English & other languages: click here!
Jeremia 18 - de les van de pottenbakker - vijandschap
Jeremía gaat naar een pottenbakker en krijgt daar lessen over hoe God met Zijn volk omgaat. Hij verkondigt dat er nog een mogelijkheid is tot bekering, maar het volk wijst die af. Dat betekent dat het oordeel definitief is. Het volk staat Jeremía naar het leven. De profeet bidt of YHWH hem wil gedenken en het volk wil straffen.
Ga naar hoofdstuk: inleiding/index - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan
Jeremia 18:1-4 Het woord dat van de HEERE gekomen is tot Jeremia: 2. Sta op en daal af naar het huis van de pottenbakker. Daar zal Ik u Mijn woorden doen horen. 3. Zo daalde ik af naar het huis van de pottenbakker. En zie, hij was op de draaischijven een werkstuk aan het maken. 4. Mislukte de pot die hij aan het maken was met de klei in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan weer een andere pot, zoals het in de ogen van de pottenbakker goed was om te maken.
Sta op en daal af naar het huis van de pottenbakker...... Jeremia krijgt de opdracht om naar de pottenbakker te gaan. Het "daal af" betekent meestal dat iemand Jeruzalem moet verlaten. God zal Jeremia bij de pottenbakker zijn Woord laten horen. We zien het vaak in de Bijbel dat God beelden uit het dagelijks leven gebruikt, om ons iets te leren.
Mislukte de pot die hij aan het maken was met de klei in de hand van de pottenbakker, ...... Het gebeurt vaker dat de klei zich niet wil voegen naar de hand van de pottenbakker.
dan maakte hij daarvan weer een andere pot.... Jeremia zag dat hij van diezelfde klei een andere pot ging maken, zoals het in de ogen van de pottenbakker goed was om te maken. Het moest aan de eisen van de pottenbakker voldoen.
Jeremia 18:5-10 Toen kwam het woord van de HEERE tot mij: 6. Zou Ik met u niet kunnen doen zoals deze pottenbakker, huis van Israël? spreekt de HEERE. Zie, zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn hand, huis van Israël. 7. Het ene ogenblik doe Ik de uitspraak over een volk en over een koninkrijk dat Ik het weg zal rukken, af zal breken en zal doen ondergaan. 8. Bekeert zich dat volk waarover Ik die uitspraak heb gedaan echter van zijn kwaad, dan zal Ik berouw hebben over het kwade dat Ik het dacht aan te doen. 9. Het andere ogenblik doe Ik de uitspraak over een volk en over een koninkrijk dat Ik het zal bouwen en planten. 10. Doet het echter wat kwaad is in Mijn ogen door niet te luisteren naar Mijn stem, dan zal Ik berouw hebben over het goede waarmee Ik zei het goed te doen.
Zou Ik met u niet kunnen doen zoals deze pottenbakker, huis van Israël? ......... Dit is YHWH zelf die deze vraag stelt met betrekking tot het huis van Israël. Hij laat hiermee zien dat Hij het universele recht heeft de mens te vormen zoals Hij dat bedoelt. Zoals met elke vergelijking gaat dit niet op alle punten op. Want de mens heeft de mogelijkheid gehad om te kunnen kiezen en de klei heeft dat niet. Het Hebreeuwse woord שָׁחַת shagat wat in vers 4 met "mislukt" is vertaald, kan volgens Strong ook "verdorven" betekenen. Het woordenboek geeft zelfs "graf" of "hel". De pot in het huis van de pottenbakker was verdorven; maar Israël verdierf zichzelf.
huis van Israël.... opvallend dat hier sprake is van het "huis van Israël", terwijl het hier in feite over Juda gaat. Voor God is Israël nog altijd onverdeeld: bestaande uit twaalf stammen.
