English & other languages: click here!

Job 9 - reactie op Bildad

In deze redevoering van Job spreekt hij Bildad in het bijzonder aan op zijn uitgangspositie dat al die ellende een gevolg van zonde moet zijn, waarbij Bildad zich steeds beroept op traditie.

Job ervaart een diepgaande machteloosheid tegenover God. Ondanks het feit dat hij God ervaart als zijn tegenstander, laat hij Hem niet los.
Job pleit voor een rechtzaak bij God. Hij realiseert zich dat hij in zo'n rechtszaak de zwakke partij is, omdat een sterveling niet rechtvaardig kan zijn tegenover de Schepper van hemel en aarde. Ze zijn geen gelijkwaardige partijen. Alleen al zijn onreine uiterlijk en kleding beschrijven zijn nietswaardigheid in Gods heilige nabijheid. Job roept om een scheidsman, een advocaat........ om een Verlosser die tussenbeide kan komen.......

Job 9:1-13
1. Maar Job antwoordde en zei:
2. Het is waar, ik weet dat het zo is; want hoe zou een sterveling rechtvaardig kunnen zijn voor God?
3. Als hij ertoe genegen is Hem ter verantwoording te roepen, niet één op de duizend keer zal hij Hem antwoord kunnen geven.
4. Hij is wijs van hart en sterk van kracht; wie heeft zich tegen Hem verhard en vrede gehad?
5. Hij verplaatst bergen, zonder dat men het merkt, Hij keert ze om in Zijn toorn.
6. Hij schudt de aarde van haar plaats, zodat haar pilaren wankelen.
7. Hij spreekt tegen de zon, en zij gaat niet op; Hij verzegelt de sterren.
8. Hij alleen spant de hemel uit, en Hij treedt op de hoogten van de zee.
9. Hij maakt de Grote Beer, de Orion, het Zevengesternte en de Kamers van het Zuiden.
10. Hij doet grote dingen, die niemand kan doorgronden; wonderen, die niet te tellen zijn.
11. Zie, gaat Hij langs mij heen, ik zie Hem niet; gaat Hij voorbij, ik merk Hem niet op.
12. Zie, neemt Hij weg, wie zal het Hem laten teruggeven? Wie zal tegen Hem zeggen: Wat doet U?
13. God keert Zijn toorn niet af; zelfs de helpers van Rahab bukken zich onder Hem.

Het is waar, ik weet dat het zo is....... het lijkt erop dat Job hier Bildad gelijk geeft wat betreft het rechtvaardig zijn voor God. Een mens is dat inderdaad niet van nature. Ook Job en andere vrome personen, bijvoorbeeld dienstdoende priesters, moesten offers brengen opdat hun onvolmaakte leven bedekt werd en ze tot God konden naderen. 

hoe zou een sterveling rechtvaardig kunnen zijn voor God....... we lezen soms dat God bepaalde mensen wel als rechtvaardig ziet vanuit hun geloof en toewijding aan Hem. Bijvoorbeeld Noach (Genesis 6:8), Job (Job 1:1), David (Psalm 7:9), Zacharias en Elizabet (Lukas 1:6). 

niet één op de duizend keer zal hij Hem antwoord kunnen geven........ Job beseft dat als hij God ter verantwoording zou roepen dat hij geen enkele kans had om Hem te antwoorden. Zijn grootheid, almacht en wijsheid is altijd oneindig groter dan die van Zijn schepselen. 

Hij maakt de Grote Beer, de Orion, het Zevengesternte en de Kamers van het Zuiden...... Job is enorm onder de indruk over wat God tot stand brengt. Hij verplaatst onwankelbare bergen, schudt de aarde op haar grondvesten, beheerst het zonlicht en de golven van de onstuimige zee. Het is allemaal niet te bevatten. Het is duidelijk dat Hij bij machte is de wereld te oordelen. En dan die lichten in het oneindige heelal: die indrukwekkende sterrenformaties: de Grote Beer, de Orion, het Zevengesternte en de Kamers van het Zuiden (mogelijk een gedeelte onder de zuidpool dat nu niet meer te zien is in Israël).

