English & other languages: click here!
Job 7 - een Roep tot God
Job overziet de doelloosheid van zijn leven. Een arbeider werkt hard en ziet uit naar rust en beloning, maar Jobs lijden leidt nergens toe. Zijn lichaam is ziek en zit onder de maden. Zijn huid is daardoor bedekt met een korst en er komt pus uit. Als hij probeert te slapen heeft hij angstige dromen. Hij komt niet tot rust Waarom houdt God zich zo met hem bezig? Dit is niet vol te houden. Hij vraagt met klem of God hem wil wegnemen. Laat me maar verstikken, vraagt hij aan God. De dood is beter dan het leven. Iedere dag zijn er die beproevingen. God, kijk toch eens een andere kant op, bemoei u niet steeds met mij. Job beseft niet dat het satan is die dit bewerkt, terwijl God dit toelaat.
Job 7:1-5
1. Heeft de sterveling niet een strijd te voeren op aarde,
en zijn zijn dagen niet als de dagen van een dagloner?
2. Zoals een slaaf snakt hij naar schaduw,
zoals een dagloner ziet hij uit naar zijn loon.
3. Zo heb ik maanden van doelloosheid geërfd,
en zijn nachten van moeite mij toebedeeld.
4. Als ik mij te slapen leg, zeg ik:
Wanneer zal ik opstaan?
Tot wanneer heeft God de avond afgemeten?
Ik ben verzadigd van onrust tot aan de schemering.
5. Mijn vlees is bekleed met maden en heeft een korst van stof,
mijn huid is gekloofd en veretterd.
Heeft de sterveling niet een strijd te voeren op aarde.....? Job ervaart een strijd waartegen hij niet is opgewassen, die al zijn energie, zijn moed wegzuigt. Hij begrijpt niet - en kan dat ook niet begrijpen - dat het hier gaat om een satanische aanval die zijn oorsprong heeft in de hemelse gewesten. De brief van Paulus aan Efeze over de strijd tegen de wereldbeheersers van de duisternis was nog niet geschreven. De geestelijke wapenrusting was nog niet ten volle beschikbaar. Satan zoekt Job om hem te verslinden en oefent druk op hem uit om God te verloochenen. Maar hoe kan Job dat weten.....
een slaaf snakt naar schaduw, een dagloner ziet uit naar zijn loon...... ze hebben tenminste nog iets om naar uit te kijken. Maar voor Job is alles uitzichtloos, doelloos.
nachten van moeite zijn Job toebedeeld......... in plaats van ontspannen te kunnen rusten, wordt Job overvallen door angstige gedachten, dromen en visioenen. Onrust heeft hem bevangen.
Mijn vlees is bekleed met maden en heeft een korst van stof....... hoe vernederend en pijnlijk als je lichaam wordt aangevreten door maden, dat er korstvorming vol etter door ontstaat. Als dat openbarst komt er etter naar buiten.
Job 7:6-10
6. Mijn dagen zijn sneller gegaan dan een weversspoel,
ze zijn vergaan zonder hoop.
7. Bedenk dat mijn leven een ademtocht is;
mijn oog zal niet opnieuw het goede zien.
8. Het oog van degene die mij nu ziet, zal mij niet meer waarnemen.
Uw ogen zullen op mij zijn, maar ik zal er niet meer zijn.
9. Een wolk vergaat en verdwijnt;
zo komt degene die in het graf neerdaalt, er niet weer uit omhoog.
10. Hij keert niet meer terug naar zijn huis,
en zijn woonplaats kent hem niet meer.
Mijn dagen zijn sneller gegaan dan een weversspoel, ze zijn vergaan zonder hoop...... Job bedoelt hier dat zijn leven, toen het nog goed was, te snel voorbij is gegaan, zonder iets af te kunnen ronden. Ik las dat hier sprake is van een woordspeling. Het woord voor hoop is 'tiqvah' dat ook garen of draad kan betekenen. Een weversspoel zonder garen kan het werk niet afmaken, net zoals een leven zonder hoop zijn bestemming niet bereikt.
bedenk dat mijn leven een ademtocht is........ het leven is voor Job voorbij. Het is afgebroken en het komt niet meer goed. Straks ziet niemand hem meer. "Jullie kunnen mij nu nog zien, maar niet lang meer. Spoedig zullen jullie mij zoeken, maar ik ben er niet meer" (vertaling Het Boek).
Een wolk vergaat en verdwijnt; zo komt degene die in het graf neerdaalt, er niet weer uit omhoog...... hoe depressief is Job. De zekerheden van het geloof zijn aangetast door alles wat hem overkomt. Wat een diep contrast met wat hij later uitspreekt in Job 19:25-27.
Hij keert niet meer terug naar zijn huis, en zijn woonplaats kent hem niet meer......... het verleden wat goed was, is voorbij en komt niet meer terug. Hij is weg uit het land der levenden en niemand mist hem. "Men kent en vindt zijn standplaats zelfs niet meer" (Psalm 103 berijmd). Satan heeft vele listen om iemand zo onderuit te halen.
