English ^other languages: click here!

Genesis Hebreeuwse Woordstudie

Parasha Bereshit, in het begin/met de Eersteling: GENESIS 

Het Boek over de schepping, ‘het boek van het begin’, is onmiskenbaar de inleiding tot de gehele Bijbel, het fundament van alle geopenbaarde waarheid.

Genesis 1:1

In den beginne schiep God Aleph-Taw de hemel en de aarde…

De AT, “de Eerste en de Laatste” van Openbaring 22 (het laatste Bijbelhoofdstuk…), komen we al tegen in Genesis 1 vers 1. De Aleph-Taw is Degene door Wie God  אֶת de hemel en אֶת de aarde gemaakt heeft. Immers, “alle dingen zijn door Hem geworden…”.

Jesaja 6:1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik  Aleph-Taw Adonai אֶת-אֲדֹנָי  zitten op een hoge en verheven troon

Wie zag Jesaja hier? Luister naar Johannes (12:41): Dit zeide Jesaja, omdat hij Zijn (= Christus) heerlijkheid zag en van Hem sprak.

Derde voorbeeld: Zacharia 12:10 (SV).

en zij zullen Mij aanschouwen אֶת  Aleph-Taw, Dien zij doorstoken hebben…

Israël zal straks oog in oog komen te staan met Hem die het Beeld is van de onzienlijke God. Degene die zij ooit doorstoken hebben, de Aleph-Taw.

Stuk voor stuk schitterende verborgen heenwijzingen in de Hebreeuwse Bijbel naar het Hem die als het Offerdier aan het kruis zou sterven. De Eerste en de Laatste.


Er staat zoveel verborgen moois in deze Parasha! Om te beginnen het allereerste woord van de Bijbel: Bereshiet בְּרֵאשִׁית wat men kan lezen als:  "In het/een begin", maar ook als: "Met de/een Eersteling". Wel...... Wie is dan die Eersteling?
Die Eersteling is een verwijzing naar de ultieme E
ersteling Yeshua. Zie 1 Kor. 15:20 en 1 Kor. 15:23
 
In Johannes 1:1 staat: ‘In den beginne was het Woord en het Woord was met God en het Woord was God.’ De Eersteling is onze Messias, Degene Die over Zichzelf heeft gezegd: ‘Ik ben de Aleph א en de Taw ת, de Eerste en de Laatste (Openbaringen 22:13); Aleph א is de eerste letter van het Hebreeuwse Alfabet, betekent Eersteling, Koploper, Voortrekker en staat voor God Zelf.
 
De Taw ת betekent teken, kruisteken. Wat zei Hij dus eigenlijk cryptisch met deze woorden Ik ben de Aleph en Ik ben de Taw: Ik ben God en Ik heb mezelf overgegeven aan het kruis voor jullie. Hoe diepzinnig!
 
In de Griekse vertaling van Openbaringen die wij te lezen krijgen, valt deze diepzinnigheid geheel weg omdat vertaald wordt vanuit de Griekse letters Alpha Α en Omega Ω, die geen betekenis hebben. Een andere diepzinnigheid die we in de vertaling niet terugvinden is het ontbreken van het koppelwerkwoordje is in de Hebreeuwse taal. Als we willen zeggen ‘Abraham is oud’ dan zeggen we in het Hebreeuws: ‘Abraham oud.’
 
Echter, in het Nederlands kunnen we niet zonder dit kleine koppelwerkwoordje en wat blijkt? Overal waar het werkwoord hajah הָיָה wordt gebruikt in het Hebreeuws, daar wordt dit vertaald met het woordje is. Maar het werkwoord hajah הָיָה is niets minder dan het werkwoord waarvan de Naam van God: JHWH יהוה is afgeleid en dit betekent geschieden, aanwezig zijn.
 
Wat kunnen we dan stellen? Dat waar in onze vertaling God sprak: ‘Er zij licht ('zij' is een vervoeging van 'is') er in werkelijkheid staat: ‘Er geschiede licht!’ Anders gezegd: ‘Er Gode licht!’ Wanneer sprak Hij deze woorden? Op de eerste dag!
 
Wanneer schiep Hij het licht van zon, maan en sterren? Pas op de vierde dag! Dus welk licht sprak hij tot aanschijn op deze eerste dag? Zichzelf...
 
