Engels other languages: click here!
Deuteronomium 11:26 – 16:7 Parasha Re'eh
Op 30 augustus 2019 sprak Kees Duyzer voor Radio Israël over Parasha Re'eh. Ik heb toen aantekeningen gemaakt en uitgewerkt in de hoop dat deze behulpzaam zijn bij het gedeelte van Deuteronomium dat we nu bestuderen.
De parasha Re’en begint met Re’eh anochie noten lifnichem hayom - רְאֵה, אָנֹכִי נֹתֵן לִפְנֵיכֶם--הַיּוֹם HSV: Zie, ik houd u heden zegen en vloek voor. בְּרָכָה, וּקְלָלָה Barachah oeqlalah
De berg Ebal was de berg van de vloek en de berg Gerizim die van de zegen, waar de stammen van Israël tegenover elkaar opgesteld stonden, toen de zegen en vloek werd uitgesproken. Ze zouden zegen ontvangen als ze naar de geboden luisterden en anders de vloek ervaren.
We behandelen drie punten:
1. De zegen en vloek, die verband houdt met het gehoorzamen van de Tora
- de plaats waar God gediend wil worden
- hoe om te gaan met valse profeten
1. De zegen en vloek, die verband houdt met het gehoorzamen van de Tora
Wie gelooft in afgoden en in beelden en die een zekere mate van goddelijkheid toekent, is iemand die de Tora terzijde stelt. Yeshua zegt in Matth. 6:24
Niemand kan twee (tegengestelde) heren dienen, want of hij zal de één haten en de ander liefhebben, of hij zal zich aan de één hechten en de ander minachten. U kunt niet God dienen en de mammon.
Het is gelijk aan het minachten van de Eeuwige en de Tora. Deuteronomium 28 behandelt dit uitgebreid.
De Israëlieten stonden op het punt het Beloofde Land in te trekken en moesten doordrongen zijn van datgene waaraan ze zich moesten houden. Dit was van levensbelang, anders zouden ze het in dat land niet redden.
Jozua 8: 30-35
30 Toen bouwde Jozua een altaar voor de HEERE, de God van Israël, op de berg Ebal,
31 Mozes, de dienaar van de HEERE, aan de Israëlieten geboden had, overeenkomstig wat in het wetboek van Mozes geschreven staat: een altaar van hele stenen die men niet met een ijzeren voorwerp bewerkt had. Daarop brachten zij brandoffers aan de HEERE. Ook brachten zij dankoffers.
Jozua 8 vervolg
32 Vervolgens schreef hij daar op stenen een afschrift van de wet van Mozes, die hij geschreven heeft voor de ogen van de Israëlieten.
33 Heel Israël met zijn oudsten, beambten en rechters stond aan deze en aan de andere zijde van de ark, vóór de Levitische priesters, die de ark van het verbond van de HEERE droegen, zowel vreemdelingen als ingezetenen. Eén helft daarvan stond tegenover de berg Gerizim en één helft daarvan stond tegenover de berg Ebal, zoals Mozes, de dienaar van de HEERE, vroeger geboden had om het volk Israël te zegenen.
34 Daarna las hij al de woorden van de wet voor, de zegen en de vloek, in overeenstemming met alles wat in het wetboek geschreven staat.
35 Er was niet één woord van alles wat Mozes geboden had, dat Jozua niet voorlas voor heel de gemeente van Israël, de vrouwen, de kleine kinderen en de vreemdelingen die in hun midden meetrokken.
Daarom zegt Mozes in Deut. 11:32 Neem dan alle verordeningen en bepalingen die ik u heden voorhoud, NAUWLETTEND in acht.
Deut. 12: 1 Dit zijn de verordeningen en de bepalingen die u NAUWLETTEND in acht moet nemen, in het land dat de HEERE, de God van uw vaderen, u gegeven heeft om het in bezit te hebben, al de dagen dat u op de aardbodem leeft.
De vertalingen geven verschillende benamingen aan de geboden. De HSV heeft het over “verordeningen en bepalingen”, de NBG over “wetten en gedragsregels” en de Naardense bijbelvertaling over “inzettingen en de rechtsregels”. Dat is nogal verwarrend.
