English: click here!
Richteren 11 - Jefta
JEFTA, JOZEF EN DE MESSIAS YESHUA.
Deze week staat Jefta in ons leesprogramma, wiens leven net als dat van Jozef veel overeenkomsten heeft met het aardse leven van Yeshua de Messias. De namen van alle drie personen beginnen met de letter Yod, en in het Nederlands met de letter J.
In Richteren 11:1-3 zien we de verbanden. Hier lezen we over Jefta, die net als Jozef te lijden had onder afwijzing en rivaliteit van zijn broers. Yeshua werd ook verworpen door Zijn broeders, het Joodse volk. Hij was de steen die de bouwers verwierpen (Psalm 118:22). Jefta, Jozef en Yeshua werden “uitgestoten”. Yeshua werd uitgestoten door Zijn broeders, het Joodse volk, toen ze Hem buiten de stad aan het kruis terechtstelden.
Jefta had een andere moeder dan zijn broers, net als Jozef. De moeder van Jefta was een hoer. Maria ontving Yeshua voordat ze een relatie met een man had. Eerst zou Jozef van haar scheiden, om Maria niet te schande te maken. Het ligt voor de hand dat velen Yeshua als een buitenechtelijk kind zagen en zelfs nu nog zien. In Johannes 8 lezen we dat de Farizeeën hem dat op bedekte wijze lieten voelen. (Joh. 8:41 waarin de Farizeeën tegen Jezus zeggen: “Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben één Vader, namelijk God.”) Dit komt op treffende wijze overeen met de geschiedenis van Jefta.
Toen Jefta de strijd met de vijanden aanging vermeldt Richteren 11: 29 kwam de Geest van YHWH op Jefta. Dit herinnert ons aan wat Yeshua zei: “de Geest van YHWH is op mij”. Lukas 4:18
In Richteren 11:3 wordt verteld dat er zich mannen van allerlei allooi bij Jefta aansloten. ( In I Samuel 22:1-2 lezen we dat dit ook bij David gebeurde). Van Jezus lezen we dat hij hoeren en tollenaren om zich heen verzamelde. En is dat ook niet de ervaring van hen die Yeshua volgen?
1 Kor. 1:26-28 Let namelijk op uw roeping, broeders: er zijn onder u niet veel wijzen naar het vlees, niet veel machtigen, niet veel aanzienlijken. 27 Maar het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen. 28 En het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is teniet te doen,
Lees nu Richteren 11:4-11. We lezen hier weer een overeenkomst met de gebeurtenissen rond Jozef. Jozef werd na een lange tijd van scheiding herenigd met zijn broers, en werd toen hun leider. Zo werd ook Jefta de leider van zijn broers na zijn terugkeer.
Yeshua/Jezus werd ook een lange tijd gescheiden van Zijn broers nadat Hij door hen verworpen werd. We weten ook dat wanneer Hij terugkeert, Hij hun Leider zal zijn! Is dat niet bijzonder en heel belangrijk?
Het verhaal van Jefta is overtuigend een beeld dat verwijst naar de tweede komst van de Messias!
In vers 7 staat dat de broers Jefta haatten. Datzelfde kan ook van Jozef gezegd worden en zeker ook van Yeshua/Jezus.
Volgens Zacharia 14:4, zal Yeshua/Jezus Jeruzalem binnenkomen vanuit het Oosten en Zijn voeten neerzetten op de Olijfberg. Jefta kwam ook vanuit het Oosten, hij kwam vanuit Tob en dat ligt Noord-Oostelijk van Gilead. Tob wordt in het Hebreeuws op dezelfde manier geschreven als "tov" טוֹב dat "goed" betekent. Het zal uitgetwijfeld een goed en vruchtbaar land zijn geweest.
De aanleiding dat de broers Jefta terugriepen was de dreiging van de vijanden om hen uit te roeien. Op het laatste moment is dat dan nog de enige uitweg. Zo zal Jeruzalem onder de belegering zijn van alle naties van de wereld en zal in zijn angst om zijn Redder roepen: de versmade broeder Yeshua/Jezus.
We zien dit verwerpen en terugroepen geprofeteerd o.a. in de volgende bijbelgedeelten:
Psalm 118:22 De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden.
23 Dit is door de HEERE geschied, het is wonderlijk in onze ogen.
24 Dit is de dag die de HEERE gemaakt heeft, laten wij op deze dag ons verheugen en verblijd zijn.
25 Och HEERE, breng toch heil; och HEERE, geef toch voorspoed.
26 Gezegend wie komt in de Naam van de HEERE! Wij zegenen u vanuit het huis van de HEERE.
Mattheüs 23:39 Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt:
Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere! בָּרוּךְ הַבָּא, בְּשֵׁם יְהוָה Baruch haba b’Shem Adonai!