In Openbaringen 22:5 zien we ook dit gegeven terug wanneer er staat dat het licht van de zon niet meer nodig is omdat Hijzelf ons verlicht. Hoe geweldig is Hij!
 
God spreekt in Genesis 1:26: ‘Laat ons mensen maken naar ons beeld en onze gelijkenis.’ Uit deze woorden blijkt een van de grootste geheimenissen over God. In Deuteronomium 6:4 zegt Hij dat Hij Eén is:  יְהוָה אֶחָד  YAHWEH ECHAD. Toch spreekt Hij hier in Genesis over Zichzelf in het meervoud: Ons. Hoe zit dit nu: God is Woord en Geest, want de Geest zweefde over de wateren (vs.2) en het Woord sprak (Jer. 25:1, joh.1:1). Hij is Eén en Hij bestaat uit Woord: Dabhar דָּבָר en Geest: Ruach ְּ רוּחַ ,(het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond Joh. 1:14a). Ja, Hij is Eén en Hij is volop relatie in Zichzelf! Maar de mens die Hij schiep is ook één en die bestaat ook uit geest, ziel en vlees, geschapen naar Gods beeld, tselem צַלְמ en naar Zijn gelijkenis, demuth דְמוּת Gen.5:1).
 
En laten we het woord gelijkenis, demuth דְמוּת eens even nader bekijken: in demuth דְמוּת zit in het woord dam דָּם ,bloed, verscholen. We lijken dus onder meer op Hem doordat er bloed door onze aderen stroomt. Dat is bij God ook zo: in ieder geval daar waar Hij in het vlees is verschenen en Zijn kostbaar bloed liet vloeien om de mens te redden van de zondemacht. Maar ook en zeer opvallend- vinden we in demuth דְמוּת het woord muth מָוֶת en dit woord betekent dood! Is het niet treffend dat we Genesis 1:27 lezen dat God ons ‘slechts’ naar Zijn beeld maakt en dat pas in Genesis 5:1, na de zondeval en nadat God als gevolg daarvan de mens sterfelijk maakt, er melding gemaakt wordt dat we ook naar Zijn gelijkenis zijn gemaakt?!
 
Dit is geen toeval: de dood treedt in bij de zondeval, niet omdat de vrucht van de Boom van de Kennis van Goed en Kwaad dodelijk is, daarin heeft de slang gelijk, maar omdat God Zelf ingrijpt en de mens met al deze kennis sterfelijk maakt. Het woord kennis is in dit geval afgeleid van het werkwoord jada יָדַע en dit betekent: verbinding leggen met. Als God de mens met deze kennis niet sterfelijk zou maken, dan zou het kwaad nooit sterven, want de mens heeft door het eten van de vrucht verbinding gelegd met het kwaad... Maar God doet daar op dat moment nog veel meer en dat is het grootste geheimenis: niet alleen de mens maakt Hij sterfelijk maar ook Zichzelf!
  
Want daar en op dat moment gaat Zijn plan in werking om de mens weer terug te kopen uit de dood. En dit kan alleen door Zelf te sterven; onze dood te sterven en daaruit weer op te staan om elk mens die gelooft in de gekruisigde en opgestane God toch nog weer eeuwig leven te geven. De geschiedenis van Kain, Qain קַיִן en Abel, Hebhel הָבֶל ,wordt behandeld. We kennen de geschiedenis zo goed: Hebhel offert de eerstelingen van zijn vee en Qain offert wat van de opbrengst van zijn land. Het gaat hier om de eerstelingen die wil God hebben (Psalm 111:10), dat heeft Qain blijkbaar niet ter harte genomen. Boos is hij wanneer God zijn offer niet aanneemt en zijn broer, die met zijn hele hart die eerstelingen offert (in Hebhel הָבֶל zit het woord hart, lebh לֵב verborgen) krijgt de schuld en wordt doodgeslagen door zijn broer. Wat afschuwelijk!
Geen wonder dat God heel erg boos is en Qain van het grondgebied verwijdert, net zoals zijn ouders zijn verwijderd uit de Hof van Eden. Qain zal voortaan ronddolen, Qain ְּקַיִן betekent klaaglied en die betekenis past nu bij hem. Zodra de mens zich begint te vermenigvuldigen, neemt de slechtheid ook toe; er is woordverband tussen vermenigvuldigen larobh לָרֹב en ruziën, l'ribh ְּלְריב ;de Resh ר en de Lamed ל zijn beiden vertegenwoordigd in deze twee woorden.
 