Het Hebreeuws heeft het over “goeqiem” חֻקִּים (enkelvoud “goq”) Hiermee worden onveranderlijke wetten genoemd. Een goed voorbeeld is:
Jeremia 31: 35 Zo zegt de HEERE, Die de zon tot een licht geeft overdag en de vaste orde van maan en sterren tot een licht in de nacht, Die de zee opzweept, zodat haar golven bruisen, HEERE van de legermachten is Zijn Naam. 36 Als deze verordeningen (goeqiem חֻקִּים) ooit zouden wijken van voor Mijn aangezicht, spreekt de HEERE, dan zou ook het nageslacht van Israël ophouden een volk voor Mijn aangezicht te zijn, alle dagen!
Dit is dus ook in het Nieuwe Verbond van kracht. Het is gelijk aan de natuurwetten.
Mattheüs 5: 18 Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Tora voorbijgaan, totdat het alles geschied is.
19 Wie dan een van deze geringste geboden (goeqiem חֻקִּים ) afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen.
Er zijn ook de mishpatiem (mishpat enkelvoud= rechtspraak) de geboden waar men moet kiezen tussen twee stellingen (rechtsregels volgens de Naardense).
Een Voorbeeld vinden we in Numeri 27: 1-11, waar de dochters van Zelafad hun recht op erfenis bepleiten bij Mozes. In vers 5 lezen we: “Mozes bracht hun rechtszaak ( מִשְׁפָּטָ mishpat) voor het aangezicht van de HEERE.”
Dit is een voorbeeld van “mishpat´ dat met rechtspraak te maken heeft. Samen met de goeqiem vormen de mishpatiem de basis van de Tora.
-
de plaats waar God gediend wil worden
Eén van de eerste dingen die het volk Israël in het Kanaänitische land moest uitvoeren was alles verwijderen wat met afgodendienst heeft te maken. Mozes onderwijst hen hierover:
Deut. 12: 2-7
2 U moet al de plaatsen waar de volken van wie u het land in bezit neemt, hun goden gediend hebben, volledig vernielen, op de hoge bergen, op de heuvels en onder elke bladerrijke boom.
3 Hun altaren moet u afbreken, hun gewijde stenen in stukken slaan, hun gewijde palen met vuur verbranden en de beelden van hun goden omhakken; en u moet hun naam uit die plaats doen verdwijnen.
4 U mag tegenover de HEERE, uw God, niet doen zoals zij!
5 Maar naar DE PLAATS die de HEERE, uw God, uit al uw stammen zal uitkiezen om Zijn Naam daar te vestigen, naar Zijn woning moet u vragen en daarheen komen.
6 Daarheen moet u uw brandoffers brengen, uw slachtoffers, uw tienden, de hefoffers van uw hand, uw gelofteoffers, uw vrijwillige gaven en de eerstgeborenen van uw runderen en van uw kleinvee.
7 En daar moet u voor het aangezicht van de HEERE, uw God, eten en u verblijden, u en uw gezinnen, over alles wat u ter hand genomen hebt en waarin de HEERE, uw God, u gezegend heeft.
We zien in dit hoofdstuk 6 maal de uitdrukking “de plaats” (HaMaqom הַמָּקוֹם ) In heel Deuteronomium komt die aanduiding 22 keer voor, waarvan 9 maal aangevuld met “om Zijn Naam daar te vestigen”.
We komen dat ook tegen in Genesis 28:11 waar Jacob op de vlucht is naar Mesopotamië. We komen daar de benaming HaMaqon הַמָּקוֹם drie keer tegen. Het woord Maqon is “plaats”, maar door het woordje “ha” ervoor weten we dat het een bepaalde plaats is. Het is “DE Plaats”. Het is “de plaats” waar Jacob de ladder naar de hemel zag waar engelen opklommen. Waar God sprak:
Genesis 28: 13 Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham en de God van Izak; dit land waarop u ligt te slapen, zal Ik u en uw nageslacht geven.
