English: click here!
Richteren 16:1-3 Simson ging naar Gaza en zag daar een vrouw die een hoer was, en ging bij haar binnen. 2 En de inwoners van Gaza werd gezegd: Simson is hier gekomen. Zij omsingelden hem en loerden heel de nacht op hem in de stadspoort. Zij hielden zich echter heel de nacht stil, want zij zeiden: Tot aan het morgenlicht, dan zullen wij hem doden. 3 Maar Simson bleef tot middernacht liggen. Toen, te middernacht, stond hij op, greep de deuren van de stadspoort met de beide posten en trok ze los, met grendel en al. En hij legde ze op zijn schouders en droeg ze omhoog naar de top van de berg die tegenover Hebron ligt.
De Filistijnen zoeken Simson te doden. We lezen dat hij overnacht bij een hoer. Dat verwachten wij niet van iemand die nazireeër is en door God is aangesteld als Richter. We leren hier zien dat God niet alleen degenen gebruikt die naar ons oordeel geschikt zijn voor Gods taak.
God kan zelfs de zwakheden van de mens gebruiken voor Zijn doel. Bovendien was het in die tijd onder de heidenen heel normaal dat overnachtingsplekken beschikbaar waren in het huis van een hoer. Denk maar aan Rachab. Daar logeerden ook twee godsgezanten.
Hoe het ook zij, wat hier gebeurde was, behalve een wonderlijke, een hele strategische handeling. De stad Gaza werd ontmanteld, ontdaan van haar vestingdeuren die een stad veiligheid boden. De vijand kon ongehinderd naar binnen. De stad die Simson gevangen zou moeten houden, was een open stad, een verloren stad geworden. Israël had daar gebruik van kunnen maken. Simson bracht deze deuren met ongelofelijke kracht, naar Hebron. De stad waar later David tot koning zou worden gekroond. De vorst die de Filistijnen ook daadwerkelijk heeft verslagen. Het is alsof Simson zeggen wil: "Broeders, zie toch: Die Filistijnen, ze zijn wel te verslaan, het is met hun macht gedaan! Ik breng u het symbool van hun onverslaanbaarheid, de poorten van het oninneembare Gaza". God liet hiermee zien dat de macht in Zijn handen ligt.
Richteren 16:4,5 Daarna gebeurde het dat hij een vrouw in het Sorekdal lief kreeg, en haar naam was Delila. En de stadsvorsten van de Filistijnen kwamen naar haar toe en zeiden tegen haar: Verleid hem en zie waarin zijn grote kracht ligt en waarmee wij hem aankunnen. Dan binden we hem vast om hem te bedwingen. Wij zullen u dan elk elfhonderd zilverstukken geven.
De Filistijnen zijn vastbesloten om erachter te komen waar Simsons grote kracht in schuilt. Ze willen de oorsprong van het geheim te weten komen en zijn bereid daarvoor een hoge prijs te betalen. De duivel is altijd bereid een hoge prijs te betalen om een nazireeër van zijn toewijding, en daarmee van zijn kracht, te beroven.
Hij stelt alles in het werk om ieder die werkelijk nazireeër wil zijn, te ontdoen van zijn afzondering voor God, de ware kracht van het christelijke leven.
Delila laat zich alleen door het geld leiden. Daarmee toont zij zich in hart en nieren een Filistijnse, al wordt zij nergens zo genoemd. In haar karakter is niets aantrekkelijks. En toch heeft Simson haar lief. Als het op lichamelijke kracht aankomt, heeft Simson elke krachtmeting met de Filistijnen gewonnen. Maar Simson heeft elke confrontatie met de Filistijnen verloren als er een beroep op zijn hartstocht wordt gedaan. De drie Filistijnse vrouwen leveren het bewijs (Richteren 14:1-2; 16:1; 16:4). Telkens bezwijkt hij voor het middel van de verleiding. De duivel is voor ons meer te vrezen als hij zich voordoet als “een engel van het licht” (2 Kor. 11:14), dan wanneer hij tekeergaat als “een brullende leeuw” (1 Petrus 5:8)
Eerste fase in het prijsgeven van het geheim
Richteren 16 verzen 6-9
6 Toen zei Delila tegen Simson: Vertel mij toch waarin je grote kracht ligt en waarmee je vastgebonden zou kunnen worden om je te bedwingen. 7 Simson zei tegen haar: Als ze mij zouden vastbinden met zeven verse pezen, die niet verdroogd zijn, dan zou ik zwak worden en als [ieder] ander mens zijn. 8 Daarop brachten de stadsvorsten van de Filistijnen haar zeven verse pezen, die niet verdroogd waren, en zij bond hem daarmee vast. 9 Men lag bij haar in een kamer in een hinderlaag. Toen zei zij tegen hem: De Filistijnen over je, Simson! Maar hij brak de pezen, zoals een vlasdraad gebroken wordt als hij vuur ruikt.