Hij doet grote dingen, die niemand kan doorgronden; wonderen, die niet te tellen zijn...... deze verwondering wordt ook door Paulus uitgedrukt in Romeinen 11:33:  O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! Bijzonder dat Job, ondanks het feit dat hij God als zijn tegenstander ziet, zo getuigt van Gods grootheid. Satan krimpt in elkaar als hij dit hoort. Moet hij er nog een schepje bovenop gooien....... ?

Zie, gaat Hij langs mij heen, ik zie Hem niet........ Job stelt zich voor dat YHWH naar hem omziet, zoals Hij dat voorheen heeft ervaren. Het is goed mogelijk dat God langs hem heen loopt..... maar Job ziet Hem niet. Waar is Hij toch? Waarom merkt hij niets van Hem? 

neemt Hij weg, wie zal het Hem laten teruggeven......? God heeft alles van Job weggenomen. Wie ter wereld zou in staat zijn het Hem te laten teruggeven? Er is niemand en niets dat boven Hem staat. Er is geen hogere macht.  

God keert Zijn toorn niet af; zelfs de helpers van Rahab bukken zich onder Hem...... Rahab is de naam van een mythologisch monster: een slang of een draak. Het is ook het Hebreeuwse woord voor trots of storm, en wordt soms gebruikt als titel voor Egypte (Psalm 87:4). Ook in Jesaja 30:7 is er sprake van Rahab (niet te verwarren met Rachab de hoer uit Jozua 2). Het doet mij denken aan de beschrijving van de Leviathan, een monster uit de hemelse gewesten, waarmee Yeshua de zware eindstrijd zal aangaan. Het monster openbaart zich in verschillende verschijningen (zie Job 26:12-13).  In Genesis 3:1-5 verscheen satan als een slang. Openbaring gebruikt deze beelden bij het beschrijven van de opkomst van de antichrist (Openbaring 13:1-4). De HEERE  zal het monster dat in de zee is, doden. Dat gebeurt profetisch in Jesaja 27:1. Zie het Jaïr artikel hierover. De helpers van Rahab bukken zich onder Hem...... dit satanische wezen heeft ook zijn helpers (demonen) die Gods toorn vrezen. 

Job 9:14-20
14. Hoeveel te minder zal ík Hem dan kunnen antwoorden, en mijn woorden uitkiezen tegen Hem?
15. Zelfs als ik rechtvaardig ben, kan ik geen antwoord geven; mijn Rechter zal ik om genade smeken.
16. Als ik roep en Hij antwoordt mij, dan kan ik niet geloven dat Hij mijn stem ter ore neemt.
17. Want Hij vermorzelt mij door een storm, en maakt mijn wonden talrijk, zonder reden.
18. Hij laat mij niet toe om op adem te komen, maar Hij verzadigt mij met bitterheden.
19. Als het op kracht aankomt, zie, Hij is sterk; en als het op recht aankomt, wie zal mij dagvaarden?
20. Al ben ik rechtvaardig, mijn eigen mond zal mij veroordelen; al ben ik oprecht, Hij zal mij toch schuldig verklaren.

Hoeveel te minder zal ík Hem dan kunnen antwoorden, en mijn woorden uitkiezen tegen Hem.......? Als zelfs de helpers van Rahab zo bang voor God zijn, dan zal Job God helemaal niet kunnen aanspreken met welke zorvuldig gekozen woorden ook.

Zelfs als ik rechtvaardig ben, kan ik geen antwoord geven........ zelfs Jobs rechtvaardigheid is geen grond om God erop aan te spreken en te antwoorden. Hij kan alleen maar zijn Rechter om genade smeken. Wat Job hier uitspreekt geldt in feite voor ieder mens. Niets van onszelf kan ons rechtvaardig doen blijken voor de Allerhoogste. Het is uiteindelijk alleen de genade in Yeshua HaMashiach die ons rechtvaardig maakt. We zien in deze uitspraken een onbewust beroep uitgebracht op onze Middelaar die voor Job en voor ons in de bres gaat staan.