14 Uw nageslacht zal talrijk zijn als het stof van de aarde en u zult zich uitbreiden naar het westen, het oosten, het noorden en het zuiden. 4 In u en uw nageslacht zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.
15 En zie, Ik ben met u, Ik zal u beschermen overal waar u heen zult gaan, en Ik zal u terugbrengen in dít land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik tot u gesproken heb!
In feite hebben we hier te maken met het vernieuwde verbond dat met Abraham en Izak was gesloten. En dan zegt Jacob in vers 16: ” De HEERE is werkelijk op deze plaats ( מָּקוֹם Maqom), en ik heb het niet geweten.”
En in vers 19: Hij gaf die plaats (HaMaqom הַמָּקוֹם) de naam Bethel (=Huis van God)
Genesis 22:3-4 Toen stond Abraham 's morgens vroeg op, zadelde zijn ezel, nam twee van zijn knechten met zich mee, en Izak, zijn zoon. Hij kloofde hout voor het brandoffer, stond op en ging naar de plaats (HaMaqom הַמָּקוֹם ) die God hem genoemd had. 4 Op de derde dag sloeg Abraham zijn ogen op, en hij zag die plaats (HaMaqom הַמָּקוֹם ) in de verte.
In Genesis komen we “de plaats” 14 x tegen. Gen. 22:14 En Abraham gaf die plaats (HaMaqom הַמָּקוֹם) de naam: De HEERE zal erin voorzien. Daarom wordt heden ten dage gezegd: Op de berg van de HEERE zal erin voorzien worden.
De Here zou voorzien in een plaatsvervangend offer, op de berg des Heren. Zie je de ram met de kop tussen de dorens? (er staat sebak סְבָךְ= struikgewas)
Op “de berg des Heren”…. Welke berg is dat? Dat is de Moria.
Deut. 12: 5 Maar naar de plaats (HaMaqom הַמָּקוֹם ) die de HEERE, uw God, uit al uw stammen zal uitkiezen om Zijn Naam daar te vestigen, naar Zijn woning moet u vragen en daarheen komen.
In het Heilige Land zouden ze moeten zoeken naar de plaats waar de HEERE ging wonen. Als ze de Tora zouden kennen, zouden ze erachter komen.
David die in een mooi paleis woonde vond dat de woonplaats van God er maar bekaaid af kwam. De ark stond in een tent bij Abinadab. Hij wilde voor de Eeuwige een huis bouwen. Hij kreeg geen toestemming om een tempel te bouwen. De eerste keer dat David de ark naar Jeruzalem wilde halen ging dat vreselijk mis.
1 Kronieken 21: 24 David kwam naar Ornan, en Ornan keek op en zag David. Daarop kwam hij de dorsvloer af en boog zich voor David neer, met zijn gezicht ter aarde. 22 En David zei tegen Ornan: Geef mij de plaats (Maqom) van de dorsvloer, om daarop voor de HEERE een altaar te bouwen; geef ze mij voor de volle prijs, zodat de plaag over het volk tot stilstand gebracht wordt. 23 Toen zei Ornan tegen David: Neem ze maar voor uzelf, en laat mijn heer de koning doen wat goed is in zijn ogen. Zie, ik geef de runderen voor de brandoffers, en de dorssleden voor het brandhout, en de tarwe voor het graanoffer; ik geef dat alles.
24 Toen zei koning David tegen Ornan: Nee, ik wil het beslist voor de volle prijs kopen, want ik wil niet wat van u is voor de HEERE nemen, zodat ik een brandoffer breng dat niets kost.
Hoe heette die plaats nu waar David de tempel wilde bouwen?
2 Kronieken 3: 1 Toen begon Salomo het huis van de HEERE te bouwen, in Jeruzalem, op de berg Moria, waar de HEERE aan zijn vader David verschenen was, op de plaats die David (beMaqom Dawid) bepaald had, op de dorsvloer van Ornan, de Jebusiet.
De berg om daar Zijn Naam te vestigen. Dezelfde berg waarop Izak werd geofferd.