Zo werd [het geheim van] zijn kracht niet bekend. Het kan bijna niet anders, of Simson voelt aan waarop Delila uit is. Hij heeft al een ervaring met een Filistijnse vrouw gehad die het heeft klaargespeeld hem de oplossing van zijn raadsel te ontfutselen. Mocht hij dat vergeten zijn, dan moet hem, door de handelwijze van Delila, duidelijk zijn wat haar uiteindelijke doel is. Hij moet hebben geweten dat zij uit is op zijn vernietiging. Keer op keer misleidt zij hem
Als hij zo gebonden is en Delila de Filistijnen roept om hem gevangen te nemen, verbreekt hij de pezen en bevrijdt zichzelf. Maar om zijn ziel is een strik gelegd die langzaam wordt aangehaald. Hij heeft een eerste stukje van zijn geheim prijsgegeven door het getal zeven te noemen, naar het aantal lokken van zijn haar (verzen 13,19)
Tweede fase in het prijsgeven van het geheim
Richteren 16 | verzen 10-12
10 Toen zei Delila tegen Simson: Zie, je hebt mij bedrogen en leugens tegen mij gesproken! Vertel mij toch nu waarmee je vastgebonden zou kunnen worden. 11 En hij zei tegen haar: Als ze mij stevig vast zouden binden met nieuwe touwen, waarmee geen werk is gedaan, dan zou ik zwak worden en zijn als [ieder] ander mens. 12 Toen nam Delila nieuwe touwen, bond hem daarmee vast en zei tegen hem: De Filistijnen over je, Simson! terwijl men in een kamer in een hinderlaag lag. Hij brak [de touwen] echter van zijn armen als een draad.
Delila beschuldigt hem van leugen en bedrog en niet geheel ten onrechte. Simson is in een positie waarbij hij niet vrij kan spreken over het geheim van zijn kracht. Hij beseft dat er misbruik van gemaakt zal worden.
Derde fase in het prijsgeven van het geheim
Richteren 16 | verzen 13-14
13 En Delila zei tegen Simson: Tot nu toe heb je mij bedrogen en leugens tegen mij gesproken. Vertel mij [nu toch] waarmee je vastgebonden zou kunnen worden! En hij zei tegen haar: Als je de zeven haarlokken van mijn hoofd zou verweven met de schering [van een weefgetouw]. 14 En zij maakte ze vast met een pin en zei tegen hem: De Filistijnen over je, Simson! Toen ontwaakte hij uit zijn slaap en trok de pin los van het weefgetouw en de schering.
Delila is onvermoeibaar in haar pogingen achter het geheim van zijn kracht te komen. Zij geeft het niet op. Dat hoeft ook niet omdat Simson zich niet uit de voeten maakt. Hij is in het net verstrikt geraakt dat zij voor zijn voeten heeft uitgespannen, omdat hij niet doet wat David wel deed: “Mijn ogen zijn bestendig op de HEERE, want Hij voert mijn voeten uit het net” (Ps 25:15). Omdat zijn ogen op Delila gericht zijn, kan zij doorgaan.
Er worden veel Filistijnse ‘weefgetouwen’ ingezet, opdat de heiligen aan dit weven zullen deelnemen om daardoor ten slotte van hun kracht te worden beroofd. Neem de politiek. Iemand kan daar met de beste motieven aan deelnemen, maar hij verbindt zich met mensen van de wereld. Ze willen zich inzetten voor een voortreffelijk werk. Ze willen de wereld reinigen van allerlei ongerechtigheid en een rechtvaardige samenleving scheppen. Telkens opnieuw schrikken zulke gelovigen ‘wakker’ als er voorstellen worden gedaan die tegen de Bijbel ingaan. Steeds blijkt dat ze te maken hebben met de vijanden van het kruis. Ze horen het roepen van hun geweten: “De Filistijnen over je!” Maar hoe Simson ook probeert zich te bevrijden, dit keer blijft het weefgetouw aan hem hangen als bewijs dat hij met haar werk verbonden is. Hij komt niet meer echt vrij.