Zijn leven spaart God echter, zelfs zegt Hij dat moord op Qain zevenvoudig gewroken zal worden. God zet een teken, oth -אוֹת- op Qains leven en zo gaat hij vrijuit van de ergste straf; als we de letters van de naam Qain -קָיִן- omhusselen dan krijgen we het woord naqi -נָקִי- en dit betekent onder meer vrijuit gaan. Natuurlijk wordt hij gestraft, verbannen, maar de dood als gevolg voor zijn enorme zonde wordt hem bespaard. 

Qain bouwt een stad en noemt deze naar zijn oudste zoon Henoch, waarschijnlijk is dit Jericho: "Ier Henoch" stad van Henoch. Later is in zijn nageslacht de naam Lamech, niet de vader van Noach maar degene die zich twee vrouwen neemt, Ada en Zilla en tegen hen spreekt hij dat hij een man zal doden als die hem zou verwonden en dat hij een jongen zou doden, mocht die hem een buil slaan. Zijn over-overgrootvader Qain mocht dan zevenvoudig gewroken worden, maar meneer Lamech zal zevenenzeventig maal gewroken worden. Er is maar een woord voor Lamech: kapsoneslijder!
 
De geslachtsregisters worden genoemd, waarbij onder meer opvalt dat Mitsrajim -מִצְרַיִם- een nakomeling van Cham is. In deze naam zit het woord matser -מַצֶר, wat benauwdheid betekent. Mitsrajim is het latere Egypte dat het volk Israel zo benauwde door haar slavernij op te leggen.

Zodra de mens zich begint te vermenigvuldigen, neemt de slechtheid ook toe; er is woordverband tussen vermenigvuldigen larobh -לָרֹב- en ruziën, ribh -רִיב; de Resh -ר- en de Lamed -ל- zijn beiden vertegenwoordigd in deze twee woorden.
De zonen van God, Elohim -אֱלֹהִים, in Genesis 6:2 zijn volgens de Joodse uitleggers Ibn Ezra, Hirsch en anderen de zonen van de rechtvaardige Seth שֶׂת (wiens naam onder meer hooghartigheid betekent) die met de dochters van de onrechtvaardige Qain trouwen en daarmee zichzelf naar beneden halen. Er zijn meer uitleggingen van dit vers waaronder ook dat gevallen engelen met de mensen zouden zijn getrouwd, echter, daar is in de rest van Genesis geen enkele aanhaling naar. Als dit het geval zou zijn, waarom straft God hen dan niet en gaat Zijn straf alleen over de mens?
(Over deze laatste opmerking wil ik nog iets toevoegen. Dat die relaties tussen mens en gevallen engelen er waren staat wèl in de Bijbel beschreven (Genesis 6:2-4).  Deze geestenwereld van gevallen engelen staat in rechtstreeks verband met de strijd van Genesis 3:15, een strijd die tot het einde moet worden uitgestreden. Het oordeel over satan en zijn engelen staat al vast, ze worden in de hel geworpen, die speciaal voor hen gemaakt is (Mattheüs 25:41). Ook als er opnieuw zo'n oordeel plaatsvindt worden er weer demonen losgelaten (Openbaring 9:1-12), opdat wie vuil is nog vuiler worden en wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden. Openbaring 2:11). Ten tijde van het oordeel zal het heel duidelijk zijn waar iedereen staat. (Ida)
 
De reuzen, nephilim נְּפִלִים heten zo omdat ze gevallen zijn: naphlu נָפְל֥וּ ,afgeleid van het werkwoord naphal ְּנָפַל ,vallen. Ze hadden enorme kracht maar zijn toch verdwenen, alhoewel ze in Numeri nog gespot zijn door de verspieders. Van grote kracht en lengte zijn ze gevallen naar vergetelheid…
 
God Zelf is de Aleph א en de Taw ת, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste (Op.22:13). Hij is Degene die het al volmaakt, Die afrekent met Zijn vijanden en Die Zijn kinderen voor eeuwig beschermt. ׳Laat die dorst heeft komen en die wil, het water des Levens nemen om niet.׳
 

Karen Strijker