed uitgeruste leger en 900 strijdwagens naar de Kison (Richteren 4:6, 7, 12, 13). Uit militair oogpunt stelde het leger van Israël niets voor. Toch zette Barak met zijn 10.000 man op de berg Tabor de aanval in. Maar YAHWEH had de leiding: „Van de hemel uit streden de sterren, van hun banen uit streden ze tegen Sisera.” (Richteren 4:14, 15; 5:20).
Richteren 4:16-17 Barak joeg de strijdwagens en het leger na tot Haroseth-Haggojim (de plek. waar archeologen het hier afbeelde 3200 jaar oude bronzen tablet vonden) En heel het leger van Sisera viel door de scherpte van het zwaard; zelfs niet één bleef er over. 17. En Sisera vluchtte te voet naar de tent van Jaël, de vrouw van Heber, de Keniet. Er was namelijk vrede tussen Jabin, de koning van Hazor, en het huis van Heber, de Keniet.
Regenval zorgde ervoor dat de beek Kison overstroomde en de wielen van de strijdwagens in de modder vastliepen (Richteren 5:21). Net zo als bij Mozes de strijdwagens in de Rode Zee vastliepen, waarvan in later tijd de wielen nog zijn gevonden op de bodem van de Rode Zee. Jabin en zijn leger werden met het zwaard gedood.
De legeroverste Sisera vluchtte te voet. Hij had geen vervoer meer. Hij ging naar het huis van Heber en Jaël, omdat er een relatie bestond tussen de koning van Hazor en dit echtpaar. Bij deze mensen die geen Israëlieten waren, dacht hij veilig te zijn. Maar Jaël kende YAHWEH! Ze was alleen thuis toen deze gevreesde man bij haar binnen kwam. Ze ontving hem vriendelijk, gaf hem melk te drinken en bood hem een slaapplaats. Maar toen hij sliep nam ze een tentpin en dreef de pin in zijn slaap, zodat hij aan de grond vastzat. Jabin en Sisera, deelgenoten van Amalek, beelden van satan en de antichrist, werden gedood. Van Sisera werd de kop vermorzeld (Gen. 3:15). YAHWEH had de strijd gevoerd en was Zijn volk te hulp gekomen. En Hij gebruikt ook vrouwen in die strijd.
De hier beschreven gebeurtenissen hebben raakvlakken met het gedeelte uit Exodus 14-15 wat in deel 2 van dit drieluik wordt beschreven.
(sommige van die gebeurtenissen ook met Samuel 17 in het eerste deel)
- In alledrie verhalen worden de Israëlieten aangevallen en verdrukt.
- In de drie verhalen had YHWH de regie in de strijd
- Zowel in Exodus als in Richteren bedient de vijand zich van strijdwagens,
- Van zowel de Egyptische als de Kanaänitische strijdwagens wordt vermeld dat zij door YHWH verward werden
- In alle drie verhalen overleven de vijanden de strijd niet.
- Na afloop van beide verhalen wordt een overwinningslied gezongen waarin YHWH de eer krijgt.
- Bij beide liederen speelt een vrouw een rol
- Beide vijanden werden meegesleept door het water
Als we nu naar deze tijd kijken, met de ervaringen van godvrezende Israëlieten, zoals Debora, Barak, Jaël, Mozes en David, die in dit drieluik ter sprake zijn gekomen dan hebben we gezien dat YAHWEH de strijder is die voor hen uitging en hen de overwinning gaf op de Farao, Goliath, Jabin en Sisera. Zij zijn allemaal, net zoals Amalek, beelden van de satan en zijn antichrist! Dat mag Israël hoop geven in deze tijd. In Psalm 83, die profetisch is voor onze tijd, lezen we:
Psalm 83:10 Doe met hen als met Midian, als met Sisera, als met Jabin aan de beek Kison:
We zien dat er in die strijd kopstukken omgebracht worden. Laatst hoorde ik in een preek, die betrekking had op de situatie van Israël, dat de voorganger het betreurde dat - ondanks het genieuze idee van exploderende telefoons/piepers - er iemand werd gedood die daardoor niet meer de kans kreeg zich tot God te bekeren. Dit is een schijnheilige liefde, waarbij niet het plan van God in rekening wordt gebracht. In de strijd van Genesis 3:15 moeten er koppen vallen. Nasrallah heeft de tijd gehad zich te bekeren. Hij strijdt tegen God, Zijn volk en Zijn land. Hij is medeplichtig aan alle slachtoffers in Israël. Nasrallah is ook een beeld van de antichrist, in de geest van Amalek. Als we dit vergelijken met de in dit drieluik genoemde voorbeelden dan weten we dat de strijd hard wordt. Er moeten 'koppen' vallen. Ik hoorde in een video van NU.nl een verslag van Tomer Bar, Israëlisch luchtmachtchef, na de aanslag vanuit een vliegtuig in het Hebreeuws zeggen - en ik kopieer de ondertiteling: "Goed gedaan. Ik hoop dat we deze terreurorganisatie hebben onthoofd". Ik moest direct denken aan Genesis 3:15. In de tien geboden staat niet "gij zult niet doden", maar "gij zult niet moorden". Misschien is het zo vertaald, maar de Hebreeuwse zin die vertaald wordt met “niet doden” is “lo titzag” wat afgeleid is van het werkwoord רָצַח "ratsag" dat moorden betekent. De nieuwe Bijbelvertaling (2004) heeft wel “pleeg geen moord”
In oorlogssituaties ontkom je niet aan het doden van de tegenstander die het op het leven gemunt heeft en al helemaal niet als het om de zaak van YAHWEH en Zijn volk gaat. Het is geen 'moord', maar het uitvoeren van Gods geboden. Wás het doden van de Kanaänieten moord? Jabin en Sisera waren Kanaänieten. Was Gods opdracht onrechtvaardig? Of is het mogelijk om Gods opdracht te zien als een rechtvaardig oordeel over mensen die een huiveringwekkende straf hadden verdiend? Het is nodig om ons humanistisch denken te vervangen door Gods gedachten.
Jur & Ida