Daarop wacht Yeshua, dan zal Hij Zijn broeders te hulp komen.
Door de verbanden te zoeken tussen Jefta en Jozef zien we dat Gods Woord verwijst naar de tweede komst van Yeshua.
Jesaja 46:9-10 Ik ben God, en er is er geen als Ik, Die vanaf het begin verkondigt wat het einde zal zijn, van oudsher de dingen die nog niet plaatsgevonden hebben; Die zegt: Mijn raadsbesluit houdt stand en Ik zal al Mijn welbehagen doen.
De geschiedenis van Jefta had nog een bizar vervolg. Want Jefta had een gelofte aan Jahweh gedaan.
Deze gelofte hield in dat hij bij overwinning op de vijand God een brandoffer zou brengen van het eerste wat hij uit zijn huis tegenkwam bij zijn thuiskomst.
Waarschijnlijk had hij gerekend op een dier dat hem tegemoet zou komen, maar het was zijn enige dochter, maar ook zijn enig kind. Ze kwam hem blij dansend tegemoet met tamboerijn.
Toen moest vader Jefta - met pijn in zijn hart - haar vertellen wat hij aan God beloofd had. Wat een mooie reactie had deze dochter. Het doet denken aan de reactie van Izak die met zijn vader op weg ging om te offeren, maar zelf het offerdier bleek te zijn. De dochter van Jefta zei:
“Vader, als u de Here iets hebt beloofd, moet u zich aan uw belofte houden, want Hij heeft u een geweldige overwinning geschonken op de Ammonieten. Maar geef mij alstublieft twee maanden uitstel. Laat mij eerst met mijn vriendinnen de bergen in trekken om daar te rouwen, omdat ik zo jong ben en ongetrouwd.”
Een brandoffer, een “olah” is een uitbeelding van totale overgave aan Jahweh. Het aardse leven van Yeshua was bij uitstek een “olah”. De dochter van Jefta bleek van harte bereid te zijn deze weg te gaan. Ze zou zich geheel aan de dienst van Jahweh wijden en afzien van een huwelijk. Het is enigszins te vergelijken met een “nazireeërschap”.
Vroeger werd me verteld dat het meisje echt geofferd werd, zoals men een dier offert. Onder de Kanaänieten kwam dit inderdaad veelvuldig voor. Ook Israël ging soms mee in deze praktijken. Maar Jahweh wil geen mensenoffers. God veroordeelde deze praktijken die verbonden waren aan de afgodendienst van de Moloch. Maar Jefta heeft het meisje niet op een altaar gelegd om te offeren. Ze mocht nog tijd nemen om afscheid te nemen van haar vrolijke leventje met vriendinnen. Maar daarna zou ze zich geheel aan God wijden, door geen huwelijk aan te gaan en moeder te worden van kinderen, zoals gebruikelijk is.
Dat ze in leven is gebleven blijkt uit het laatste vers van Richteren 11: En het werd een gewoonte in Israël dat de dochters van Israël van jaar tot jaar op weg gingen om met de dochter van Jefta, de Gileadiet, te praten, vier dagen per jaar.
Het geeft wel aan dat we geen ondoordachte beloftes moeten doen. God houdt ons eraan.
Een gelofte kan ingelost worden met een brandoffer:
Numeri 15: 8-10 En wanneer u een jong van een rund bereidt als brandoffer of slachtoffer als inlossing van een gelofte, of als dankoffer voor de HEERE, dan moet men bij het jong van het rund een graanoffer aanbieden van drie tiende efa meelbloem, gemengd met een halve hin olie; en als plengoffer moet u een halve hin wijn aanbieden, als vuuroffer, een aangename geur voor de HEERE.
Dit brandoffer heeft Jefta ongetwijfeld gebracht als dank voor de overwinning op de Ammonieten en de erkenning van zijn halfbroers, maar ook als inlossing van de gelofte ten aanzien van zijn dochter.
Toen Izak door zijn vader op het altaar gelegd werd, liet hij dat gewillig toe. Hij was het beeld van Yeshua. Ze hadden beiden het hout gedragen waarop het offer plaatsvond. De dochter van Jefta zou Israël als reine bruid kunnen uitbeelden, die afgezonderd werd voor de hemelse Bruidegom, zoals ook de bruid van Christus afgezonderd is van de wereld. Ook zij was helemaal bereid die weg te gaan, een weg die een offer inhoudt van toewijding aan God.
Ida