Deuteronomium 12:28-32
29. Wanneer de HEERE, uw God, de volken waar u naartoe gaat om die uit hun bezit te verdrijven, van voor uw ogen uitroeit, en u hen verdreven hebt en in hun land bent gaan wonen,
30. wees dan op uw hoede dat u niet, nadat zij van voor uw ogen weggevaagd zijn, in dezelfde valstrik komt, en dat u niet vraagt naar hun goden, door te zeggen: Zoals deze volken hun goden gediend hebben, zo zal ik het ook doen.
31. U mag ten aanzien van de HEERE, uw God, niet doen zoals zij! Want alles wat voor de HEERE een gruwel is, wat Hij haat, hebben zij voor hun goden gedaan. Zij hebben voor hun goden immers zelfs hun zonen en hun dochters met vuur verbrand.
32. Dit alles wat ik u gebied, moet u nauwlettend in acht nemen. U mag er niets aan toevoegen en er ook niets van afdoen.
dat u niet vraagt naar hun goden, door te zeggen: Zoals deze volken hun goden gediend hebben, zo zal ik het ook doen...... Daar begint het vaak mee: interesse tonen voor wat anderen doen. Vervolgens erbij uitgenodigd worden en een stap verder 'zelf proberen'. Ze moeten er helemaal niet naar vragen.
alles wat voor YAHWEH een gruwel is, wat Hij haat, hebben zij (De Kaänanitische heidenen) voor hun goden gedaan......... Dit verwijst naar de praktijk van de Molech-aanbidding, waarbij Kanaänieten hun kinderen offerden door ze levend op een brandend heet beeld van Molech te leggen, terwijl het geluid van de trommelslagen de schreeuwen van de gemartelde baby's overstemde. De maat van hun zonde (Genesis 15:16) was niet voor niets profetisch vol bevonden. Ze moesten geleidelijk worden verdreven of uitgeroeid.
Israël heeft een tragische geschiedenis als het gaat om het aanbidden van deze afschuwelijke god Moloch.
- Salomo gaf op zijn minst toestemming voor de aanbidding van Molech door een tempel voor deze afgod te bouwen (1 Koningen 11:7).
- Koning Achaz van Juda gaf zijn eigen zoon aan Molech (2 Koningen 16:3).
- Een van de grote misdaden van de noordelijke stammen van Israël was hun aanbidding van Moloch, wat leidde tot de Assyrische ballingschap (2 Koningen 17:17).
- Koning Manasse van Juda gaf zijn zoon aan Molech (2 Koningen 21:6).
- Tot aan de dagen van de gelovige koning Josia van Juda bleef de eredienst van Molech voortduren. Deze koning verwoestte de offerplaats Tofet, in het dal Ben-Hinnom (2 Koningen 23:10).
3. hoe om te gaan met valse profeten
Als er in de gemeente iemand opstaat die een teken, een beeld of een droom heeft ontvangen en later blijkt dat dit niet van God was….. en het blijkt een plan om tot afgodendienst te verleiden, hoe moeten we daarmee omgaan?
In Deut. 13 wordt daarvoor gewaarschuwd.
Deut. 13: 5 En die profeet of hij die die dromen heeft, moet gedood worden, omdat hij heeft opgeroepen afvallig te worden aan de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte heeft geleid en u uit het slavenhuis verlost heeft; en omdat hij u wilde afbrengen van de weg die de HEERE, uw God, u geboden heeft daarop te gaan. Zo moet u het kwaad uit uw midden wegdoen.
Deuteronomium 8:2.3 Ook moet u heel de weg in gedachten houden waarop de HEERE, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn geleid heeft, opdat Hij u zou verootmoedigen, en u op de proef zou stellen om te weten wat er in uw hart was, of u Zijn geboden in acht zou nemen of niet.
Hij verootmoedigde u, Hij liet u honger lijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt.
De profeet of de dromer moest gedood worden. Zo, zegt Paulus, moet u het kwaad uit uw midden wegdoen.
In 1 Kor. 5 lezen we over ontuchtplegers. Er bestond in Korinthe tempelprostitutie voor de Griekse godin Aphrodite.
