Deuteronomium 4 en 5 - Het vuur
Bij het luisteren naar een Leerhuis uitzending van Radio Israël, merkte de spreker op dat er in de hoofdstukken 4 en 5 van Deuteronomium 14 keer het woord “vuur” voorkwam. In hoofdstuk 4 zeven keer en in hoofdstuk 5 zeven keer. Totaal dus 14 keer. Omdat dit in onze studies over Deuteronomium niet zo naar voren kwam, besloot ik er een apart onderwerp aan te wijden. In de commentaren zie je er ook weinig over vermeld, reden te meer ons hier met een gelovig hart in te verdiepen.
Deuteronomium 4:11-12 Toen kwam u naar voren en stond onder aan de berg, terwijl de berg brandde van vuur, tot in het hart van de hemel. Er was duisternis en er waren wolken en donkerheid. 12. En de HEERE sprak tot u vanuit het midden van het vuur; het geluid van de woorden hoorde u, maar een gestalte zag u niet, er was alleen een stem.
In vers 11 herinnert Mozes de tweede woestijngeneratie aan de gebeurtenis op de berg Sinaï. Mozes betrekt de tweede generatie in dat gebeuren alsof ze er zelf bij aanwezig waren geweest. Ze maakten in feite als volk deel uit van de toenmalige verbondssluiting met Israël.
Toen God met het volk sprak brandde de Sinaï van vuur "tot in het hart van de hemel...". In vers 12 beschrijft hij dan dat YHWH ook werkelijk “vanuit het midden van het vuur” met hen sprak.
Deuteronomium 4:20. maar ú heeft de HEERE genomen en uit de ijzeroven, uit Egypte geleid, om voor Hem tot een erfvolk te zijn, zoals het op deze dag is.
Vers 20 haakt weer in op het thema “vuur” als er staat dat de Heilige Israëls hen “uit de ijzeroven, uit Egypte geleid heeft”.
Dan is er in dit hoofdstuk nog een verwijzing naar het vuur, dat naar de eigenschap van God verwijst
“Deuteronomium 4:24. Want de HEERE, uw God, is een verterend vuur, een na-ijverig God".
Wat kunnen we leren van dit beeld van vuur?
Merk op, dat de tekst niet zegt, dat God een verterend vuur heeft, maar dat Deut. 4:24 leert dat God het Verterend Vuur ìs. De nadruk ligt op het feit dat we iets over het wezen van God Zelf leren.
In de Bijbel zien we dat “vuur” dient om uiting te geven aan Gods toorn, maar tegelijk ook om reiniging, zuivering te bewerken. We lezen in Deuteronomium 4 de waarschuwing tegen afgoderij. Een afgodendienaar is geen gelovige. Tegen zulke mensen zou God een verterend vuur zijn. Iedereen die iets, of iemand anders dan Hem aanbidt, verdient het vonnis van verteerd te worden door Gods vuur. We zullen even de context nagaan in welk verband de waarschuwing voor het verterende vuur werd gegeven.
Deuteronomium 4:21-24 Ook werd de HEERE toornig op mij, vanwege uw woorden. Hij zwoer dat ik de Jordaan niet zou oversteken en niet zou komen in het goede land dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geven zal. 22. Want ik zal in dit land sterven; ik zal de Jordaan niet oversteken. Maar u zult hem wel oversteken en dat goede land in bezit nemen. 23. Wees op uw hoede, dat u het verbond van de HEERE, uw God, dat Hij met u gesloten heeft, niet vergeet en voor u een beeld maakt, de afbeelding van enig ding dat de HEERE, uw God, u verboden heeft. 24. Want de HEERE, uw God, is een verterend vuur, een na-ijverig God.
Hier laat Mozes het volk zien dat God ook toornig werd op hem. Hij was bovenmate geïrriteerd toen het volk mopperde omdat er geen drinkwater was. Toen heeft hij de Naam van God ontheiligd door tegen de rots te slaan in plaats van er tegen te spreken. De straf daarop was dat hij het Beloofde Land niet mocht binnengaan. Dat Beloofde Land was notabene het doel van de hele woestijnreis. Dat had hij zo graag mee willen maken. Mozes wil hiermee zeggen dat, als God hem niet spaarde om deze zonde, dat God ook het volk zeker niet zou ontzien als zij afgoden zouden vereren, waarmee zij eveneens Gods Naam ontheiligden.
