Parasha Metzora - index


Parasha Metzora

פָּרָשָׁה מְּצֹרָע 

 

Leviticus 14:1–15:33

2 Koningen 7: 3-20

Matth. 23:16 – 24:2 en 30-31

מְּצֹרָע = 'de besmette' / 'de melaatse'

מְּצֹרָע uitspraak 'metzora'

Leviticus 14:2 Dit is de wet voor de melaatse (מְּצֹרָע) op de dag van zijn reiniging. Hij moet naar de priester gebracht worden,


Kort overzicht

In de parasha Shemini lazen we dat een van de taken van de priesters was om onderscheid te maken tussen “heilig en onheilig, rein en onrein” ( Leviticus 10:10 ). Bij dit laatste gaat het niet om hygiëne, maar om de rituele zuiverheid die nodig was om het heiligdom binnen te gaan, d.w.z. om tot God te naderen. Israël moest zich onthouden van het eten van dieren die als onrein waren bestempeld en voorkomen dat zij door hun karkassen werden besmet (Leviticus 11 ).

Daarnaast staan de Parshot Tazria en Metzora vol met instructies over andere zaken die mensen of voorwerpen onrein maken: onreinheid na de bevalling; in geval van lepra (tsara'at, een zichtbare huidziekte of zelfs een “ziekte” op kledingstukken van huid of een muur); en in geval van afscheiding van lichaamsvloeistoffen (langdurige afscheiding van de voortplantingsorganen, zaaduitscheiding of menstruatie).

Voor ernstige gevallen van onreinheid (bijvoorbeeld na de bevalling, langdurige ontlasting en melaatsheid) waren offers nodig om weer tot een staat van reinheid terug te keren. In andere gevallen is het onderdompelen van het lichaam in water voldoende.

“Zo moet u het volk Israël afgescheiden houden van hun onreinheid, opdat zij niet sterven in hun onreinheid door mijn tabernakel, die in hun midden is, te verontreinigen” ( Leviticus 15:31 ).

De wetten van dit deel van Leviticus gaven Israël instructies over speciale maatregelen die zij als volk moesten nemen omdat YAHWEH in hun midden woonde. Ze fungeerden als speciale praktijklessen die Israël voortdurend herinnerden aan de heiligheid van God.
Bron