To translate this page into different languages, click here!
Richteren 5 het Lied van Debora (2)
Wat een mooi lied en wat heeft het ons veel te zeggen voor deze tijd. We bevinden ons ook te midden van een geestelijke strijd.
Na de overwinning op het leger van Jabin de koning van Kanaän, zong Debora een leerdicht tot eer van God en tot onderwijzing van Israël. De strijd had plaatsgevonden op de berg Tabor, dat geen glooiend heuveltje is, maar een berg met zeer steile wanden. Israël was, vanwege de onderdrukking, vrijwel ongewapend. Richt. 5:8 - 1 Samuel 13:19. Het was geen wonder dat Barak niet durfde. Barak, als legeroverste, wist dat hij menselijk gezien niet de strijd met het leger van Jabin zou kunnen winnen. Met ons verstand alleen komen we niet verder dan een muur, maar met Hem springen we over die muur.
Psalm 18:30: Met mijn God spring ik over een muur.
Barak had vertrouwen in de profetische woorden van Debora, hij begreep dat zij geestelijk inzicht had.
We vergeten vaak, als de vijand ons aan alle kanten omringt, dat het gebed nog altijd ons wapen is. Debora ging te rade bij de Heer en zij was profetes en rechter, en stuurde als moeder het volk Israël aan. Door haar verwijzing naar de God van Israël kwam Israël weer in beweging. En hier zien we dat het niet het getal is, want heel Israël kwam niet meer in beweging, maar het begon bij een enkeling.
Debora en Barak beginnen de strijd met zijn tweeën. Dat mag ons ter bemoediging zijn. Satan denkt dat de kracht in het getal zit en verbiedt de mensen nu om met meer mensen samen te komen. We zijn op het minimale van gemeenschap van twee aangewezen. Maar God is erbij en dan is het getal niet doorslaggevend, maar Zijn Woord. Satan vlucht voor de waarheid. Yeshua bestreed hem met het Woord: “Er staat geschreven ....”
Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden.
Mattheüs 18:20 - HSV
Koning Jabin, de vijand van Israël, was een wrede koning en dat is kenmerkend voor de machthebbers, die in dienst van satan staan. Vele afgoden worden aanbeden in onze tijd en de mens gaat zichzelf als een god beschouwen. En dan zijn we aangekomen in de tijd van de grote verdrukking.
De wereld is onderweg naar die grote verdrukking. Dat wordt de tijd waarin satans macht op aarde groot zal zijn, terwijl tevens Gods oordelen over de aarde zullen komen. Wij zijn niet onderweg naar een grote geestelijke opwekking, zoals velen ons willen doen geloven, maar naar een tijd van geestelijke armoede en demonie.
Daarom is het zaak dat de gelovigen toegewijd blijven aan hun hemelse Heer.
"Maar wee de aarde en de zee: de duivel is naar jullie afgedaald! Hij is woedend, want hij weet dat hij geen tijd te verliezen heeft." (Openbaring 12:12)
Laten we elkaar aanmoedigen! Debora had Barak aangemoedigd met de woorden: “Sta op, want dit is de dag waarop de HEERE Sisera in uw hand gegeven heeft. “ Richteren 4:14
Door Gods ingrijpen met overvloedige regen stroomde de beek Kison over, en was er een aardbeving die tot op de berg Sinaï, ver daar vandaan voelbaar was. Dit alles maakte het sterke leger van Sisera, met zijn 900 ijzeren strijdwagens, krachteloos. De wagens begonnen te glijden, liepen vast in de modder.
Debora zingt ervan dat de leiders in Israël weer de leiding hebben genomen. Ze waren voorheen krachteloos, maar Debora bond de strijd aan met de afgodendienst, waardoor de weg vrijkwam dat God Zijn volk te hulp kon komen. De rechtspraak van Debora was gerechtigheid van God in tegenstelling tot de wereldse rechtspraak, zoals wij die ook kennen, op basis van het afwegen van belangen en het normaliseren van relaties.
Echte rechtspraak kan alleen plaatsvinden in vertrouwen op God en in afhankelijkheid van Zijn macht. Dat wordt dan ook bedoeld met “de witte ezels” waarvan Debora zingt in vers 10.
Richteren 5:18 spreekt van Zebulon en Naftali die in geloof hun leven op het spel zetten. Maar andere stammen lieten het er bij zitten. In de tijd van Debora gaven niet alle stammen acte de presence. We zien ook in onze tijd, dat velen de geestelijke strijd niet oppakken. Het ging bij Debora en Barak natuurlijk vooral om de stammen in de omgeving van het aangevallen gebied in het Noorden van Israël.