1 Kor. 5: 11 Maar nu heb ik u geschreven dat u zich niet moet inlaten met iemand die, terwijl hij een broeder wordt genoemd, een ontuchtpleger is, of een hebzuchtige, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover. Met zo iemand moet u zelfs niet eten.
12 Het is toch niet aan mij om hen die buiten zijn te oordelen? Oordeelt u immers niet alleen hen die binnen zijn?
13 Maar hen die buiten zijn, oordeelt God. En doe de kwaaddoener uit uw midden weg.
Bij dat laatste “en doe de kwaaddoener uit uw midden weg” heeft Paulus vast gedacht aan Deut. 13:5.
Zie ook Deut. 13:6-11 Doodstraf voor afgoderij
De gemeente van deze tijd heeft moeite met het aanpakken van ontucht en afgodendienst. Men vindt het moeilijk om op te treden en mensen erop aan te spreken. Als het om pedofilie gaat dan komt men nog wel in beweging. Maar men is niet toegerust om valse profetie te herkennen of vast te stellen dat deze profetie van God komt. Toch moeten we duidelijk zijn: “doe de kwaaddoener uit uw midden weg”. Hoe weten we of iemand een valse profeet is?
1 Joh. 4: 1 Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn; want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan.
2 Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God;
3 en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt.
Het gaat erom of Gods Koninkrijk door de boodschap van “de profeet” wordt opgebouwd of afgebroken.
De verkeerde boodschap brengt de gelovigen in verwarring. Het zorgt voor partijschappen:
3 Joh. 9 Ik heb aan de gemeente geschreven; maar Diotrefes, die steeds onder hen de eerste wil zijn, erkent ons niet.
10 Daarom zal ik, als ik kom, de werken die hij doet, in herinnering brengen. Hij belastert ons met kwaadaardige praatjes; en hiermee nog niet tevreden, erkent hijzelf de broeders niet en verhindert het hun die het wel willen doen en stoot hen uit de gemeente.
11 Geliefde, volg niet het kwade na maar het goede. Wie goed doet, is uit God; maar wie kwaad doet, heeft God niet gezien.
Mattheüs 18: 15 Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen.
16 Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat.
17 Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn.
Laten we elkaar terechtwijzen in een geest van zachtmoedigheid, maar wel heel duidelijk!
2 Timotheüs 2: 25 Hij moet met zachtmoedigheid hen onderwijzen die zich verzetten. Misschien geeft God hun eens bekering, zodat zij tot erkenning van de waarheid komen
26 en zij weer mogen ontwaken uit de strik van de duivel, door wie zij levend gevangen waren om zijn wil te doen.
Doe de kwaaddoener uit uw midden weg.
Toevoeging van mij:
In deze eindtijd zijn er veel gelovigen die zeggen een droom of een visioen te hebben gehad en die menen te kunnen zeggen wat er gaat gebeuren. En inderdaad, er staat in Joël 3:3 dat mensen visioenen krijgen. Maar er staat niet bij dat ze die openbaar moeten maken. Het kan, als het echt van God komt, een bemoediging voor jezelf en mogelijk voor anderen zijn. Maar kijk wel uit! God werkt nooit buiten Zijn Woord om. Hij kan een visioen geven als en wanneer het Hem behaagt. Deze belofte wordt gegeven voor de tijd dat het oordeel over de volken wordt voltrokken en het volk Israël wordt hersteld. Het zal dan ook van toepassing zijn op de Israëlieten in die tijd. Maar als je je ernaar uitstrekt om visioenen te krijgen, terwijl het Gods tijd niet is en er toch naar verlangt, kunnen demonen daarop inhaken en zijn die "getuigenissen" niets anders dan toekomstvoorspellingen die de occulte wereld ook kent. Dan ben je een valse profeet. De Bijbel noemt dat "toverij". In de eindtijd zullen er ook vele valse profeten zijn. Daar heeft Yeshua ons voor gewaarschuwd.
Mattheüs 24:11 En er zullen veel valse profeten opstaan en die zullen er velen misleiden.
Filippenzen 1:10 opdat u kunt onderscheiden wat wezenlijk is, opdat u oprecht bent en zonder aanstoot te geven tot de dag van Christus.
Ida