OM TE REINIGEN
Het verterend vuur van God kan ook tot doel hebben de mens te reinigen en te zuiveren en daarmee de mens juist te redden en tot heelheid te brengen, tot eer van Gods Naam! Dit zal juist aan het eind van de tijden plaatsvinden, in onze tijd dus.
Daniël profeteerde:
Daniël 12:9-10 Toen zei Hij: Ga heen, Daniël, want deze woorden blijven geheim en verzegeld tot de tijd van het einde. 10. Velen zullen gereinigd, zuiver wit gemaakt en gelouterd worden. De goddelozen echter zullen goddeloos handelen en geen enkele van de goddelozen zal het begrijpen, maar de verstandigen zullen het begrijpen.
Het lijden brengt loutering tot stand voor degenen die het van YHWH blijven verwachten. Men zal helemaal klaargemaakt worden voor het Koninkrijk van God. Dit is natuurlijk in de eerste plaats voor het volk Israël bedoeld, maar strekt zich uit tot allen die één met hen zijn. Zacharia spreekt ook over de loutering voor het derde deel van Israël dat is overgebleven:
Zacharia 13:9 Ik zal dat derde deel in het vuur brengen en het louteren, zoals men zilver loutert. Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft. Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God.
Mozes wist heel goed, dat Gods vuur niet altijd verteert. Hij zag dat gebeuren aan het brandende braambos. Daar was het bedoeld om duidelijk te maken hoe God Zijn Volk wilde bevrijden. Het gelovig overblijfsel van Israël zou precies op dat braambos lijken - gezuiverd door God en toch niet verteerd.
Dit doet ook denken aan het reinigende vuur waarover Paulus in de brief aan de gelovige Korinthiërs schrijft:
1 Korinthe 3:11-15 Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus. 12. Of nu iemand op dit fundament bouwt met goud, zilver, edelstenen, hout, hooi of stro, 13. ieders werk zal openbaar worden. De dag zal het namelijk duidelijk maken, omdat die in vuur verschijnt. En hoe ieders werk is, zal het vuur beproeven. 14. Als iemands werk dat hij op het fundament gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen. 15. Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden. Hijzelf echter zal behouden worden, maar wel zo: als door vuur heen.
Met andere woorden voor diegenen, die Zijn Eigendom zijn, wiens vlees andere goden achterna wil lopen of zich bezig houdt met andere zaken, die volgens het Verbond verboden zijn, is onze God een reinigende God. In feite zegt Mozes dit heel duidelijk in Deut. 4:20:
Deuteronomium 4:20 maar ú heeft de HEERE genomen en uit de ijzeroven, uit Egypte geleid, om voor Hem tot een erfvolk te zijn, zoals het op deze dag is.
Uiteindelijk was de ‘ijzeroven’ van Egypte ook een reinigingsprocedure. Het verteert iemands ‘vlees’ (de verbondenheid aan het zondige bestaan), het helpt om te heiligen (om op God gericht te zijn). Zo wilde God Zijn eigen volk reinigen.
De reden, dat God Israël aan de harde en wrede jaren van de Egyptische ballingschap onderwierp, was om hen te zuiveren ...."
Maar voor diegenen die zich bezig houden met afgoderij –uiterlijk, innerlijk, of in welke vorm ook- is de Heer een verterend vuur. Hij handelt in gerechtigheid en toorn tegen allen, die zich tegen Hem verzetten. Een levendig beeld hiervan zien we in Openbaring 19:11-12.
Openbaring 19:11-12 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. 12. En Zijn ogen waren als een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele diademen. Hij had een Naam, die opgeschreven was, en die niemand kent dan Hijzelf.
