English, click here!
Psalm 110 - de voetbank van de Priesterkoning
David begint deze psalm met een belangrijke, maar ook moeilijk te begrijpen tekst:
De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken:
Zit aan Mijn rechterhand,
totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben
tot een voetbank voor Uw voeten.
De HEERE die tot de Heere spreekt en dan ook nog “mijn Heere”. Je ziet dat de eerste vermelding van HEERE uit hoofdletters bestaat. Dat betekent dat de brontekst hier de Naam van God heeft staan: YHWH. Die tweede vermelding van Heere heeft alleen de beginhoofdletter. Dat betekent dat er in de brontekst “Adon”= Heer en hier “Adoni” staat en dat betekent gewoon “mijn Heer”.
Het is ook een aanspreektitel tussen mensen onderling, maar wel één die respect uitdrukt. Het kan gebruikt worden voor een koning, of voor iemand die je hoog acht. Deze aanspreektitel wordt soms zelfs voor God gebruikt.
Om het te verduidelijken, zegt Koning David hier eigenlijk in dit vers:
“YHWH God de Vader heeft tot Yeshua de Gezalfde gesproken: ‘Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten’.”
Als Yeshua in gesprek is met de Farizeeën die hadden erkend dat de Christus de Zoon van David is, vraagt Hij hen: “Als David Hem dan zijn Heere (Adonai) noemt, hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn?” (Mattheüs 22:41-46)
De Farizeeën, die in dienst stonden van de antichrist, stonden met hun mond vol tanden, want zij weigerden toe te geven dat wat Yeshua hun duidelijk maakte, niet lang voordat zij Hem zouden kruisigen.
Het feit dat Koning David de Messias zijn Adonai noemt en het feit dat God de Vader de Messias aan Zijn rechterhand heeft geplaatst, geeft aan dat de Messias goddelijk is. Sterker nog, de Messias is God! YESHUA HA MASHIACH IS GOD!
Voor hen die zich laten leiden door de Heilige Geest zal deze tekst duidelijk maken dat er een strijd op aarde plaatsvindt. De vijanden moeten een voetbank voor de voeten van Yeshua worden. Dat betekent dat die vijanden, ook de mensen zoals die farizeeën uit Mattheüs 22, hun knieën zullen moeten buigen voor deze Vorst die zal plaatsnemen op de troon van Koning David, in Sion/Jeruzalem. Het maakt ook duidelijk dat de gelovigen, die aan de goede kant staan, medestrijders zullen zijn in die strijd die begon in het Paradijs en aangekondigd werd in
Genesis 3:15 NBG51
En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar Zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen.
Uit Psalm 110:2 blijkt dat er dus nog vijanden over zijn gebleven in het Vrederijk, waar Yeshua de scepter als koning zwaait op zijn troon in Sion.
Openbaring 2:27 En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen.
Van het overblijfsel van Israël en degenen die daaraan toegevoegd zijn wordt in vers 3 gezegd:
Uw volk is zeer gewillig op de dag van Uw kracht, getooid met heilig sieraad;
Wat verder in dit vers gezegd wordt:
uit de baarmoeder van de dageraad is voor U de dauw van Uw jeugd.
slaat op degenen die uit de dood zijn opgestaan, waarvan hun jeugd is vernieuwd.
Psalm 110:4 is de centrale as van deze psalm en tekent de positie van Yeshua:
Psalm 110:4 De HEERE heeft gezworen en Hij zal er geen berouw van hebben: U bent Priester voor eeuwig, naar de ordening van Melchizedek.
Yeshua als koning op de troon van David is dan ook Priester in de orde van Melchizedek. De combinatie priester/koning was onder het levitische priesterschap verboden, maar in Gods Koninkrijk is het een heilzame combinatie, door YHWH ingesteld en met een eed bekrachtigd.
In de laatste drie verzen van Psalm 110 lezen we over de ondergang van de koningen waarvan we in psalm 2 lazen dat zij een antichristelijk complot smeedden tegen de Gezalde Koning. Maar nu zullen ze tegenover Hem staan in het oordeel over de naties. (Mattheüs 25:31-46) . Ze zullen geoordeeld en verpletterd worden. De Gezalfde Koning Yeshua verplettert dan ook het hoofd over de immens grote aarde: DE ANTICHRIST! Het zal zijn einde zijn. Hij wordt in de HSV genoemd: “hoofd over een groot land”. Er staat in het Hebreeuws: עַל-אֶרֶץ רַבָּה “El arezt raba”. Het woord “aretz” kan ook met “aarde” vertaald worden. Dat woord “aretz” werd al in Genesis 1:1 genoemd, waar staat dat YHWH de hemel en de aarde (aretz) schiep. Dus dit is duidelijk een verwijzing naar degene die de aarde zal beheersen als Yeshua komt: DE ANTICHRIST.
Het laatste vers van Psalm 110:
Hij drinkt onderweg uit de beek, daarom heft Hij Zijn hoofd omhoog.
Met die “Hij” wordt de priester–koning Yeshua bedoeld. Deze drinkt uit “de beek”, niet uit “een beek”. Mijn gedachten gaan dan naar de tempelbeek van Ezechiël 47:1, waar DE MAN (Yeshua vóór zijn vleeswording) deze beek aan Ezechiël toont. Dit is het verfrissende water des levens van Woord en Geest dat uit de tempel stroomt en kracht geeft om de strijd te volbrengen. Zijn wij niet samen met Yeshua die tempel van strijders? Wordt Zijn strijd tegen de antichrist vergezeld van onze gebeden? Zijn wij medestrijders gesterkt door het Levende water?
Dat is een boodschap voor de gelovigen van onze eindtijd, die zwaar zal zijn.
Ida