...over een volk en over een koninkrijk dat Ik het weg zal rukken, Bekeert zich dat volk waarover Ik die uitspraak heb gedaan, dan zal Ik berouw hebben over het kwade dat Ik het dacht aan te doen..... Het stond God vrij om een mislukte/verdorven pot opnieuw te vormen als Hij daarvoor koos. Toch was Hij ook vrij om het goede dat Hij een natie had aangedaan terug te nemen als zij kwaad deden in Zijn ogen.
zo bent u in Mijn hand..... dat God het recht heeft om Zijn schepsel (de klei) om te vormen betekent niet dat "God kan doen wat Hij wil" in een slechte zin. God is een liefdevolle, barmhartige God, maar ook rechtvaardig en gestreng! Hij kan het kwade niet verdragen. Zijn straffen voor het afwijzen van Zijn genade zijn onbarmhartig. Maar de mens is niet overgeleverd, zoals in de wereld, aan een gevoelloze potentaat. De mens heeft altijd de mogelijkheid om zich te bekeren.
Jeremia 18:11 Nu dan, zeg toch tegen de mannen van Juda en tegen de inwoners van Jeruzalem: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik bereid onheil tegen u, bedenk een plan tegen u. Bekeer u toch, ieder van zijn slechte weg. Maak uw wegen en uw daden goed.
zeg toch tegen de mannen van Juda .......Jeremia moet de les van de pottenbakker concreet toepassen op Juda. YHWH heeft een oordeelsplan tegen Zijn volk. Hij wil het uit het land Juda wegwerpen. (Jeremia 16:13) De “verdorvenheid” van de pot Juda en Jeruzalem was het geloof dat, aangezien ze Gods verbondsvolk waren, hun geen kwaad kon overkomen. Dit geloof werd bevestigd door al die valse profeten. Maar als het volk zich bekeert, zal de HEERE berouw hebben over het kwaad dat Hij dacht te doen. Het aanbod van genade blijft van kracht.
Zie, Ik bereid onheil tegen u, bedenk een plan tegen u.......
Jeremia moet de les van de pottenbakker concreet toepassen op Juda. YHWH heeft een oordeelsplan tegen Zijn volk. Hij wil het uit het land Juda wegwerpen. (Jeremia 16:13)
Ik heb gelezen dat er in deze zin een bijzondere Hebreeuwse woordspeling zit. Het woord onheil - kwade רעה על heeft dezelfde stam als yatsar (Strong 1335: het in vorm knijpen) en betekent ook “de pottenbakker”. Dit wil zeggen dat Juda net zo als de klei opnieuw moet worden gevormd door middel van de ballingschap.
Maak uw wegen en uw daden goed....... als het volk zich bekeert, zal de HEERE berouw hebben over het kwaad dat Hij dacht te doen. Het aanbod van genade blijft van kracht.
Romeinen 9:20-24 Maar, o mens, wie bent u toch dat u God tegenspreekt? Zal ook het maaksel tegen hem die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt u mij zó gemaakt? 21. Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit dezelfde klomp klei het ene voorwerp tot een eervol, het andere tot een oneervol voorwerp te maken? 22. En is het niet zo dat God, omdat Hij Zijn toorn wilde bewijzen en Zijn macht bekendmaken, met veel geduld de voorwerpen van Zijn toorn, voor het verderf gereedgemaakt, verdragen heeft? 23. En dat met het doel om de rijkdom van Zijn heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van Zijn ontferming, die Hij van tevoren bereid heeft tot heerlijkheid? 24. Hen heeft Hij ook geroepen, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen.
Zie, als leem in de hand van de pottenbakker, zo zijt gij in Mijn Hand, huis van Israël.” (Jeremia 18:6)
Dit is het woord dat Jeremia van de Here ontvangt als hij in het huis van de pottenbakker is.
Ach, we zijn liever "koningen en priesters"! Wij zijn liever "meer dan overwinnaars"! We noemen Jezus liever "onze grote Vriend"! De Bijbel noemt ons toch immers "Zijn medearbeiders"? Yeshua heeft toch Zelf gezegd, dat Hij ons Zijn vrienden noemt?