In dit visioen staat Yeshua, de Rechter, tegenover de naties van de wereld, die verzameld zijn om zich tegenover Hem en Zijn gerechtigheid op te stellen. Er staat dat "Hij tegen dezen, (de niet uitverkorenen, de ongelovigen), met recht vonnist en oorlog tegen hen voert. Zijn ogen waren als een vuurvlam...." God maakt trouwens ook “Zijn dienaren tot een vuurvlam”. (Hebr. 1:7b)
We lezen in de Tora dat God de ware offers aanstak met het vuur dat van Hemzelf uitging:
Zie 1 Kon. 18:38; 1 Kron. 21:25 en 2 Kron. 7:1
Leviticus 9:24 Een vuur ging uit van het aangezicht van de HEERE, en verteerde het brandoffer en de vetdelen op het altaar. Toen heel het volk dit zag, juichten zij en wierpen zich met het gezicht ter aarde.
Nadab en Abihu
Dat heilige vuur moest bewaard en in stand gehouden worden. (Lev. 6:12-13). Toen Nadab en Abihu, de zonen van Aäron eigen vuur gebruikten voor het reukoffer en niet het vuur dat God uit de hemel had gegeven, toen werd God voor hen ook werkelijk een verterend vuur.
Leviticus 10:1 De zonen van Aäron, Nadab en Abihu, namen beiden hun wierookschaal, deden vuur daarin, legden reukwerk daarop en brachten vreemd vuur voor het aangezicht van de HEERE, wat Hij hun niet geboden had. 2. Toen ging een vuur uit van het aangezicht van de HEERE, en verteerde hen, zodat zij stierven voor het aangezicht van de HEERE.
De Vuurkolom
De wonderbare vuurzuil tijdens de woestijnreis was juist tot grote zegen. (Exod. 13: 21; 14: 24; Num. 14: 14), Deze wees de Israëlieten ’s nachts op hun tocht in de koelte de weg door de overdag zo hete woestijn.
Sodom en Gomorra
Een ander voorbeeld van het verterende vuur van God is natuurlijk het oordeel over Sodom en Gomorra. Dit is met recht een voorbeeld voor wat er in onze tijd zal gebeuren.
2 Petrus 3:7 Maar de hemelen die er nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd en worden voor het vuur bewaard tot de dag van het oordeel en van het verderf van de goddeloze mensen.
Vuur uit de hemel viel verder op de twee hoofdmannen (2 Kon. 1: 10), op Jobs kudden en knechten (Job 1: 16), op Egypte (Exod. 9: 23), het oproer van Korach (Num. 16: 35), de morrende Israëlieten (Num. 11:1), en op andere goddelozen (Hos. 8: 14; Jer. 17: 27; Amos 7: 4). Bij de laatste opstand van de mensheid zal vuur uit de hemel de opgetrokken legers verteren. (Openb.20:9)
In Openbaring 19:12 beschrijft de tekst dat de Heilige ogen van vuur heeft. Dit karakteristieke kenmerk voor zuiverend en bestraffend vuur is niet zomaar een extra hulpmiddel voor God. Het is diep in het eigen binnenste van God Zelf ingeworteld. Dit betekent onder andere dat, om een Zuiveraar te zijn, de Heer allereerst Zelf een Zuivere moet zijn. God kan alleen handelen in overeenstemming met Zijn aard. Hij kan niet buiten Zijn aard functioneren. Indien het daarom Zijn aard is om te reinigen en om te reageren tegen alle onheiligheid, is dat alleen omdat Hij Zelf in wezen Heilig en Zuiver is.
Hij verwacht dan ook Zijn wezen in heel Zijn Schepping weerspiegeld te zien. Wanneer iets wat Hij maakt erin faalt dat te doen of opzettelijk afbreuk doet aan Gods karakter, aan Zijn Woord en aan Zijn Schepping, dan moet het gezuiverd c.q. geoordeeld worden. Want het is niet precies de weergave van het hart en de ziel van de Schepper. (Deze beschrijving is voor een deel ontleend aan Ariël Berkowitz).
HET VUUR IN DEUTERONOMIUM 5
Deuteronomium 5:4-5 Van aangezicht tot aangezicht heeft de HEERE met u gesproken op de berg, vanuit het midden van het VUUR. 5. (ik stond in die tijd tussen de HEERE en u in, om u het woord van de HEERE bekend te maken, want u was bevreesd vanwege het VUUR en klom de berg niet op).
In bovenstaande tekst komt het woord “VUUR” tweemaal voor. Dit is min of meer een herhaling van wat vermeld staat in Deuteronomium 4:11-12. Mozes stond hier als een soort “middelaar” tussen God en Zijn volk in. Hij is hier het perfecte beeld van Yeshua.