In vers 23 spreekt Debora namens de “Engel van de HEERE”, dat is Yeshua voor Zijn vleeswording, dat Jaël gezegend wordt om haar daad in Gods kracht verricht, maar dat de inwoners van Meroz vervloekt zijn. Zij staken geen hand uit in de strijd van de HEER. Laat dat ons ook ter waarschuwing zijn. Als God opwekt tot de strijd en we blijven lekker thuis zitten in onze comfortzone, dan wordt ons dat aangerekend.
Als eigen belangen voorop staan zoals we dat in de kerk vaak zagen, ontstaat er vaak een normalisering van dat gedrag. Satan bewerkt dat in onze tijd zeer zeker en voorgangers die deze houding hebben worden nagevolgd en gehoorzaamd. Men is gewend geraakt aan "gezag is gezag" en neemt een voorbeeld aan voorgangers en de Bijbel blijft dicht. Maar we moeten God meer gehoorzamen dan mensen. Want mensen die in ongeloof willen heersen staan in dienst van de overste van deze wereld: satan. Of dat nu politiek of religieus is, dat maakt geen verschil.
Satan wil in onze tijd de eredienst verhinderen, zoals farao in Egypte dat ook keer op keer weer wilde voorkomen en altijd wel weer een reden had. Het was een geestelijke strijd tussen de God van Israël en de afgoden van Egypte. Die strijd is niet veranderd.
In de tijd van Hizkia was de eredienst aan YHWH ook verhinderd. Maar Hizkia was een koning die God’s strijd voerde en hij herstelde de eredienst.
2 Kronieken 29:7 Ook hebben zij de deuren van de voorhal gesloten, de lampen gedoofd en het reukwerk niet in rook laten opgaan. En het brandoffer hebben zij in het heiligdom aan de God van Israël niet gebracht.
Die strijd is niet veranderd. We zijn, net als Hizkia, Gods medestrijders in de strijd die Hij voert in deze wereld:
Psalm 110:1 De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten.
Mattheüs 7:21 Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.
De inwoners van Meroz maakten zich schuldig aan de zonde van nalatigheid, van traagheid en het vasthouden aan de afgoden van deze wereld. Het waren de zonden van Laodicea:
Openbaring 3:15 Ik ken uw werken, en weet dat u niet koud en niet heet bent. Was u maar koud of heet! 16. Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen.
2 Kronieken 29:11 Mijn zonen, wees nu niet nalatig, want de HEERE heeft u uitgekozen om voor Zijn aangezicht te staan om Hem te dienen, om voor Hem dienaars te zijn, mannen die reukoffers brengen.
Het is goed om in dit verband te lezen over het aantreden van koning Hizkia. De tempel was vol afgoderij en Hizkia riep de Levieten op om de tempel te reinigen en zich niet schudig te maken aan de zonde der nalatigheid:
2 Kronieken 29:11 Mijn zonen, wees nu niet nalatig, want de HEERE heeft u uitgekozen om voor Zijn aangezicht te staan om Hem te dienen, om voor Hem dienaars te zijn, mannen die reukoffers brengen.
Wij zijn de medestrijders van Yeshua, onze Koning en Hogepriester. Oorlogen en strijd zijn het gevolg van afgoderij en nalatigheid en kunnen alleen bestreden worden in gehoorzaamheid aan de Heer der Heren, YHWH:
2 Kronieken 16:9 Want de ogen van de HEERE trekken over de hele aarde, om Zich sterk te bewijzen aan hen van wie het hart volkomen is met Hem. U hebt hierin dwaas gehandeld, want vanaf nu zullen oorlogen uw deel zijn.
Dit is de overwinning in gehoorzaamheid aan God die het geloof van Debora kenmerkte:
Hebreeën 10:35 Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg, die een grote beloning met zich meebrengt.
- Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen.
- Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven.
- Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.
- Wij zijn echter geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven, tot behoud van hun ziel.
Debora had op de dag van de overwinning haar lied al klaar.
Zij prees Jaël die de wijsheid van God en de bezieling van de Heilige Geest had om te doen wat er gedaan moest worden. De machtige vijand die het op Gods volk voorzien had en al velen van hen gedood had, moest omgebracht worden. “Ze werd gezegend boven de vrouwen”, Richteren 5:24
Debora bezong ook die andere vrouw, de moeder van Sisera. Zij keek uit het venster naar de terugkomst van haar zoon, die beroemd was over zijn overwinningen en die kadootjes mee zou brengen van de buit op Israël behaald. Jonge meisjes als seksslavinnetjes voor de mannen en prachtige stoffen voor kleding en shawls. Deze vrouw was van een heel ander kaliber. Ze werd tegenover Jaël gezet.
Dit is een lied dat alle kinderen ter harte moeten nemen.
Het lied eindigt met de woorden:
31 Zo moeten al Uw vijanden omkomen, HEERE! Maar laten zij die Hem liefhebben, zijn als het opgaan van de zon in haar kracht.
En het land had veertig jaar rust.
Zie ook deze pagina over de strijd die eraan vooraf ging.
Jur & Ida