De Bijbel spreekt inderdaad van deze geweldige dingen! Als wij door Gods liefde steeds meer in Zijn Licht leren wandelen, dan gaan we ons schamen dat we ons zo gemakkelijk Gods beloften toe eigenen, in plaats van ze met een verbroken hart dankbaar en verwonderd in ontvangst te nemen, maar ook bereid zijn om een moeilijke weg in Zijn dienst te gaan.
Yeshua heeft gezegd: „De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt het Evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin” (Lukas 16:16). We zagen dat aan de talrijke valse profeten in Jeremia's tijd. Daar werd graag naar geluisterd, beter dan naar die onheilsprediker Jeremia. Maar wat Jeremia aankondigde werd wel werkelijkheid en ze hadden dat kunnen voorkomen door de woorden van Jeremia ter harte te nemen.
Deze indringers (o.a. valse profeten) worden elders in de Bijbel vergeleken met het onkruid tussen het tarwe of met de genodigde die geen bruiloftskleed aanhad.
Ze zijn er door alle eeuwen heen geweest die indringers in het Koninkrijk, als een Judas te midden van de discipelen. En Yeshua zal ze verdragen tot het einde, zoals Hij ook Judas tot het einde toe heeft liefgehad. Wie zich bezorgd afvraagt, of hij soms zelf ook zo’n indringer is, moet de beslissing nemen om zich te laten reinigen van alle invloeden van "de prediking van de goedkope genade".
Laten we Hem toch zoeken, Yeshua, Die Zich zo graag laat vinden.
Onder de indruk van Zijn Majesteit zullen we dan beleven hoe goed het is om klei te zijn in Zijn Hand!
Jeremia 18:12-17 Zij zeggen echter: Daar is geen hoop op, wij volgen immers onze eigen plannen. We doen ieder overeenkomstig zijn verharde, boosaardige hart. 13. Daarom, zo zegt de HEERE: Vraag toch onder de heidenvolken: Wie heeft zoiets gehoord? Iets zeer afschuwelijks heeft zij gedaan, de maagd Israël. 14. Verdwijnt de sneeuw van Libanon ooit van een rots in het veld? Droogt het vreemde, koele, stromende water ooit uit? 15. Toch heeft Mijn volk Mij vergeten. Zij brengen reukoffers aan nutteloze afgoden. Die hebben hen laten struikelen op hun wegen, op de aloude paden, door op de paden te gaan van een ongebaande weg, 16. zodat zij hun land tot een verschrikking maken, tot een eeuwige aanfluiting. Ieder die er voorbijtrekt, zal zich ontzetten en met zijn hoofd schudden. 17. Als een oostenwind zal Ik hen verspreiden vóór de vijand uit. De nek, niet het gezicht, zal Ik hun laten zien op de dag van hun ondergang.
Daar is geen hoop op, wij volgen immers onze eigen plannen...... De reactie van het volk is verbijsterend. Ze vonden de boodschap van Jeremia maar hopeloos en deden liever wat hun eigen hart hun zei. De oproep tot bekering werd botweg afgewezen. Het "eigen ik", dat onbewust gevoed werd door demonen, maakte de dienst uit, terwijl Jeremia zijn "ik" bewust had onderworpen aan Gods Heilige Geest. Er was niet alleen onverschilligheid, maar een bewuste keus voor het kwaad. (vgl. Jer. 2:25; Jer. 6:16)
Vraag toch onder de heidenvolken: Wie heeft zoiets gehoord?...... Zelfs de heidenen zouden zich verbazen over deze ontrouw van het volk. (Jeremia 2:10-13). De heidenen zijn in elk geval consequent in het dienen van hun afgoden en veranderen niet gedurig van afgod. Het woord ‘afschuwelijk’ wordt meestal gebruikt als het gaat om geestelijk overspel en valse profetie (Jeremia 5:30; Jeremia 23:14 en Hosea 6:10). De uitdrukking ‘maagd van Israël’ klinkt dan ook pijnlijk bitter in dit verband.