Vierde fase: het geheim prijsgegeven
Richteren 16 verzen 15-17
15 Daarop zei zij tegen hem: Hoe kun je zeggen: Ik heb je lief, terwijl je hart niet met mij is? Je hebt mij nu drie keer bedrogen en mij niet verteld waarin je grote kracht ligt. 16 En het gebeurde, toen zij alle dagen [zo] met haar woorden bij hem aandrong en hem lastigviel, dat zijn ziel het niet langer verdragen kon, tot stervens toe. 17 Toen vertelde hij haar alles en zei tegen haar: Er is nooit een scheermes op mijn hoofd gekomen, want ik ben als nazireeër aan God [gewijd], van mijn moeders buik af. Als ik geschoren zou worden, dan zou mijn kracht van mij wijken en zou ik zwak worden, en als alle mensen zijn.
Simson overmeesterd
Richteren 16 | verzen 18-21
18 Toen Delila nu zag dat hij haar alles verteld had, stuurde zij [een bode] en liet zij de Filistijnse stadsvorsten roepen, en zei: Kom ditmaal hierheen, want hij heeft mij alles verteld. En de Filistijnse stadsvorsten kwamen naar haar toe en brachten het geld mee. 19 Daarna liet zij hem op haar knieën slapen, riep een man en liet hem de zeven haarlokken van zijn hoofd afscheren. En zij begon hem te vernederen en zijn kracht week van hem. 20 En zij zei: De Filistijnen over je, Simson! Hij ontwaakte uit zijn slaap en zei: Ik zal net als de andere keren vrijkomen en [hen] van mij afschudden. Hij wist namelijk niet dat de HEERE van hem geweken was. 21 Toen grepen de Filistijnen hem en staken hem de ogen uit. En zij voerden hem af naar Gaza en bonden hem met twee bronzen kettingen. En hij maalde [meel] in de gevangenis.
Delila voelt feilloos aan dat hij dit keer de waarheid spreekt.
Terwijl Simson slaapt, laat Delila zijn haar afknippen. Zij heeft hem nu in haar macht. Haar liefkozingen veranderen in slagen en kwellingen. Voor de vierde keer klinkt haar roep: “De Filistijnen over je, Simson!” Hierna voltrekt zich het diep tragische drama van een nu machteloze Simson, die, als hij wakker is geworden, in de veronderstelling verkeert dat hij nog net zo sterk is als altijd. Het lijkt erop dat hij zich verzoend heeft met de gedachte dat hij telkens zou worden aangevallen, maar ook dat hij gezien de vorige keren is gaan rekenen op een altijddurende overmacht aan kracht
Simson wordt gedwongen om wat er van zijn kracht is overgebleven in de gevangenis te gebruiken in dienst van de Filistijnen om hen van voedsel en daardoor van kracht te voorzien. Wat een triest einde van een persoon die door God tot precies de tegenovergestelde taak was gesteld en opgeleid. In aansluiting hierop nog iets over Openbaring 3. We lezen daar: “Ik kom spoedig, houd wat u hebt, opdat niemand uw kroon neemt” (Openbaring 3:11). De uitdrukking “opdat niemand uw kroon neemt” heeft niet alleen te maken met de toekomst, maar ook met vandaag. De kroon kunnen we verbinden met onze toewijding aan de Heer. Uit vele gemeenten is de kandelaar weggenomen. Ze heeft de wereld toegelaten in haar midden, wat tot uiting komt in het hebben van regels, middelen en voorwaarden die allemaal hun oorsprong vinden in het denken van de natuurlijke mens.(gedragswetenschap naar de mens, humanisme en andere filosofieën en vermenging) Daardoor is de godsdienst, het dienen van God, aangepast aan de normen en waarden die de mens-zonder-God erop na houdt. Velen in de kerken spreken dan ook als de wereld. Als het bijvoorbeeld om Israël gaat wordt niet gesproken vanuit de profetieën, de beloften en de verbonden , die JHVH alleen met Israël heeft gesloten.
