Leviticus 10 Nadab en Abihu
Leviticus 10. Nadab en Abihu
NADEREN – Hoe kunnen we tot God naderen?
In de studies van de afgelopen weken stond de bouw van de tabernakel centraal. Deze week lezen we in Leviticus 9 en 10 over de ingebruikneming van de tabernakel en over de heerlijke tegenwoordigheid van YHWH die intrek in de Tabernakel nam en daarna de dramatische dood van Aärons zonen Nadab en Abihu (Nadav en Avihu). God greep in toen deze priesterzonen uit eigen beweging vuur in het heiligdom brachten wat God niet geboden had.
We begrijpen uit deze geschiedenis dat we niet zo maar tot God kunnen naderen. Daarom waren de offers nodig. Het Hebreeuwse woord voor offers is afgeleid van een woord dat “naderen” betekent.
God had zelf vuur gezonden bij de ingebruikneming van de tabernakel.
Leviticus 9:24 Een vuur ging uit van het aangezicht van de HEERE, en verteerde het brandoffer en de vetdelen op het altaar. Toen heel het volk dit zag, juichten zij en wierpen zich met het gezicht ter aarde.
Dat vuur moest blijven branden en werd ook gebruikt om de menora en het reukofferaltaar aan te steken:
Leviticus 6: 12 En het vuur op het altaar moet daarop blijven branden; het mag niet uitgeblust worden. De priester moet er elke morgen hout op aansteken, daarop het brandoffer schikken en het vet van de dankoffers erop in rook laten opgaan.
13 Het vuur moet voortdurend op het altaar blijven branden, het mag niet uitgeblust worden.
Dat gebeurde ook bij de inwijding van de tempel van Salomo:
2 Kronieken 7: 1 Toen Salomo geëindigd had dit gebed te bidden, kwam het vuur uit de hemel neer en verteerde het brandoffer en de slachtoffers, en de heerlijkheid van de HEERE vervulde het huis.
Toen Elia op de Karmel een altaar had gebouwd om te laten zien dat YHWH God is en niet de Baäl gebruikte God Zijn vuur om het aan te steken:
1 Koningen 18: 38 Toen viel er vuur van de HEERE neer, verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en het stof. Zelfs het water in de geul likte het op.
Nadab en Abihu gebruikten kennelijk ander vuur in hun enthousiasme, maar daarmee konden zij God niet naderen.
Het is dus belangrijk dat we de Heiligheid en Onbenaderbaarheid van YHWH begrijpen. God was bezig Zichzelf aan het volk Israël bekend te maken door Zijn naam YHWH. Dit begon in Exodus 3:1-6 toen Mozes probeerde tot het brandende braambos te naderen, maar door God gewaarschuwd werd niet dichterbij te komen, maar om eerst zijn schoenen uit te doen! Hij probeerde het volk duidelijk te maken dat Hij een Heilig, zeer Heilig God is . Hij is volmaakt en volkomen afgescheiden van zonde. Beginnend in Exodus 3, waarschuwt God het volk Israël voortdurend dat ze afstand moeten bewaren. Hetzelfde zagen we bij de openbaring op de berg. Toch wilde God bij de mensen wonen. Maar dat kan alleen op Zijn voorwaarden.
Wat bedoelt Adonaï in Leviticus 3:10 door te zeggen dat Hij verheerlijkt zal worden door hen die tot Hem naderen ? Laat ons om die vraag te beantwoorden, kijken naar enkele verzen die thematisch verbonden zijn met Leviticus 10:3. In Exodus 19:19-25 zien we ook zeer strenge waarschuwingen om niet dicht bij Adonaï te komen. Dat vond plaats toen de Tora op de Berg Sinaï gegeven werd. Zie je het verband? Wanneer men tot Adonaï wil naderen, moet men zéér voorzichtig zijn. Zijn Heiligheid is zo intens dat men niet nader tot Hem kan komen zonder op de juiste manier bedekt/ beschermd te zijn. Tengevolge van onze zonden, hebben we bescherming voor Zijn puurheid en Heiligheid nodig!
Ook de opstijgende wierook die op het reukofferaltaar gebrand werd was een beeld van de gebeden die ons beschermen voor Adonaï’s Heiligheid. Dat zie je ook bij de Yom Kippur (Grote Verzoendag) ceremonie in Leviticus 16, waar de Hogepriester alleen in het Allerheiligste kan gaan NA het maken van een wolk met wierook , zodat hij niet in direct contact zou komen met de de wolk van Gods tegenwoordigheid (die in de Talmoed de Shechinah wordt genoemd). De wierook, die een beeld is van voorbede, is de wolk die de Hogepriester beschermde voor een directe ontmoeting met de Shechinah (tijdens de Yom Kippur ceremonie), net zoals de wolk op de Berg Sinaï de priesters beschermde voor een directe ontmoeting met Gods tegenwoordigheid!
Toen Johannes Adonaï zag in het boek Openbaring, riepen de engelen
"Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, Die is, en Die komt!" Openbaringen 4:8
Weet je hoe heet de zon is ? Heter dan we ons kunnen voorstellen. Gods Heiligheid is nog oneindig véél heter dan de zon! Denk eens even na . Hij houdt van ons en wil dat we in gemeenschap en in reinheid tot Hem naderen. Maar raad eens. Wij zijn niet heilig en als Hij ons te dicht bij Hem brengt…. .wel, je hebt het geraden. Dan zijn we geroosterd!
We behandelen deze week ook een gedeelte uit Hebreeën 7. We lezen daar dat, door het verzoenend lijden van Yeshua, het priesterschap veranderd is in het priesterschap van Melchizedek, waarover we al in het eerste testament lezen. We mogen nu door onze Hemelse Hogepriester Yeshua, tot de heilige God naderen in Zijn hemels heiligdom. Hij is onze bescherming, bedekking.
Als we maar blijven beseffen dat we dat met liefde en gepaste eerbied doen, want God is een verterend vuur. (Hebreeën 12:29)
Daarom moeten we God dienen op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en eerbied. (Hebreeën 12:28).
Niet met een slaafs ontzag, maar wel met de vreze des Heren, die rein is, die voor eeuwig stand houdt. (Psalm 19:10).
(Een gedeelte van dit onderwerp is ontleend aan de Parasha studie Shmini van T. Robinson)