Verdwijnt de sneeuw van Libanon ooit van een rots in het veld?.... Ook de natuur, die onder Gods bevel staat, is consequent in haar gedrag,
Droogt het vreemde, koele, stromende water ooit uit?....in dit geval in het geven van koel, helder water, dat steeds maar doorstroomt. Maar het volk van God doet wel iets tegennatuurlijks: het heeft notabene zijn God vergeten. Zij brengen reukoffers aan nutteloze afgoden.
Afgeweken van de aloude paden.......Ze zijn van de aloude (Hebreeuws: eeuwige) paden afgeweken en gaan op een ongebaande weg (die niet opgehoogd is). Het zijn de wegen die afwijken van Gods weg: het Woord.
Als een oostenwind zal Ik hen verspreiden vóór de vijand uit...... De oostenwind is de sirocco, een vernietigende wind die uit de oostelijke woestijnen komt. (zie Job 27:21, Psalm 48:8 en Jesaja 27:8). Het beeld doet weer denken aan het wannen.
Op de dag van hun ondergang zal God er niet zijn om het volk te helpen. Hij laat het volk Zijn nek en niet Zijn aangezicht zien.
Jeremia 18:18 Toen zeiden zij: Kom, laten we plannen tegen Jeremia bedenken. Want het onderwijs in de wet verdwijnt niet met de priester, evenmin het geven van raad met de wijze of het woord met de profeet. Kom, laten we hem treffen met de tong en laten we geen acht slaan op welke van zijn woorden dan ook.
Kom, laten we plannen tegen Jeremia bedenken....... Een groep uit het volk wil tegen Jeremia optreden. Ze zeggen: laten we een plan (complot) tegen Jeremia bedenken.
het onderwijs in de wet verdwijnt niet met de priester......
Men denkt dat er beslist wel geestelijke leiding is van hun priesters, de wijzen en andere profeten.
Dit was (voor een deel) de boodschap van de valse profeten: Als een man de titel van priester droeg, dan moest hij de wet wel kennen.
Als hij tot de wijzen behoorde dan kon het niet anders of hij moest goede raad kunnen geven. Als hij een profeet werd genoemd, dan sprak hij ook de woorden van God. Met zo’n instelling zul je nooit valse leraars, dwaze ouderlingen herkennen. Jeremia die buiten het officiële college van leiders stond, telde niet mee. Het was zijn woord (Gods Woord!) tegen de veelheid van valse leraars.
Ezechiël profeteerde later tegen de Judeeërs dat er wat anders zou gebeuren:
Ezechiël 7:26 Ramp op ramp zal er komen, gerucht op gerucht zal er zijn. Zij zullen bij een profeet een visioen zoeken, bij de priester zal de wet verdwijnen, raad bij de oudsten.
Kom, laten we hem treffen met de tong..... Deze opstandige groep wil Jeremia met woorden treffen. Verder was de afspraak om Jeremia te negeren.
Jeremia 18:19-20 Sla acht op mij, HEERE, luister naar de stem van wie mij aanklagen. 20. Zou dan kwaad met goed vergolden worden? Zij hebben immers een kuil gegraven voor mijn ziel! Bedenk dat ik in Uw dienst (Letterlijk: voor Uw aangezicht)sta, om het goede voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden.
Sla acht op mij, HEERE, luister naar de stem van wie mij aanklagen...... Jeremia bidt aan YHWH of Hij wil luisteren naar wat zijn tegenstanders zeggen.
