English & other languages: click here!
Maleachi 2:10-17 Huwelijksontrouw
Nadat Maleachi in het voorgaande profeteerde tegen de priesters, richt hij zijn profetie nu tegen het hele volk 10-12
Maleachi 2:10 Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouweloos, een ieder tegen zijn broeder, door het verbond met onze vaderen te ontheiligen?
In het eerste testament komen we het beeld van God als Vader vrijwel niet tegen. God zag de Israëlieten al wel als Zijn kinderen. In Psalm 103 vergelijkt David Gods liefde met de liefde van een vader.
Psalm 103:13 Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt de HEERE Zich over wie Hem vrezen.
In feite is het zo dat we Gods kinderen worden door éénheid met Yeshua. Dan mogen we in alles delen en is God in en door Yeshua “onze Vader”. God verlangde er wel naar ons Zijn vaderlijke liefde te geven. Daarom stuurde Hij Yeshua als de Weg tot de Vader. Yeshua zegt tegen Zijn tegenstanders: “U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen;” (Johannes 8:44). Yeshua stelde dus vast dat de godsdienstige farizeeën kinderen van de duivel waren.
De wereld die het godsbestaan op haar eigen wijze invult heeft het wel over een vaderlijke god. De slogen is dat we allemaal “kinderen van één vader” zijn, maar die vader is dan satan die zich graag als god laat vereren. Dat is afgodendienst. Dat universele vaderschap komt uit in het Europese volkslied “Alle Menschen werden Brüder”. Het is een gedicht van de Duitse dichter Schiller dat door Beethoven op muziek is gezet. Die zinsnede veronderstelt dat we dezelfde vader zouden hebben. Dat komt ook verderop in het lied naar voren: “Brüder! Über'm Sternenzelt Muß ein lieber Vater wohnen.(” Broeders boven de sterren moet een lieve vader wonen”).
Het Hebreeuws kent geen hoofdletters, de vertalers zagen reden om in Mal. 2:10 vader met een hoofdletter te schrijven. Maar hier kan heel goed Abraham bedoeld worden. De Joden beriepen zich daar vaak op “Wij hebben Abraham als vader”. Matth. 3:9; Joh. 8:39. Na de opstanding zei Yeshua tot Maria Magdalena: “Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader” Joh. 20:17.
Dat er één God is die ons geschapen heeft, is natuurlijk helemaal waar. De mens is een schepsel van God. Maleachi vraagt zich af waarom we, terwijl we zo’n goede basis hebben, niet trouw aan God en aan elkaar zijn. Die ontrouw is van alle tijden. Ook Paulus schrijft in 2 Thess. 3:1 want trouw vindt men niet bij allen. Paulus heeft het dan over wargeesten en slechte mensen, maar Maleachi ziet ontrouw in het verbond dat God met de vaderen heeft gesloten. Dat verbond wordt ontheiligd.
Weinig respect voor het huwelijk 13-16
Maleachi 2:13-15 In de tweede plaats doet u dit: het altaar van de HEERE bedekken met tranen, met geween en gekerm, omdat Hij Zich niet langer tot het graanoffer wendt en dat in welgevallen uit uw hand aanneemt. 14. Dan zegt u: Waarom? Omdat de HEERE Getuige is tussen u en de vrouw van uw jeugd, tegen wie ú trouweloos handelt, terwijl zíj toch uw metgezellin en de vrouw van uw verbond is. 15. Heeft Hij er niet maar één gemaakt, hoewel Hij nog geest overhad? En waarom die ene? Hij zocht een goddelijk nageslacht. Daarom, wees op uw hoede met uw geest, en handel niet trouweloos tegen de vrouw van uw jeugd.
Hier lezen we dat het altaar van YAHWEH met tranen bedekt wordt. Degenen die kwamen offeren huilden en kermden. Ze wilden een graanoffer brengen maar ze hadden daarover geen vrede in hun hart. Mogelijk was er een priester die hen op hun zonden opmerkzaam maakte. Op één of andere manier begreep de offeraar dat God dit offer niet accepteerde. Maar God accepteerde dat huilen en kermen ook niet, want het was geen oprecht verdriet over de zonde. Ze wilden die heidense vrouwen niet loslaten.
God is geen mens die zich laat omkopen met een geschenk, in dit geval een offer. Ze leefden in zonde. Bij het offer hoorde bekering van de zonde.
Dan vragen ze ook nog: “Waarom?” Yahweh was Getuige van het huwelijksverbond tussen de man en zijn vrouw. Een echtscheiding is dus niet alleen ontrouw aan je vrouw, maar ook ontrouw aan God voor Wiens aangezicht je die belofte hebt afgelegd. Een verbond houdt in dat je trouw bent aan je belofte, trouw aan je huwelijkspartner, trouw aan God. De vrouw aan wie je in je jonge jaren je verbonden hebt is een deelgenoot van heel je leven. Je hebt trouweloos gehandeld, volgens Mal. 2:12. Dat woord “trouweloos” wordt in dit bijbelgedeelte 5 maal genoemd. Het huwelijk behoort een weergave te zijn van het Verbond van God en Zijn volk. Door trouweloos te zijn en heidense vrouwen te nemen pleeg je in feite afgoderij.