Elke plaatselijke gemeente die zich voor dit proces openstelt, zoals Simson zich daarvoor openstelde, zal wegglijden naar een gemeente die de kenmerken van Laodicéa vertoont. Zij ziet eruit zoals Simson toen hij zijn kracht kwijt was en in handen van de Filistijnen was gevallen: een kaalgeknipte nazireeër (naakt), die arm en blind is (Openbaring 3:17).
Begin van het herstel tot eer van God
Richteren 22 verzen 22-24
22 Maar het haar van zijn hoofd begon [weer] te groeien, zoals toen hij geschoren werd. 23 En de Filistijnse stadsvorsten verzamelden zich om een groot offer te brengen aan hun god Dagon en om vrolijk te zijn. En zij zeiden: Onze god heeft onze vijand Simson in onze hand gegeven. 24 En toen het volk hem zag, prezen zij hun god, want zij zeiden: Onze god heeft onze vijand in onze hand gegeven: [de man] die ons land verwoest heeft, en die onze gesneuvelden talrijk heeft gemaakt.
Simson, een schouwspel
Richteren 16| vers 25
25 En het gebeurde, toen hun hart vrolijk was, dat zij zeiden: Roep Simson en laat hem ons vermaken. En zij riepen Simson uit de gevangenis en hij vermaakte hen. En zij lieten hem tussen de pilaren staan.
Voordat hij zijn laatste heldendaad zal verrichten, laten de vorsten Simson halen om zich met hem te vermaken en hem te bespotten. Hij moet ervoor zorgen dat zij plezier hebben. God gebruikt deze gelegenheid om de Filistijnen de grootste slag aller tijden toe te brengen. Dat neemt echter niet weg dat nog eens schrijnend duidelijk wordt in wat voor positie Simson door zijn ontrouw is terechtgekomen.
Nog eenmaal gesterkt
Richteren 16:26-30 Toen zei Simson tegen de jongen die hem bij de hand hield: Laat mij gaan en laat mij de pilaren betasten, waarop het huis gevestigd is, zodat ik daartegen kan leunen. 27. Nu was het huis vol mannen en vrouwen. Ook waren alle Filistijnse stadsvorsten daar. En op het dak waren ongeveer drieduizend mannen en vrouwen, die toekeken terwijl Simson hen vermaakte. 28. Toen riep Simson tot de HEERE en zei: Heere, HEERE! Denk toch aan mij en maak mij toch alleen nog deze keer sterk, o God, zodat ik me met één slag op de Filistijnen kan wreken voor mijn twee ogen. 29. En Simson greep de twee middelste pilaren, waarop het huis gevestigd was en waarop dat steunde: de ene met zijn rechterhand en de andere met zijn linkerhand. 30. Vervolgens zei Simson: Moge mijn ziel sterven mét de Filistijnen! Hij boog zich met kracht en het huis viel op de stadsvorsten en op al het volk dat daarin was. En de doden die hij in zijn sterven heeft gedood, waren talrijker dan die hij in zijn leven gedood had.
En Simson greep de twee middelste pilaren, waarop het huis gevestigd was en waarop dat steunde: de ene met zijn rechterhand en de andere met zijn linkerhand.
De Filistijnen denken dat ze met een verslagen vijand te doen hebben en menen dat ze niets meer van Simson hebben te vrezen. Als toonbeeld van zijn machteloosheid en krachteloosheid wordt hij door een jongen aan de hand naar binnen geleid. Maar met zijn afhankelijkheid van God, waarvan zijn groeiende haar een uiterlijk kenmerk is, komt zijn kracht terug en dat ziet de vijand niet. In zijn vernedering hebben de gedachten van God meer vat op het hart van Simson dan vroeger, in de dagen van zijn kracht. Het plan komt bij hem op om zich door de jongen te laten brengen naar de pilaren waar het gebouw op rust. Het gebouw is boordevol mensen die feest vieren ter ere van hun god Dagon die hun onoverwinnelijke vijand voor hen onschadelijk heeft gemaakt. Als Simson bij de pilaren staat, bidt hij zijn tweede gebed dat in de Bijbel van hem wordt vermeld. Hij vraagt God aan hem te denken bij het zoeken naar wraak voor zijn ogen. Dat laat zien dat, ondanks het herstel van zijn kracht, zijn geestelijk leven nog niet hersteld is. Dit geeft aan dat we hersteld kunnen zijn na een afwijking, maar daarmee niet alles terugkrijgen wat we door die afwijking hebben verloren. Toch verhoort God hem.