Zij hebben immers een kuil gegraven voor mijn ziel!...... ze hebben me als het ware levend begraven. Negeren is ook een vorm van dood verklaren. Maar zoals later blijkt was dit ook bedoeld als een fysiek moordplan. Zo'n moordplan was er ook al in Anathoth, zoals beschreven in Jeremia 11:21.
om Uw grimmigheid van hen af te wenden.... En dat terwijl Jeremia hen juist gewaarschuwd had voor Gods toorn. Hij had hen in opdracht van God juist geestelijk en fysiek willen redden. Het als zoals Yeshua verzuchtte:
Lucas 19:41-44 41 En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, en zei: 42 Och, of gij ook op deze dag verstond wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. 43 Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, 44 en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt dat God naar u omzag.
Maar nu verandert er iets in de houding van Jeremia. Bij hem is nu ook de maat vol.
Hij heeft nu geen genade meer met de bevolking die zich ten dode tegen hem keert. De oordelen die YHWH al over hen had uitgesproken door Jeremia, neemt hij nu, eenswillend met God, zelf voor zijn rekening. Jeremia vraagt of de HEERE zijn vijanden wil straffen (Psalm 10:15; Psalm 28:4; Psalm 35:4-6).
Jeremia heeft lang gebeden voor het volk. Nu ziet hij in dat het volk zich niet bekeren zal en hem ook nog eens wil doden. Hij is het helemaal eens met de oordelen die God heeft uitgesproken. Jeremia vraagt nu zelfs aan YHWH om het oordeel ook daadwerkelijk uit te voeren.
Jeremia 18:21-23 Geef daarom hun kinderen over aan de honger, doe hen neerstorten door de macht van het zwaard. Laten hun vrouwen van kinderen beroofd en weduwen worden. Laten hun mannen gesneuvelden worden. Laten hun jongemannen in de strijd met het zwaard verslagen worden. 22. Laat uit hun huizen geschreeuw gehoord worden, wanneer U plotseling een roversbende over hen brengt, omdat zij een kuil hebben gegraven om mij gevangen te nemen, en strikken hebben verborgen voor mijn voeten. 23. Maar U, HEERE, U kent heel hun plan tegen mij om mij te doden. Doe geen verzoening over hun ongerechtigheid, delg hun zonde van voor Uw aangezicht niet uit. Doe hen struikelen voor Uw aangezicht. Doe zo met hen in de tijd van Uw toorn.
Geef daarom hun kinderen over aan de honger..... Jeremia bad een heftig gebed tegen zijn vijanden, en vroeg om allerlei crises en rampspoed over hen uit te storten.
Doe zo met hen in de tijd van Uw toorn...... het is heel naar om dit allemaal te lezen. Het past ook niet in het beeld wat doorgaans van God geschetst wordt. Misschien hebben we zelf wel eens meegedaan met de prediking van "goedkope genade", waarbij alleen de positieve teksten, die ons goed uitkomen, naar voren worden gebracht. Dat deden ze ook in het tweestammenrijk Juda. Gods liefde heeft ook een andere kant. Want het is liefde dat God de opstandige mens uitdelgt. De wereldbevolking die zo verstrikt is in het zondige denken, los van Gods geboden, moet verdelgd worden. Op Gods wijze. Anders zou het kwaad voor eeuwig standhouden. Onze God is een God van uitersten. Het is bij God alles of niets. Heilig of onheilig, rein of onrein, heet of koud. Ik zal in verband met dit hoofdstuk ook twee voorbeelden naast elkaar zetten. Om van het ene naar het andere te gaan is een kwestie van het aannemen of afwijzen van het verzoenende bloed van Yeshua, die alles voor ons over had. Wie hem afwijst moet zelf het oordeel over de zonde dragen, zoals de inwoners van Juda en Jeruzalem. Het is bloedserieus!!
Hem Die gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En verder: De Heere zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God. Want onze God is een verterend vuur. Hebr. 10:30-31 – Hebr. 12:29
Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. 1Korinthe 2:9 En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.Openbaring 21:4
Jur & Ida