Als ik roep en Hij antwoordt mij, dan kan ik niet geloven dat Hij mijn stem ter ore neemt...... Job begreep dat God rechtvaardig en machtig is; maar hij kan niet begrijpen is hoe God die rechtvaardigheid of macht zal gebruiken om hem te helpen. Gevoelsmatig is God immers zijn tegenstander...... Daarom lijkt God zo ver weg en onpersoonlijk. Dit ervaren met Job veel mensen die gedompeld zijn in lijden.

Hij vermorzelt mij door een storm, en maakt mijn wonden talrijk, zonder reden....... 

In Job 1:19 lezen we dat een hevige stormwind het huis verwoestte waarin de 10 kinderen van Job zich bevonden. Maar alles wat er gebeurde had de intensiteit van een hevige storm: het vermorzelde zijn lichaam, zijn gezondheid. Zijn lijf zit onder de wonden en waarom? Wat was de reden? Job kon dat niet weten. 

Hij laat mij niet toe om op adem te komen.........  Job verlangt naar rust, naar troost, naar begrip, maar bovenal naar de tijd dat God niet zijn tegenstander was. Maar het lijden gaat door, het onbegrip van de vrienden verzwaart zijn lijden. Hij ziet geen uitweg meer want God verzadigt hem met bitterheden. Hij moest eens weten wie dat deed.

Als het op kracht aankomt, zie, Hij is sterk.......  in zijn wanhoop gaat Job Gods macht zien als een  autonome vrijheid, een oncontroleerbare macht die op mysterieuze wijze werkt om te doen wat hij wil. Niemand is in staat Hem te stoppen. Als het op recht aankomt, wie zal mij dagvaarden?

In de Bijbel zien we vaak dat God een soort denkbeeldige rechtspraak instelt, waarbij partijen hun inbreng mogen hebben (Hosea 4:1-3; Micha 6:2; Jesaja 41:1). Maar Job had nog geen complete Bijbel om dat te kunnen lezen. Wat zou Job een troost hebben als hij de volgende verzen uit Jesaja had kunnen lezen, die bestemd zijn voor het lijdende volk Israël, maar bovenal voor de lijdende Rechtvaardige Knecht Yeshua. Hiervan is Job, die zich in vers 17 als "vermorzeld door een storm" voelt, een profetisch beeld:

Jesaja 54:11 Gij, ellendige, door storm voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik leg uw stenen in blinkend erts, Ik grondvest u op lazuurstenen.
15. Valt men heftig aan, dan gaat dat van Mij niet uit; wie u aanvalt, zal over u vallen.

Al ben ik rechtvaardig, mijn eigen mond zal mij veroordelen....... dat is ook zo. Gods handelen is altijd goed. Wij kunnen dat met ons verduisterd en versluierd verstand vaak niet zien en zullen, als we in verzet komen, altijd aan het kortste eind trekken. Maar omdat we weten dat God volmaakt rechtvaardig is, maar ook klaar staat om beleden zonden door het bloed van Yeshua te vergeven, hoeven we daarvoor niet te vrezen. In deze situatie heeft Job niet meer het juiste zicht op God. Dat maakt hem onrustig en verward. Hij komt tot de slotsom: al ben ik oprecht, Hij zal mij toch schuldig verklaren. 

Job 9:21-24
21. Ik ben oprecht, maar ik sla geen acht op mijn ziel; ik veracht mijn leven.
22. Het is een en hetzelfde; daarom zeg ik: Hij brengt zowel de oprechte als de goddeloze om.
23. Als plotseling de gesel doodt, spot Hij met de wanhoop van de onschuldigen.
24. De aarde is overgegeven in de hand van de goddeloze; Hij bedekt het gezicht van haar rechters. Als Híj het niet is, wie is het dan?

Ik ben oprecht, maar ik sla geen acht op mijn ziel; ik veracht mijn leven........ ook Koning David wist zich klein en veracht en in zijn oprechtheid had hij Gods geboden niet vergeten (Psalm 119:141) maar ondanks zijn benauwdheid en nood, had hij toch nog blijdschap in Gods geboden.

Hij brengt zowel de oprechte als de goddeloze om....... Job dacht dat God geen verschil meer maakte tussen de oprechte en goddeloze. David wist dat het heil ver van de goddelozen is (Psalm 119:55). Maar Job kon dat niet weten. Job was ervan overtuigd dat hij oprecht en rechtvaardig was, maar hij verwachtte dat God altijd wel iets kon vinden waardoor hij schuldig in Zijn ogen zou zijn.