Met de mededeling dat hij twintig jaar als richter leiding aan Israël heeft gegeven, eindigt de geschiedenis van Simson. We nemen afscheid van hem met een herinnering aan de dienst die hij voor God te midden van Zijn volk heeft gedaan. Want God gediend heeft hij. Hij heeft Filistijnen verslagen en gedurende twintig jaar voor orde en rust in Israël gezorgd. Israëls geschiedenis gaat verder, maar God vergeet niet wat Simson heeft gedaan. We komen hem nog een keer in de Bijbel tegen: in Hebreeën 11:32-33:. Misschien verbaast dat ons. God denkt niet zoals wij. Simson mag schitteren tussen andere geloofshelden te midden van wie hij van God een plaats heeft gekregen. Daar roept hij, samen met die anderen die vóór ons de weg van het geloof zijn gegaan en het einddoel al hebben bereikt, ons door zijn voorbeeld toe dat de weg van geloof en strijd, de weg van zegen is die tot de uiteindelijke overwinning voert.
Er zal een einde komen aan de dienst in Silo. Dat gebeurt als Hofni en Pinehas, twee goddeloze priesters, de ark als een mascotte meenemen en deze wordt buitgemaakt door de Filistijnen (1 Samuël 4:10-11). Maar zolang de tabernakel er nog staat, is er voor mensen als de Godvrezende Hanna in Silo een ontmoeting met de HEERE mogelijk (1 Samuël 1:9-11)
Yeshua was toen Hij ten hemel voer net als Simson een Nazireeër. En Hij zal de Richter zijn bij Zijn wederkomst.
Markus 14:24-26
"En Hij zeide tot hen: Dat is Mijn bloed, het [bloed] des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt. Voorwaar, Ik zeg u, dat Ik niet meer zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Gods. En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg."
Zacharia 14:4-9 In die tijd zal Hij aan de oostkant van Jeruzalem op de Olijfberg gaan staan. Dan zal de Olijfberg van oost naar west in tweeën splijten. Er zal een heel groot dal ontstaan. De ene helft van de berg zal naar het noorden verschuiven en de andere helft naar het zuiden. Door dat dal zullen jullie wegvluchten, naar Azal. Want het dal zal tot aan Azal komen. Jullie zullen vluchten zoals jullie voorouders gevlucht zijn voor de aardbeving in de tijd van koning Uzzia van Juda. Dan zal mijn Heer God komen met al zijn heiligen.
In die tijd zal er helemaal geen licht zijn. Het zal aardedonker zijn.
Er zal geen verschil zijn tussen dag en nacht. Alleen de Heer weet wanneer dat gaat gebeuren. Maar aan het eind daarvan komt er weer licht. Er zal in die tijd een rivier uit Jeruzalem stromen, een rivier met water dat leven geeft. De ene helft zal naar de zee in het oosten stromen, en de andere helft naar de zee in het westen. Zomer en winter zullen ze stromen. En de Heer zal Koning worden van de hele aarde. In die tijd zal de Heer de Enige zijn. Hij zal Eén zijn. Zacharia 14:8
We zien uit naar Onze Verlosser en Rechter Yeshua haMashiach.
Shalom!
Archeologische vondsten (Franklin ter Horst)
In de buurt van Beit Shemesh is ook een kleine oude zegel ontdekt van een man die vecht met een leeuw . De onderzoekers uit Tel Aviv die het artefact hebben opgegraven geloven dat het samenhangt met het Bijbelse verhaal van Simson die vocht met wilde dieren en Israëls vijanden, de Filistijnen. Archeologen geloven dat de vondst uit de 12e eeuw voor Chr. stamt. De stad Beit Shemesh ligt in de regio waar Simson woonde.
Filistijnse tempel blootgelegd: In de buurt van het huidige Kirjat Gat, het Bijbelse Gat – waar Goliath woonde –is een archeologische vondst gedaan die zelfs Israëlische archeologen verbaasd deed reageren. De vondst hangt samen met de bekende geschiedenis van de dood van Simson zoals beschreven in het boek Richteren 16:22-30. Archeologen van de Bar-Ilan universiteit hebben op het opgravingsterrein van Tell es-Safi (resp.Gat) een tempel ontdekt die ondubbelzinnig te dateren is uit de tijd van de bijbelse Filistijnen.
delen tekst ontleend aan Ger de Koning Jur