English, click here!
Psalm 43 - voer mijn rechtszaak
De drieënveertigste Psalm is een vervolg op de bekende tweeënveertigste psalm “het hijgend hert”. In die psalm werd het verlangen naar God uitgedrukt en dat verlangen kenmerkt ook Psalm 43. De vijanden in Psalm 42 zijn de heidenvolken; de vijanden in Psalm 43 zijn de ongelovige volksgenoten.
De psalm is geschreven door de zonen van Korach. Die voorvader Korach had ook de geest van de antichrist, al werd dat natuurlijk nog niet zo benoemd. Hij was een Leviet, die de plaats wilde innemen van de door God benoemde leider Mozes en de hogepriester Aäron.
Dat is precies hetzelfde wat satan beoogt met de antichrist: het grijpen van de almacht van God en het koning-priesterschap van Yeshua. Korach en zijn medestanders werden verzwolgen. Ze daalden neer in de she’ul שְׁאוֹל = de onderwereld.
Numeri 26:10,11 Maar de aarde had haar mond geopend en hen samen met Korach verzwolgen, toen zijn aanhang stierf, doordat het vuur tweehonderdvijftig mannen verteerd had. Zo waren zij tot een teken geworden. Maar de kinderen van Korach waren niet gestorven.
Hoewel de betrokken gezinnen met hun kinderen ten onder gingen, bleek dat de kinderen van Korach gespaard werden omdat zij trouw bleven aan YHWH. En nu vandaag kunnen wij leren van de psalmen die zij, geïnspireerd door Gods Geest, mochten schrijven.
Deze vervolgpsalm begint met een jammerklacht, waarbij op God een beroep wordt gedaan om recht te spreken.
Profetisch zien de zonen van Korach in deze psalm het antichristelijk rijk ontstaan, onder leiding van de man van bedrog en onrecht. Ze weten en ervaren datgene wat het getrouwe overblijfsel zal overkomen van een volk dat YHWH niet wil dienen. De antichrist, de “zoon van het verderf”, de titel die Yeshua gaf aan Judas de verrader (Johannes 17:12) en Paulus aan de antichrist in 2 Thessalonicenzen 2:3. Paulus noemt hem ook “de wetteloze”. (2 Thess. 2:8)
Yeshua gaf ook een andere naam aan Judas:
Johannes 6:70-71 Jezus antwoordde hun: Heb Ik u, de twaalf, niet uitgekozen? En een van u is een duivel. En Hij doelde op Judas Iskariot, de zoon van Simon, want die zou Hem verraden, een van de twaalf.
Judas stond onder invloed van satan en dat ging heel ver:
Johannes 13:2 Toen dan de maaltijd plaatsvond en de duivel Judas Iskariot, de zoon van Simon, al in het hart gegeven had Hem te verraden…
Het ging nog verder:
Johannes 13:27. En met het nemen van het stuk brood voer de satan in hem. Jezus dan zei tegen hem: Wat u wilt doen, doe het snel.
Je ziet dat Yeshua zelfs in deze duivelse gang van zaken de autoriteit had over deze “zoon van het verderf”.
Waar komen we dat woord “verderf” nog meer tegen? In Openbaring gaat het over de put van de afgrond die door een engel geopend wordt:
Openbaring 9:11 En zij hadden een koning over zich, de engel van de afgrond. Zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon, en in het Grieks heeft hij de naam Apollyon.
Zowel het Hebreeuwse als het Griekse woord betekenen allebei: “Verderver”
Als de antichrist “de zoon van het verderf” is, weten wij dat het iemand is die gekenmerkt wordt door de geest van Judas. Hij verbreekt Gods verbond. Hij krijgt zijn macht van de “draak”, de satan. Hij is degene “die was, niet is en zal opkomen”:
Openbaring 17:8 Het beest dat u gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit de afgrond en naar het verderf gaan. En zij die op de aarde wonen, van wie niet vanaf de grondlegging van de wereld de naam geschreven staat in het boek des levens, zullen zich verwonderen als zij het beest zien, dat was en niet is, hoewel het er toch is.
De psalmdichter heeft uitzicht naar een toekomst. In zijn zwarte kleding die rouw en verdriet uitdrukt om de verdrukking en de misleiding die in Gods volk plaatsvindt, roept hij om de aanwezigheid van YHWH. Het kan niet zo zijn dat God hen verstoot. Dat gevoel geven die boosaardige machten. Hij belijdt: “U bent de God van mijn kracht.”
Dit hartelijke gebed tot God komt rechtstreeks uit het hart:
Psalm 43:3,4 Zend Uw licht en Uw waarheid; laten die mij leiden, mij brengen tot Uw heilige berg en tot Uw woningen, zodat ik kan gaan naar Gods altaar, naar God, mijn blijdschap, mijn vreugde; en ik U met de harp kan loven, o God, mijn God!
Dat is het verlangen van het hart van de psalmdichter. Dat is het verlangen van ieder wiens hart door Gods Heilige Geest is aangeraakt. En als je dan overmand wordt door verdriet, verdrukking en vijandschap, dan is het goed om je eigen ziel toe te spreken en te bemoedigen! Dat deed de psalmdichter ook al in Psalm 42. Gewoon even jezelf voor ogen houden waar het naar toe gaat en dat uitspreken.
“Ziel van mij, wat ben je toch weer depressief en onrustig. Houd het doel voor ogen! Verwacht het van God, want heus je gaat Hem weer met blijdschap loven en prijzen! Gods licht en waarheid zal je bij Zijn Heilige berg Sion brengen, waar Yeshua Koning zal zijn. Het Koninkrijk komt! Hij, YHWH is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en “mijn God”, mijn blijdschap en vreugde!”.