English & other languages: click here! Naar hoofdstuk 1 - 3 - 4
Ruth 2 - Ruth op de akker van Boaz
Ruth 2 Basisbijbel - Ruth gaat werken bij Boaz
1 In Betlehem woonde een rijke man die familie was van Naomi's man Elimelech. Hij heette Boaz. 2 Ruth zei tegen Naomi: "Laat mij naar een akker gaan om graan te zoeken. Lees Leviticus 23:22. Er is vast wel iemand die het goed vindt dat ik de halmen opraap die bij het oogsten op de grond zijn gevallen." Naomi antwoordde: "Dat is goed." 3 Ruth ging naar een akker en raapte de halmen op die achter de maaiers op het veld waren blijven liggen. Toevallig was ze op het veld van Boaz, die familie van Elimelech was.
4 Boaz kwam uit Betlehem naar zijn akker en groette de maaiers: "Gods zegen!" Ze antwoordden hem: "Gods zegen!" 5 Toen vroeg Boaz aan de knecht die toezicht hield op de maaiers: "Bij wie hoort die jonge vrouw?" 6 De knecht antwoordde: "Dat is die jonge vrouw uit Moab die met Naomi is meegekomen. 7 Ze heeft me gevraagd: 'Mag ik alsjeblieft oprapen wat de maaiers laten vallen?' Ze is al vanaf vanmorgen vroeg bezig. Ze heeft nog helemaal niet gerust."
8 Toen zei Boaz tegen Ruth: "Hoor eens, meisje, je hoeft niet naar een andere akker te gaan. Blijf hier maar werken bij de andere vrouwen. 9 Blijf op het veld dat gemaaid wordt en verzamel daar graan. Ik zal tegen de knechten zeggen dat ze je met rust moeten laten. En als je dorst hebt, kun je water gaan drinken uit de kruiken die de knechten hebben gevuld met water uit de put." 10 Ze liet zich voor hem op haar knieën vallen, boog zich diep en zei: "Ik ben hier maar een vreemdeling. Waarom bent u dan toch zo vriendelijk voor me?" 11 Boaz antwoordde: "Ze hebben me alles verteld wat je voor je schoonmoeder hebt gedaan nadat je man is gestorven. Dat je je ouders en je eigen land hebt verlaten om met haar mee te gaan naar een onbekend volk. 12 De Heer zal je daarvoor belonen. De God van Israël zal het je terugbetalen. Want je bent bij Hem komen schuilen." 13 Toen zei Ruth: "U bent wel heel vriendelijk voor mij, mijn heer. Uw woorden troosten mij. U heeft mij weer hoop gegeven, ook al hoor ik niet bij de vrouwen die voor u werken."
14 Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: "Kom bij ons zitten en eet met ons mee. Je mag je brood bij ons in de wijn dopen." Ze ging bij de maaiers zitten en kreeg van Boaz geroosterd graan. Ze kon eten tot ze genoeg had en hield zelfs nog over. 15 Toen ze was opgestaan om verder te werken, zei Boaz tegen de knechten: "Laat haar ook graan verzamelen tussen het koren dat jullie al in bossen gebonden hebben. Zorg dat ze genoeg vindt. 16 Laat bij het werk af en toe expres wat voor haar op de grond vallen. Dan kan ze dat oprapen. En laat haar met rust." 17 Zo verzamelde ze graan tot het avond werd.
18 Ze nam alles mee naar huis en liet haar schoonmoeder zien hoeveel ze verzameld had. Ook bracht ze geroosterd graan mee. Dat had ze overgehouden van de middagmaaltijd die Boaz haar had gegeven. Toen vroeg Naomi: 19 "Waar ben je vandaag dan geweest? Bij wie heb je gewerkt? God zal de man belonen die zo goed voor je is geweest!" Ruth vertelde: "De man bij wie ik heb gewerkt, heet Boaz." 20 Toen zei Naomi: "Ik dank de Heer dat Hij goed is voor ons en onze gestorven mannen! Boaz is familie van ons. Daarom is hij verantwoordelijk voor ons. Hij moet voor ons zorgen nu onze mannen niet meer leven." 21 En Ruth vertelde: "Hij heeft tegen me gezegd dat ik bij zijn knechten mag blijven werken totdat de hele oogst is binnengehaald." 22 Naomi zei: "Het is goed dat je bij hem gaat werken. Dan hoef je niet naar een andere akker te gaan waar de mensen misschien vervelend tegen je zijn." 23 Zo bleef ze bij Boaz korenhalmen rapen. Ze werkte daar totdat de hele oogst binnen was. En ze bleef bij haar schoonmoeder wonen.
Ruth 2 (zie Bijbel)
Als je je leven in de hand van de HERE legt, ervaar je dat Hij je leven leidt met trouwe en niet aflatende zorg. Een zorg die uitstijgt boven alle aardse liefde. Dat is niet alleen de ervaring van de gelovige nu, maar dat was ook al zo in de verre oudheid. Een mooi voorbeeld daarvan vinden we in deze geschiedenis.
Ruth, de Moabitische, hebben we al leren kennen als een vrouw die haar Israëlitische schoonmoeder trouw is en trouw blijft. Ze is ook een vrouw die van aanpakken weet.
