Parasha Behar
Parasha Behar (bij de berg)
Leviticus 25:1 - 26:2
Jeremia 32: 6-27
Lukas 4: 16-21
Leviticus 25:1
De HEERE sprak tot Mozes bij de berg (= בְּהַר behar) Sinaï.
Het toragedeelte eindigt met:
Leviticus 26:2 Mijn sabbatten moet u in acht nemen, en voor Mijn heiligdom moet u eerbied hebben. Ik ben de HEERE.
Korte inleiding: De Parasha deze week is Behar (op de berg) uit Leviticus 25-26:2. De Profetenlezing komt uit Jeremia 32: 6-27 en de tekst uit het Nieuwe Testament is Lukas 4:16-21.
In de vorige parasha schreef Adonai ons voor dat we heilig moeten zijn en heilig moeten leven omdat Hij, onze God Heilig is. Ook het voedsel dat we nuttigen moet heilig zijn en op een heilige manier worden aangeboden. Heilig is, zoals we lazen, apart gezet zijn. In deze parasha lezen we dat ook de aarde van tijd tot tijd ‘apart’ moet worden gezet. Eéns in de 7 jaar moet het land volledig tot rust komen. We mogen dan niet oogsten of snoeien maar iedereen die wil mag dan bijvoorbeeld van iemands akker druiven plukken of spontaan opgekomen graan verzamelen (Lev. 25: 6).
Zeven is een typisch getal van volheid: de zeven dagen van de week, de zeven omgangen om Jericho, de zevende maand waarin de grote Feesten van Adonai plaatsvinden, etc. In deze parasha schrijft Adonai ons voor, door de hand van Moshe/Mozes, dat na 7 x 7 jaar er een Jubeljaar moet zijn. Een jaar van kwijtschelding van schulden. Ieder mag weer terug naar zijn eigen originele stukje erfgebied zodat er nooit echte uitbuiting ontstaat. Zo kan het niet gebeuren dat één erg slimme en rijke ondernemer alle grondgebied overneemt. Na 50 jaar is er minstens
weer één nieuwe generatie ontstaan en kan het familiebezit weer terug naar de oorspronkelijke eigenaar. Vers 13-17 beschrijft heel duidelijk hoe dit financieel wordt geregeld. Land mocht nooit verkocht worden, wel verpand/uitgeleend.
We zien ook de vergelijking tussen de zesde dag, toen het volk extra manna moest verzamelen zodat zij op de zevende dag, de shabat, niet hoefden te werken, en het zesde jaar waarin God zorgt voor extra opbrengst zodat het volk niets te kort kwam in het zevende jaar! Hij zorgt voor ons en Hij wil dat wij ook voor onze naasten en de vreemdelingen zorgen wanneer zij in nood zijn. Want zegt God in vers 38: Ik ben de Eeuwig Aanwezige, jullie God, die jullie uit Egypte geleid heeft om jullie Kanaän in bezit te geven en jullie God te zijn!
Bijzonder wat er in vers 42 staat: het volk behoort Mij toe zegt God en zij kunnen dus niet als slaaf worden verkocht. Toch zijn helaas door de eeuwen heen honderdduizenden Israelische slaven verkocht door de Babyloniërs en o.a de Romeinen. De parasha eindigt met het verbod om godenbeelden neer te zetten (hoeveel daarvan staan er de laatste jaren wel niet in de Nederlandse tuincentra en winkels…?) en opnieuw de opdracht om de shabat te vieren omdat, zegt God: het is Mijn shabat!! (Lev. 25:2).
In Jeremia 32 lezen we over de koop van een aanzienlijke akker, iets ten noorden van Jeruzalem (Anatot). Jeremia wordt door zijn neef gevraagd de grond te kopen zodat het in de familie blijft. Jeremia betaalt slechts 17 zilveren shekels voor de akker. Heel wat minder dan Abraham moest betalen voor de akker bij Hebron (400 zilveren shekels!). We lezen dat het contract van de koop in een aarden kruik moest worden bewaard zodat de tekst lang leesbaar zou blijven (net zoals later met de Dode Zee rollen gebeurde) en wie weet vinden we ooit nog dat kruikje met Jeremia’s contract…
Jeremia vervolgt in vers 22: U heeft hen dit land gegeven, dat U hun voorouders onder ede had beloofd: een land dat overvloeit van melk en honing. Zo is het land Israel het eeuwige erfgoed voor het volk Israel. Het kan niet worden afgenomen of voor altijd overgaan in handen van andere volkeren/goden.
In Lukas 4 lezen we ook over een soort contract wat op een rol geschreven is. Jehoshua/Jezus leest voor uit de Jesajarol. ‘de Geest van Adonai rust op mij, omdat Hij mij heeft gezalfd’.
Zalven is mashach משח in het Hebreeuws waar het woord Messias van afgeleid is.
Vers 19 verwijst, net zoals we lazen in het boek Leviticus naar het (jubel) jaar waarin de onderdrukten vrijgelaten zullen worden. Halleluyah, wat een mooie regelgevingen van Adonai! Prachtige lezingen! Leest u ze zelf ook?
Karen Strijker - Na'aleh Israël.