Als plotseling de gesel doodt, spot Hij met de wanhoop van de onschuldigen......  het verwrongen beeld dat Job van God had was gebaseerd op zijn eigen ervaring en beoordeling. Hij begrijpt God niet meer. Hoe kan Hij zo omgaan met Zijn oprechte, maar wanhopige dienaar. Waarom zoekt God zijn ondergang, zijn dood? Het lijkt wel alsof God speelt met zijn nood.

De aarde is overgegeven in de hand van de goddeloze........ dit is inderdaad het gevolg van de zondeval van de mensheid. Satan, de goddeloze bij uitstek heeft de mensheid verleid en de mensheid heeft zich laten verleiden. Het gevolg is dat satan de macht over het mensdom claimt. God erkent die machtspositie van satan tot zekere hoogte, maar heeft voorzien in een uitweg. Alleen, die uitweg is in deze situatie niet zichtbaar voor Job. Toch heeft God de volledige controle over wat hier gebeurt.

Hij bedekt het gezicht van haar rechters....... dat is ook inderdaad het gevolg van de zondeval. Rechters onder invloed van de 'overste van deze wereld' kunnen niet eerlijk oordelen. Mogelijk ziet Job in zijn 'vrienden' zulke rechters. En als God dat niet veroorzaakt, wie is het dan? Het is goed dat Job zich dat afvraagt, tenminste, als het niet een retorische vraag is.

Job 9:25-31
25. Mijn dagen zijn sneller voorbijgegaan dan een ijlbode; zij zijn weggevlucht, zij hebben het goede niet gezien.
26. Zij zijn voorbijgegaan als boten van riet, zoals een arend op voedsel afvliegt.
27. Als ik zeg: Ik zal mijn klacht vergeten, ik zal een ander gezicht zetten en mij verkwikken,
28. dan ben ik beducht voor al mijn leed; ik weet dat U mij niet voor onschuldig zult houden.
29. Ik zal toch schuldig verklaard worden; waarom zou ik mij tevergeefs afmatten?
30. Als ik mij was met sneeuwwater, en mijn handen zuiver met loog,
31. dan dompelt U mij in de put, en mijn kleren hebben een afschuw van mij.

Mijn dagen zijn sneller voorbijgegaan dan een ijlbode....... wie volop in het leven staat, maakt plannen, stelt doelen, wil wat bereiken voor zijn gezin. Dat is niet verkeerd, als het maar niet bedoeld is voor het verkrijgen van rijkdom en aanzien (Lukas 12:20,21). 

Maar als de omstandigheden tegen zitten, zetten zij een streep door de rekening. Dat ervaart Job ten volle. Alles is voortijdig bij zijn handen afgebroken. Hij heeft geen resultaten gezien.

voorbijgegaan als boten van riet...... rieten (papyrus) boten waren in die tijd bekend in de omgeving van de Nijl. Met deze zwakke, maar snelle bootjes konden ze sneller van het ene land naar het andere varen dan wanneer ze lopend of per kameel door de woestijn moesten gaan. Zulke bootjes hielden het hooguit 2 jaar vol. 

een arend die op voedsel afvliegt....... roofvogels die een prooi zien zijn onnavolgbaar snel. 

Ik zal mijn klacht vergeten, ik zal een ander gezicht zetten en mij verkwikken..........

Dat is ook een manier. Gewoon doen alsof je neus bloedt. Maar tegelijk beseft Job dat hij God niet meer vertrouwt. Hoe zal Hij daarop reageren? Misschien wordt hij alleen maar schuldiger in Gods ogen. Tegen God heb je geen verweer. Dat beangstigt Job. Ook al zou hij zichzelf met de beste schoonmaakmiddelen reinigen, dan nog zal God hem onderdompelen in de beerput van ellende waarin hij zich bevindt. Hij wordt er alleen maar viezer van, zodat zijn kleren zelfs een afschuw van hem hebben. 