1 Thessalonicenzen 1:10 en ZIJN ZOON uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, namelijk JEZUS, DIE ONS VERLOST VAN DE KOMENDE TOORN.
Wij hebben evenals Israël de Middelaar Yeshua nodig om tussen God en ons in te staan als het oordeel over deze aarde komt.
Ik citeer een tekstgedeelte uit Deuteronomium 5 waarin het woord “vuur” vijf maal voorkomt:
Deuteronomium 5:22-26 Deze woorden sprak de HEERE tot heel uw gemeente, op de berg, vanuit het midden van het VUUR, de wolken en de donkerheid, met luide stem; Hij voegde er niets aan toe. Hij schreef ze op twee stenen tafelen en gaf ze aan mij. 23. En het gebeurde, toen u die stem vanuit het midden van de duisternis hoorde en de berg van VUUR brandde, dat u naar voren kwam, naar mij toe, al uw stamhoofden en uw oudsten. 24. En u zei: Zie, de HEERE, onze God, heeft ons Zijn heerlijkheid en Zijn grootheid laten zien en wij hebben Zijn stem gehoord vanuit het midden van het VUUR; vandaag hebben wij gezien dat God met de mens spreekt en dat deze in leven blijft. 25. Maar nu, waarom zouden wij sterven? Want dit grote VUUR zou ons verteren; als wij de stem van de HEERE, onze God, nog langer zouden horen, zouden wij sterven. 26. Want wie is er van alle vlees, die de stem van de levende God heeft horen spreken vanuit het midden van het VUUR, zoals wij, en in leven is gebleven?
Op de berg, vanuit het midden van het VUUR, de wolken en de donkerheid, met luide stem : Het hele tafereel was inderdaad ontzagwekkend: de HEER sprak; er was vuur, er waren wolken, dikke duisternis , een luide stem; en het maakte allemaal zo'n indruk op Israël dat ze Mozes vroegen om God niet meer zo rechtstreeks tot hen te laten spreken. Dan denken we aan wat Yeshua zei:
Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. (Johannes 14:6)
Wij kunnen door Yeshua tot de Vader bidden. Als we bidden “in Jezus Naam” mag dat niet tot een formule worden waarbij we niet eens meer beseffen wat het inhoudt. We moeten ons er van bewust zijn dat Yeshua het eens is met dit gebed. Dan wordt ons gebed, Zijn gebed en mogen we op verhoring rekenen. In Christus heeft de Vader Zelf ons lief, staat er in Johannes 16:27. Hij ziet Zijn Zoon in ons.
De poel van vuur en zwavel: de hel
Als we het over vuur hebben dan kunnen we niet om de hel heen. De Bijbel is daar duidelijk over, al wil men dit liever niet horen. De hel is oorspronkelijk bedoeld voor de duivel en zijn engelen (demonen).
De hel is door God gemaakt. Dat kunnen we als mensen maar moeilijk aanvaarden, maar de Bijbel is er duidelijk in. Yeshua spreekt in Mattheüs 25 over het laatste oordeel:
Mattheüs 25:41b Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is.
De duivel heeft niet zelf de hel gecreëerd, maar die is voor hem bereid. Wie anders kan dat zijn dan God alleen. De duivel en zijn demonen zullen trachten zoveel mogelijk mensen aan zich te binden, die zullen delen in de straf van de hel.
Tijdens het duizendjarig vrederijk zal de duivel gevangen zijn en daarna belanden in de poel van vuur. Dan zal het kwaad helemaal zijn verdwenen.
Openbaring 20:7 En wanneer die duizend jaar tot een einde gekomen zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. 10. En de duivel, die hen misleidde, werd in de poel van vuur en zwavel geworpen, waar ook het beest en de valse profeet reeds zijn. En zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheid.
Ook Mozes. de schrijver van Deuteronomium was bekend met het bestaan van de hel.
Deuteronomium 32:22 Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, het zal branden tot onder in de hel, het zal het land met zijn opbrengst verteren en de fundamenten van de bergen in vlam zetten.
Zie ook het artikel "onze God is een verterend vuur"
Ida