Nehemia, die ook ongeveer in die tijd leefde zag de vermenging. De kinderen van de vreemde vrouwen spraken niet eens de Hebreeuwse taal. Ze waren vreemd aan de Israëlische dienst aan God. Nehemia gaf Salomo als voorbeeld, die tenslotte ook ten onder ging vanwege zijn heidense vrouwen.
Nehemia 13:25-26 Ik had onenigheid met hen (die heidense vrouwen hadden) en ik vervloekte hen. En ik sloeg sommige mannen van hen en trok hun de haren uit. Ik liet hen zweren bij God: U zult uw dochters niet aan hun zonen geven en van hun dochters niemand voor uw zonen of voor uzelf nemen! 26. Is het niet met betrekking tot deze dingen dat Salomo, de koning van Israël, gezondigd heeft? Terwijl er onder veel heidenvolken geen koning was zoals hij, en hij zijn God lief was en God hem tot koning gesteld had over heel Israël? Ook hem deden de uitheemse vrouwen zondigen.
Met Mal. 2:15 hebben de vertalers veel moeite gehad. Vooral de uitdrukking “dat God nog geest over had”. Betekent het dat God “nog genoeg geest” had om een extra vrouw aan Adam te geven, maar daar met reden van afzag? In ieder geval staat er “en waarom die éne (echad אֶחָד )? Dat verwijst terug naar Genesis 2:24
Genesis 2:24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één (echad אֶחָד ) vlees zijn.
God heeft “maar één gemaakt”, één echtpaar, dat wil zeggen dat man en vrouw een eenheid zijn en samen het beeld van God vormen. (Gen. 1:27)
Na het vergelijken van meerdere vertalingen vind ik de Naardense een goede weergave:
Maleachi 2:15 Heeft hij hen niet één gemaakt, een vlees-en-bloed met geest erin?, en wat zoekt dat ene? ZAAD VAN GOD!-weest dan waakzaam over uw geest en verraad niet de vrouw van je jeugd.
Kijk daar gaat het om! YAHWEH zocht een goddelijk nageslacht.
Israël was een geheiligd volk. Een volk waaruit het Heilig Zaad de Messias zou voortkomen. Satan probeert dat op allerlei manieren te verhinderen. Hij verleidt bij voorkeur de kinderen Israëls, want met inschakeling van dat volk wil God Zijn doel verwezenlijken.
Ezra, die ook in die tijd optrad, die dezelfde vermenging constateerde, brengt dat eveneens door goddelijke inspiratie onder woorden:
Ezra 9:2 Zij hebben immers uit hun dochters voor zichzelf en voor hun zonen vrouwen genomen en hebben het HEILIGE ZAAD vermengd met de volken van de landen rondom, en de vorsten en de machthebbers hebben als eersten de hand gehad in deze trouwbreuk.
Waar is de God van gerechtigheid in deze onrechtvaardige wereld? (vers 17)
Maleachi 2:17 U vermoeit de HEERE met uw woorden, toch zegt u: Waarmee vermoeien wij Hem? Doordat u zegt: Iedereen die kwaad doet, is in de ogen van de HEERE goed, Híj is hun genegen. Of: Waar is de God van het oordeel?
Hè, wat klinkt dat bekend humanistisch in onze oren. We kennen de verontschuldigingen: “Ach hij bedoelt het goed” of “ik kan het wel begrijpen” of “je zou maar eens in zijn schoenen staan”. Of je wilt geen kwaad horen van regeringsleiders, publiek bekende personen, mensen die door hun rijkdom indruk op je maken, dominees, priesters, voorgangers.
Wat kwaad is, moeten we ook als kwaad benoemen. Dat geldt ook voor wat goed is. We moeten juist het kwaad ontmaskeren. Dat geldt wel heel bijzonder in onze tijd waarin de geest van de wetteloosheid alom aanwezig is. We moeten kunnen onderscheiden en stelling durven nemen in de verwarring van de leugengeest in de eindtijd. Dat kan alleen in diepe verbondenheid met onze Verlosser Yeshua.
Efeze 5:11-13 En neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ontmasker ze veeleer. 12. Want wat heimelijk door hen gedaan wordt, is te schandelijk om zelfs maar te vertellen. 13. Maar al deze dingen komen openbaar als ze door het licht ontmaskerd worden; want al wat openbaar maakt, is licht.
Die laatste vraag komt ook uit de mond van de ontrouwe Israëlieten: “Waar is de God van het oordeel?” Eigenlijk staat er: “Waar is de God van het gebod (מִּשְׁפָּט mishpat)?
Dergelijke vragen horen wij ook wel. Als God almachtig is, waarom laat Hij dan ......? We kennen zulke opmerkingen wel. Blind voor hun eigen zonden geven ze God de schuld van de moeiten die ze ervaren en om hen heen zien.
Deze laatste tekst is eigenlijk een inleiding van het volgende hoofdstuk: Maleachi 3.
Ida