Ze vat het plan op gebruik te maken van haar recht als weduwe (Ruth 2:1-2). Boeren in Israël mogen niet alles van het veld meenemen. Ze moeten zorgen dat er wat blijft liggen voor de arme mensen. Dit is een geweldige manier om de armen te helpen. Ze moeten er zelf voor werken. Zo heeft God dat in de Bijbel bepaald:
Leviticus 19:9-10 Als jullie de oogst van je land binnenhalen, mogen jullie de rand van het veld niet afmaaien. En wat tijdens het oogsten op de grond valt, mogen jullie niet oprapen.10 Ook mogen jullie je wijngaard niet helemaal leegplukken. Druiven die op de grond vallen, mogen jullie niet oprapen. Alles wat van de oogst op de grond valt, moeten jullie laten liggen voor de arme mensen en de vreemdelingen. Ik ben jullie Heer God.
Leviticus 23:22 Als jullie de oogst van het land binnenhalen, mogen jullie de rand van het veld niet helemaal afmaaien. En wat van jullie oogst op de akker is blijven liggen, mogen jullie niet oprapen. Dat moeten jullie voor de arme mensen en de vreemdelingen laten liggen. Ik ben jullie Heer God.
Ruth gaat naar de akker van een rijke boer, om daar, na verkregen toestemming, aren te verzamelen die de maaiers hebben laten vallen.
Dan blijkt dat de HERE haar geleid heeft naar het eigendom van een familielid van haar overleden schoonvader (Ruth 2:20). Ja, zo leidt God zijn kinderen, midden in het gewone, alledaagse leven.
Boaz krijgt steeds meer belangstelling voor de vrouw die zich ‘s morgens bij zijn opzichter heeft gemeld. Hij hoort van haar ijver en trouw en toewijding aan Naomi. (Ruth 2: 5-7, Ruth 2:11).
Bovenal weet hij dat Ruth haar toevlucht gezocht had onder de beschermende en beschuttende vleugels van de HERE, de God van Israël, en hij vraagt Gods zegen over haar (Ruth 2:12). Er staat in Ruth 2:3 dat Ruth "toevallig" op het veld van Boaz terecht kwam. Maar we weten dat dit niet echt toevallig was. Het was God die dit zo leidde. Boaz geeft Ruth allerlei voorrechten. (Ruth 2:14-16) Hij zegt (Ruth 2:9): "En als je dorst hebt, kun je water gaan drinken uit de kruiken die de knechten hebben gevuld met water uit de put." In dit alles zien we het beeld van de ontfermende Messias Yeshua die water aanbood aan de Kananese vrouw bij de put. Die bij de afsluiting van het Loofhuttenfeest zei: "Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken." Joh. 7:37b en waarover Jesaja profeteerde: O, alle dorstigen, kom tot de wateren, en u die geen geld hebt, kom, koop en eet, ja, kom, koop zonder geld, zonder prijs, wijn en melk. (Jesaja 55:1)
Ruth blijft bij hem tot het eind van de gerste- en tarweoogst om aren te lezen (Ruth 2:23a). In dit alles is de hand van God. Naomi wordt na al haar verdriet weer bemoedigd door de gunsten die aan Ruth verleend worden. Ze vertrouwt zich weer toe aan God. Ze ziet zijn hand in het feit dat het juist Boaz is bij wie Ruth is beland (Ruth 2: 18-20). Hij was één van haar lossers, dat wil zeggen: iemand die verplicht kon worden het onroerend goed dat zij uit armoede had moeten verkopen, weer terug te kopen.
Ruth en Naomi zagen in het leven van elke dag Gods leiding. Ook met de meest alledaagse dingen bemoeit de HERE Zich in zijn handelen tot ons heil. De HERE leidt ons leven en maakt ons ook zorgzaam voor elkaar. Tot bemoediging van anderen.
Ruth was helemaal onder de indruk van de liefde die ze in Israël mocht ervaren. Ruth 2:10 Ze liet zich voor Boaz op haar knieën vallen, boog zich diep en zei: "Ik ben hier maar een vreemdeling. Waarom bent u dan toch zo vriendelijk voor me?" Ze ervaart "genade"!
We zien dat de heidense Ruth helemaal geaccepteerd wordt als een op Israël "geënte" burger. Jood en heiden gaan samen in geloof. Zoals Paulus later aan de mensen uit Efeze schrijft:
"Efeze 2:19 Zo zijn jullie nu dus niet langer vreemdelingen en buitenstaanders. Jullie horen nu bij het volk van God en bij het gezin van God."
En Naomi die had gezegd "vol ben ik heen gegaan en leeg ben ik terug gekomen" Ruth 1:19 begint weer nieuwe moed te krijgen.
Mattheüs 6:25-34
25 Daarom zeg Ik u: weest niet bezorgd voor uw leven, wat u eten of wat u drinken zult, ook niet voor uw lichaam, waarmee u zich zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam dan de kleding?
26 Kijkt naar de vogels van de hemel, dat zij niet zaaien, niet maaien en niet in schuren verzamelen, en uw hemelse Vader voedt ze. Gaat u ze niet ver te boven?
27 Wie van u echter kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen?
28 En wat bent u bezorgd over kleding? Let op de lelies op het veld, hoe zij groeien;
29 zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet was bekleed als een van deze.
30 Als nu God het gras op het veld, dat er vandaag is en morgen in een oven wordt geworpen, zo bekleedt, zal Hij niet veel meer u bekleden, kleingelovigen?
31 Weest dan niet bezorgd, door te zeggen: wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden?
32 Want naar al deze dingen zoeken de volken; want uw hemelse Vader weet dat u al deze dingen nodig hebt.
33 Zoekt echter eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
34 Weest dan niet bezorgd voor morgen; want morgen zal voor zichzelf bezorgd zijn; voor elke dag is zijn eigen kwaad genoeg.
Jur