Maar zijn doel heeft hij nog steeds niet bereikt. Job heeft God niet vaarwel gezegd, al lijkt het wel die kant op te gaan. Maar Job spreekt zijn klacht uit tegen God en dat behoort ook tot een intieme relatie. Het is dan ook God die hem staande houdt en heenwerkt naar een doel dat Job in deze situatie met geen mogelijkheid kan zien. Het is dezelfde vertwijfeling die Israël in onze tijd doormaakt. Het lijkt wel of alles hun uit handen geslagen wordt. De hele wereld laat hen vallen, anderen verdelen het land.
Job 7:11-16
11. Ik echter zal mijn mond niet houden.
Ik zal spreken in de benauwdheid van mijn geest.
Ik zal klagen in de bitterheid van mijn ziel.
12. Ben ik soms een zee, of een zeemonster,
dat U een wacht om mij heen zet?
13. Als ik zeg: Mijn rustbank zal mij troost bieden,
mijn slaapplaats zal wat van mijn klacht wegnemen,
14. dan ontstelt U mij door dromen,
en door visioenen jaagt U mij angst aan.
15. Mijn ziel verkiest de verstikking,
en heeft de dood liever dan het leven.
16. Ik versmaad het, ik zal niet voor eeuwig leven.
Laat mij met rust, want mijn dagen zijn een zucht.
Ik echter zal mijn mond niet houden....... je proeft in de woorden van Job zijn opstandigheid over wat hem overkomt. Zijn geest is benauwd, hij moet het uiten. Altijd heeft hij God willen dienen en hield hij zich aan Zijn geboden en is dit nu Zijn reactie. Verbitterd vraagt hij aan God of hij soms een 'zeemonster' (krokodil, draak of leviathan) is, dat God een bewaking om hem heen heeft ingesteld. Of is hij soms een onstuimige zee die een gevaar vormt voor de schepen en de kustgebieden? Moet hij in bedwang gehouden worden, hij de krachteloze en moedeloze?
Als ik zeg: Mijn rustbank zal mij troost bieden....... we kunnen ons niet voorstellen dat de ashoop waarop Job verbleef een rustbank is. Maar hij zal een plek moeten hebben gehad om zich uit te strekken en te kunnen slapen in de hoop dat dit troost en verlichting zal brengen. Maar ook dat brengt alleen maar onrust en angst, want: dan ontstelt U mij door dromen, en door visioenen jaagt U mij angst aan.
Mijn ziel verkiest de verstikking, en heeft de dood liever dan het leven.......opnieuw uit Job de wens om te sterven, zelfs al zou dat door verstikking zijn. Dan was hij van alles af...... denkt hij. Een dode heeft het gemakkelijker dan hij die leeft in deze omstandigheden.
Ik versmaad het, ik zal niet voor eeuwig leven........ Job is werkelijk ten einde raad. Zelfs het eeuwig leven verkiest hij niet meer. Hij heeft maar één wens: Laat mij met rust, want mijn dagen zijn een zucht. In Jobs ogen is God veranderd in een kwelgeest. Maar de kwelgeest is Gods tegenstander die meent recht op Job te hebben. Dat recht wordt hier bevochten en dat gaat ten koste van Job. Maar God bepaalt tot hoever deze kwelgeest kan gaan. Er wordt ook om ons gevochten in de hemelse gewesten, want satan zoekt verbeten wie hij kan verslinden (1 Petrus 5:8-10).
1 Korinthe 10:13 Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan.
Als we bovenstaande tekst tot ons laten doordringen dan beseffen we dat de drempel van 'het aankunnen van de verzoeking' bij Job wel heel erg hoog lag. Wij weten echter meer dan Job over wat er zich in de hemelse gewesten afspeelt en we weten ook dat God ervoor zal zorgen dat we niet ten onder gaan als we Hem in geloof vasthouden. Op dezelfde, maar hogere manier heeft Yeshua Zijn lijden doorstaan en de overwinning behaald. Dat mogen we uit deze waar gebeurde geschiedenis van Job leren. Want ook Job wist dat zijn Verlosser later uit het stof zou opstaan (Job 19:25-27).
Job 7:17-21
17. Wat is de sterveling dat U hem groot maakt,
en dat U Uw hart op hem richt?
18. Dat U hem elke morgen opzoekt,
dat U hem elk ogenblik beproeft?
19. Hoelang duurt het voordat Uw blik zich van mij afwendt,
voordat U mij de rust gunt om mijn speeksel door te slikken?
20. Heb ik gezondigd? Wat moet ik voor U doen,
Bewaker van de mens?
Waarom hebt U mij als doelwit voor U gezet,
zodat ik mezelf tot een last ben?
21. Waarom vergeeft U mijn overtreding niet,
en doet U mijn ongerechtigheid niet weg?
Want nu zal ik in het stof liggen;
U zult mij ernstig zoeken, maar ik zal er niet meer zijn.