Job 9:32-35
32. Want Hij is niet een man zoals ik, aan Wie ik antwoord zou kunnen geven, als wij samen voor het gerecht komen.
33. Er is geen scheidsrechter tussen ons, die zijn hand op ons beiden kan leggen.
34. Laat Hij Zijn roede bij mij weghalen, laat Zijn bedreiging mij geen angst meer aanjagen.
35. Dan zal ik spreken en niet bevreesd zijn voor Hem, want zo is het niet bij mij.

Want Hij is niet een man zoals ik......... opnieuw spreekt Job de wens uit dat er recht gesproken zou moeten worden. Een rechtszaak waarin God èn de Rechter èn de Aangeklaagde zou zijn. Tegelijk weet Job dat ze geen gelijkwaardige partijen zijn om dit uit te praten. God is nu éénmaal geen man. Maar Job hoopt wel steeds beschuldigende feiten op naar God. Wie zou hij anders de schuld kunnen geven? Tegelijkertijd gaat hij zichzelf steeds schuldiger voelen, terwijl hij geen wettige redenen daarvoor kan aanvoeren. Het feit dat Job God hiervan beschuldigt is, hoewel begrijpelijk, toch zonde. Een zonde waarvoor vergeving bestaat. Maar het zou vele malen ernstiger zijn geweest als Job zich van God afgekeerd had. Zover wil satan de mens krijgen. Het is altijd beter om met je bezwaren naar God toe te gaan, dan je van Hem af te keren. God hoeft zich niet voor de mens te verantwoorden voor Zijn beleid. De mens kan God ook niet beoordelen aan de hand van menselijke maatstaven. Soms moeten we leed aanvaarden, terwijl we het niet begrijpen. Het is voor heel veel gelovigen een zware worsteling om te aanvaarden "dat God het kwade doet meewerken ten goede voor degenen die Hem liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepen zijn” (Romeinen 8:28). 

Er is geen scheidsrechter tussen ons......... Steeds vaker denkt Job aan een objectieve scheidsrechter die zou kunnen bemiddelen. Maar die is er niet. Hij kan niet weten dat God al lang een Scheidsrechter heeft benoemd. Job spreekt het verlangen uit naar een Middelaar die hem weer in het reine kan brengen bij God. Hij die Zijn hand op beide partijen kan leggen en verzoening tot stand kan brengen. Zo worden Jobs woorden profetisch! Maar de Scheidsrechter die zal komen zal de schuld die Job niet kon zien, op Zich nemen en verzoening brengen! 

Laat Hij Zijn roede bij mij weghalen, laat Zijn bedreiging mij geen angst meer aanjagen....... Och wat verlangt Job ernaar dat God Zijn roede van hem wegneemt en dat Hij Zijn hand ten gunste van Hem op hem legt. Dat zijn leven vrij mag zijn van bedreiging en angst. 

Dan zal ik spreken en niet bevreesd zijn voor Hem........ dit zou kunnen gebeuren als er een Middelaar was. Maar nu zijn het de banden van de dood en de angsten van het graf die bij Job benauwdheid en verdriet veroorzaken (Psalm 116:3). Maar in dit alles komt wel het verlangen naar herstel naar boven. Laat Uw bedreiging geen angst meer aanjagen..... "Och HEERE, bevrijd mijn ziel!. 

Dan zal ik spreken en niet bevreesd zijn voor Hem...... als we in Job het beeld zien van het lijdende volk Israël, dan kunnen we van dit volk niet zeggen dat men "vroom en oprecht is, godvrezend en dat men zich afkeert van het kwaad." (Job 1:8). Het volk wordt in de Bijbel vaak hardnekkigheid en ongehoorzaamheid verweten.

Want zo is het niet bij mij....... Hier zegt Job dat hij onschuldig is, maar ook Job is niet zonder zonde, en geeft dat ook toe (Job 7:21 - Job 9:2). Toch ondervindt het volk Israël - net als Job - onschuldig lijden. Welke schuld is er aanwijsbaar in het feit dat zij vervolgd worden omdat zij Jood zijn? Yeshua ervoer dit ook. "Zij hebben mij zonder reden gehaat!" (Johannes 15:25b). Een haat die wij ook zullen ervaren als wij de kant van onze God en Zijn volk Israël kiezen. 

Ida