English & other languages: click here!

De Psalmen van de Korachieten (en Asaf)

Vanmorgen hadden we rond de keukentafel een overdenking van de parasja Korach.

We hadden het over de psalmen van de Korachieten. Dat waren mensen uit de stam van Levi. Korach is bekend geworden vanwege zijn opstand tegen Mozes.

Toen opende de aarde haar mond en Korach en zijn 250 aanhangers verdwenen rechtstreeks in het dodenrijk.

Zijn zonen waren blijkbaar wel van een ander kaliber. « De zonen van Korach stierven niet ». Numeri 26:11 Die zonen, en dat is toch wel uniek, zijn blijkbaar toch niet met hun vader meegegaan.

De Psalmen 42-49 en Psalmen 84-87 zijn de psalmen van de Korachieten. Asaf krijgt vanuit zijn dienst inzicht (תָּבוּן tabonah).

« Deze allen waren zonen van Heman, de ziener des konings, die de woorden Gods vertolkte om de hoorn te verhogen ». 1 Kron.25:5

Dit laatste is weer een uitdrukking met een dubbele dimensie. Je kunt je voorstellen, dat ze daar met zo’n instrument, met zo’n hoorn stonden; maar ook zoals in Ps.75 staat: « En de hoornen van de goddelozen zullen afgebroken worden; de hoornen van de rechtvaardigen zullen verhoogd worden ». Psalm 75:11 Een hoorn is ook beeld van kracht. Aan de stijl kun je soms herkennen, welke psalmen van Korach, Asaf of David zijn. Zo is Asaf in de Psalmen 73-83 heel specifiek bezig geweest met de raadsels van de geschiedenis. Vooral bij Psalm 73 zie je dat heel sterk.

Ook de psalmen rondom het thema van de tempel zijn kenmerkend voor Asaf. En dan de tempel hier niet alleen maar in de zin van een gebouw. De tempel is het huis, waaraan heel de bestemming van de wereldgeschiedenis hangt. Je zou kunnen zeggen: het huis, waarin het geheimenis wordt bewaard. Als dat huis instort, stort heel de wereld in. De Psalmen 74 en 75 gaan over de verwoesting van de tempel. En dan is de vraag: Kan God nog recht doen op aarde. 

Ps.76 gaat dan over Sion en heel het perspectief over wat vanuit Sion gaat gebeuren. Psalm 77 gaat dan over het raadsel, dat de voetsporen van God steeds weer uitgewist worden. Psalm 78 gaat over de gang van de geschiedenis. Dat is dan inderdaad een leerdicht, een ’maskil' מַשְׂכִּיל, een lied met inzicht. Daarin worden dan ook aloude verborgenheden bekend gemaakt.

« Ik wil mijn mond tot een spreuk opendoen ».

Letterlijk: « tot een gelijkenis מָשָׁל mashal »

« Psalm 78:2

Voor het woord verborgenheden staat letterlijk raadselen (chidot). « Ik wil raadselen van meni-qèdem מִנִּי-קֶדֶם. (van oertijd af, van de voortijd af) abbi’ah אַבִּיעָה ». (=doen opwellen). Hier is dat vertaald met « verkondigen ». Het komt vanuit een bron, vanuit een verborgen fontein. Die raadselen komen dus van binnenuit.

En als Jezus de gelijkenissen van het Koninkrijk gaat vertellen, dan zegt Hij: « opdat vervuld zal worden Dan haalt Hij Psalm 78 aan. En dan spreekt Jezus inderdaad over ‘aloude verborgenheden’. In Mattheüs 13 komt dat dus weer terug.

Deze psalmdichter was dus door David aangesteld als leider van het Levietenkoor, maar hij was tegelijkertijd ook dichter. Als iemand op zo’n manier met het lied bezig is, zie je, dat zo ook een lied geboren kan worden. Hij was dus cantor van de Levietencantorij en tegelijkertijd dichter. Bovendien was hij ook componist en liturg.

Nu staat er: « Een psalm van Asaf voor de koorleider ». Je hebt dus wel een bepaald nuanceverschil. Asaf gaat dus op een gegeven ogenblik dichten en draagt die psalm met bepaalde instructies dan weer over aan de koorleider.

In Psalm 79 zie je dus de diepte, waar de ‘tempel doorheen gaat’. Psalm 80 is dan een getuigenis van Asaf. « God regeert over de volken ». Psalm 47:9.

En dan krijgen we de overgang: in Psalm 47:8 krijg je weer nominale zinnen. In Psalm 47:9 krijg je juist weer een werkwoord.

« God is koning » (mèlek מֶלֶךְ). Psalm 47:8 « Hij regeert » (malak מָלַךְ). Ps.47:9. Hij oefent koningschap uit.

« God zit op de troon van zijn heiligheid ». Psalm 47:9

Het werkt zich dus uit in twee werkwoorden: het ‘koningschap uitoefenen’ en ‘zetelen’.

« De edelen van de volken zijn verzameld, als volk van Abrahams God ». Psalm 47:10

Dit is het hoogtepunt van deze psalm. De edelen, de leiders van de volken worden verzameld tot volk van God. Hier zie je uitgerekend de naam Abraham. In de eerste strofe hadden we de naam Jakob. Die beide namen, Jakob en Abraham, duiden speciaal op het universele, wereldwijde aspect. Als er dus in de psalm wordt gesproken over ’de God van Jakob’ en vooral ’de God van Abraham’, wijst dat op het wereldwijde aspect van Gods heerschappij. In Abraham zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. « Want van God zijn de schilden der aarde ». Psalm 47:10 « Hij is me’od na a’lah מְאֹד נַעֲלָה » Hier zie je aan het eind weer een vorm, die herinnert aan ‘Eljon, de Allerhoogste. De eerste strofe eindigde in Psalm 47:6 met: « Hij is omhoog gegaan » (‘alah עָלָה). Letterlijk: « Hij heeft zich verheven ». Dit spreekt dus van een daad. Zo eindigt de tweede strofe in Psalm 47:10 met ne’alah נַעֲלָה, Hij ís verheven. Hier heb je dus het resultaat.

De eerste strofe eindigde dus met Jakob en de tweede met Abraham. « Want van God zijn de schilden der aarde ». Psalm 47:10

Dit loopt parallel met die ‘edelen der volken’. De edelen zijn dus die schilden. Het gaat hier dus om de leiders van de volken. Die worden in dit lied met opzet niet aangeduid met ‘koningen der volken’, want er is maar één Koning en daar ging heel deze psalm over. Die leiders, die schilden, hebben dus een beschuttende functie. Dat is een schitterende visie op de functie van het leiderschap. Ook van God wordt gezegd: Hij is ons schild (Psalm 89:19). Die vorsten zijn dus niet bedoeld om te tiranniseren of om heerschappij te voeren, maar om bescherming te bieden. Ezechiël zou spreken van een beschuttende cherub. Vergelijk hiermee de Petrusbrief, waarin gesproken wordt over ‘koningen en priesters’. De gelovige heeft de taak schild te zijn. In Psalm 3 is God zelf het schild: « Want Gij Here, zijt schild rondom mij ».

Goverts

Jur