Wat is de sterveling dat U hem groot maakt, en dat U Uw hart op hem richt.......? Job vervolgt zijn aanklacht tegen God. Hij vraagt zich af waarom God zich zo bezig houdt met een nietig mens. David lijkt in Psalm 8 de woorden van Job te citeren, maar plaatst ze in de context van een lofpsalm:
Psalm 8:5 wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt, en de mensenzoon, dat U naar hem omziet?
Ook Job heeft in eerste instantie ervaren dat God hem 'groot' maakte. Hij werd materieel gezegend, had een groot gezin. Maar zowel Job als David werden beproefd. Toen David op de vlucht moest gaan voor zijn zoon Absalom, is hij ook door één van de diepe beproevingen gegaan.
en dat U Uw hart op hem richt...... we weten dat Gods hart zich op de gelovige richt ten goede. Maar we worden wel beproefd omdat God wil weten of we echt met ons hele hart voor Hem kiezen. We behoren sinds de zondeval de satan toe en die wil ons na onze bekering niet loslaten.
En dat merken we.
Dat U hem elke morgen opzoekt, dat U hem elk ogenblik beproeft......? de manier waarop Job deze morgenbezoekjes beschrijft laat zien dat het niet YAHWEH is die hem elke morgen opzoekt, al denkt Job dat wel. In het hoofdstuk Klaagliederen 3 lezen we een verslag van Jeremia dat heel erg doet denken aan het lijden van Job. Maar Jeremia schrijft daar ook in dat hoofdstuk
Klaagliederen 3:22-24
22. Het is de goedertierenheid van de HEERE dat wij niet omgekomen zijn,
dat Zijn barmhartigheid niet opgehouden is!
23. Nieuw zijn ze, elke morgen; groot is Uw trouw!
24. Mijn deel is de HEERE, zegt mijn ziel,
daarom zal ik op Hem hopen.
In tegenstelling tot Jeremia wordt Job elke morgen beproefd, en dat valt hem zwaar. Jeremia werd-- elke morgen weer bemoedigd met nieuwe barmhartigheden. Dat is geen kwestie dat Jeremia beter is dan Job. Ook Jeremia onderging een zwaar lijden, zodat hij net als Job wenste nooit geboren te zijn (Jeremia 20:14-18). Beide mannen werden extreem zwaar aangevallen door satan en door mensen die door satan gebruikt werden. Jeremia had ook een verdrietig levenseinde: tegen zijn zin meegenomen naar Egypte en werd er volgens 'de inleiding tot Jeremia in de Statenvertaling' ter dood gestenigd. Job werd later wel door God in eer en aanzien hersteld.
Uw blik zich van mij afwendt, voordat U mij de rust gunt om mijn speeksel door te slikken......? De voortdurende bemoeienis was een zware last voor Job. In het Arabisch is het onvermogen om het speeksel in te slikken een uitdrukking voor het ontbreken van rust (Studiebijbel).
Heb ik gezondigd? Wat moet ik voor U doen, Bewaker van de mens....... ? Door de vrienden is al zo vaak gezegd dat Job gezondigd heeft. Maar Job is zich daar totaal niet van bewust en hij vraagt nu aan God: "Heb ik gezondigd? Wat is die zonde dan? Wat moet ik dan volgens U doen?" Die toevoeging "Bewaker van de mens" klinkt behoorlijk geïrriteerd, maar het zou een eerlijk gebed zijn als God de veroorzaker van die ellende zou zijn.
Waarom hebt U mij als doelwit voor U gezet, zodat ik mezelf tot een last ben.......? Ook dit klinkt weer beschuldigend naar God toe. Voor Job lijkt het ook alsof God het op hem voorzien heeft. Als je jezelf dan ook nog tot last bent, maakt het de situatie er niet gemakkelijker op, integendeel. God van wie Job zoveel goeds had ontvangen (Job 2:10) is nu zijn tegenstander geworden en Job snapt niet waarom.....
Waarom vergeeft U mijn overtreding niet, en doet U mijn ongerechtigheid niet weg......? Het is zeker niet zo dat Job hier zonden belijdt. Maar het wordt hem wel aangepraat dat hij zondig is. En als dat dan zo zou zijn, waarom is er dan geen vergeving?
Want nu zal ik in het stof liggen; U zult mij ernstig zoeken, maar ik zal er niet meer zijn....... Job zou willen dat hij zowel het leven als God kon ontvluchten door naar het stof (zijn graf) te gaan. Hij heeft ook de verwachting van opstanding laten varen. Die zou hem opnieuw terugbrengen in de vermeende diep verstoorde relatie met zijn Schepper.
Deze hele situatie moet ook voor Yahweh verdrietig zijn. Als de Schrift zegt van het volk Israël, dat God ook benauwd is als Hij de benauwdheid van Zijn volk ziet, (Jesaja 63:9) dan kan het niet anders dan dat God een diepe genegenheid voelt en meeleeft met Zijn dienaar Job.
Ida