English & other languages: click here!
Job 4 - Elifaz neemt het woord
Enige informatie over Elifaz.
Zijn naam betekent 'Mijn God is zuiver goud'. Elifaz had een zoon met de naam Teman die vorst was van het gebied Teman in Edom. Hij is vermoedelijk de oudste van de vier vrienden. Elifaz was de eerstgeborene van Ezau. Teman was derhalve een kleinzoon van Ezau. Het hele gebied werd later Teman genoemd wat bekend stond om zijn 'wijsheid' ((Jer. 49:7).
In deze naderhand geschreven historie is de Temaniet een aardrijkskundige aanduiding van een inwoner van een deel van Edom. De hoofdstad van het Edomitische Teman is Bozra, dat een rol speelt in de eindtijd (Jesaja 63:1-19). Amalek is ook een zoon van Elifaz, een kleinzoon van Ezau en een achterkleinkind van Izak (Genesis 36:12).
Dit is het begin van een lang gedeelte in het boek Job, waarin Jobs vrienden hem advies geven en hij hen antwoordt. Zijn vrienden spreken in ongeveer drie ronden, waarbij elke toespraak wordt gevolgd door een antwoord van Job. Aan het einde van deze toespraken antwoordt God Job en zijn vrienden en regelt de zaak. In de eerste zes verzen hoofdstuk 4 beschuldigde Elifaz Job en in de verzen 7-11 hield hij vol dat oprechte mensen niet verdelgd worden.
Job 4:1-6
1. Toen antwoordde Elifaz, de Temaniet, en zei:
2. Als wij een woord tot jou trachten te richten, bezwijk je dan?
Echter, wie zou nu zijn woorden kunnen inhouden?
3. Zie, je hebt velen onderwezen,
en je hebt slappe handen versterkt.
4. Je woorden hebben degene die struikelde, opgericht,
en de knikkende knieën heb je sterk gemaakt.
5. Maar nu overkomt het jezelf, en je bezwijkt;
het treft je, en je wordt door schrik overmand.
6. Is je vrezen van God dan niet je verwachting,
de oprechtheid van je wegen je hoop?
Als wij een woord tot jou trachten te richten, bezwijk je dan.......? Na zeven dagen zwijgend bij elkaar te hebben gezeten opent Elifaz het gesprek met de vraag of Job het wel aankan om naar hem te luisteren. Hij zit vol met al hetgeen hij zou willen zeggen. Hij is bezorgd om zijn lijdende vriend.
je hebt velen onderwezen, degene die struikelde, opgericht, maar nu overkomt het jezelf, en je bezwijkt........ Elifaz erkent dat Job anderen in moeiten heeft bijgestaan, maar nu het hemzelf overkomt laat hij het hoofd hangen.
Is je vrezen van God dan niet je verwachting, de oprechtheid van je wegen je hoop.....? Als je anderen hebt aangemoedigt om God te vrezen waarom werkt dat dan niet bij jou? Als je zeker bent van je godvrezendheid en oprechtheid dan mag je toch hoop en moed hebben? Hoewel er een kern van waarheid zit in deze woorden, beseft Elifaz niet dat het wel eens heel anders in elkaar kan zitten dan hij denkt. In feite houdt deze stelling onuitgesproken in dat die oprechtheid van Job wel eens niet zo zuiver kan zijn.
Job 4:7-11
7. Denk er toch aan: wie is ooit als onschuldige omgekomen,
en waar zijn er ooit oprechten uitgeroeid?
8. Maar zoals ik gezien heb: zij die onrecht ploegen
en moeite zaaien, oogsten dat ook.
9. Door de adem van God komen zij om,
en door het blazen van Zijn neus worden zij vernietigd.
10. Het gebrul van de leeuw, de stem van de felle leeuw,
maar de tanden van de jonge leeuwen worden gebroken.
11. De leeuw komt om, omdat er geen prooi is,
en de welpen van een leeuwin worden verspreid.
wie is ooit als onschuldige omgekomen, en waar zijn er ooit oprechten uitgeroeid........? Ook deze uitspraak maakt Job heel subtiel tot een zondig mens, want anders zou deze levensbedreigende situatie hem niet overkomen. Dat wordt nog weer bevestigd met de volgende uitspraak:
zij die onrecht ploegen en moeite zaaien, oogsten dat ook. Wat Elifaz hier zegt is een waarheid die Paulus in Galaten 6:7 uitspreekt. In veel gevallen kan dit waar zijn, maar het komt bij Elifaz niet op dat het wel eens niet op Job toepasbaar kan zijn. Maar hij kan niet anders denken. Zijn hele denken is zo gevormd. Onheil is een straf op zonden en God is goed, dus moet de mens fout zijn.
Door de adem van God komen zij om, en door het blazen van Zijn neus worden zij vernietigd....... hierin ziet Elifaz de boosheid van God die Job treft. Maar Job weet dat hij rein tegenover God staat en hij houdt dat vol. Het is voor Job heel pijnlijk om dit aan te horen in zijn lijden. Wij weten nu uit de Bijbel (Job 42:7) dat hij in Jobs geval ongelijk had. Tegelijk is dit een waarschuwing voor ons om niet te gauw conclusies te trekken waarbij we de ander in een verkeerd daglicht kunnen plaatsen. We hebben de leiding van de Heilige Geest nodig en moeten ons daar dan ook bewust van zijn in onze gesprekken.
Het gebrul van de leeuw, ......... de tanden van de jonge leeuwen worden gebroken...... Elifaz onderbouwt zijn uitspraken met het voorbeeld van een leeuw, die model staat voor een onrechtvaardige. De leeuw gromt en brult, maar zijn tanden worden uitgeslagen. Hij kan zo niet op roof uitgaan en zijn welpen met het nodige verzorgen. Die welpen worden verspreid en komen waarschijnlijk om. Zelfs zo'n onoverwinnelijk en krachtig lijkend dier gaat dan ten onder. Zo is het ook met de onrechtvaardige.
Job 4:12-16
12. Verder, er is in het geheim een woord tot mij gebracht;
mijn oor heeft er een fluistering van opgevangen,
13. in de beangstigende gedachten van de visioenen in de nacht,
als een diepe slaap op de mensen valt.
14. Angst en huiver kwamen over mij,
en zij joegen de veelheid van mijn beenderen angst aan.
15. Een geest trok aan mijn gezicht voorbij;
hij deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen.
16. Hij bleef staan, maar ik herkende zijn gedaante niet;
er was een gestalte voor mijn ogen.
Er was stilte, en toen hoorde ik een stem, die zei:
Verder, er is in het geheim een woord tot mij gebracht....... Elifaz spreekt nu vanuit een droom of visioen waarbij hem op geheimzinnige wijze een woord werd ingefluisterd. Er komt een naargeestig verslag daarover naar buiten. Hij beleefde 's nachts in een diepe slaap beangstigende gedachten, zelfs zijn beeenderen beleefden angst en huiver. Hij bevond zich op transcendente wijze in een geestenwereld die beslist niet uit God voortkwam en die griezelig zijn haar rechtop deed staan. Een geest trok aan hem voorbij, maar bleef vervolgens staan. Deze huiveringwekkende demonische verschijning had een mysterieuze boodschap voor Elifaz, die hem werd ingefluisterd. In een commentaar wordt een mogelijk verband verondersteld met de leugengeest die Achab verleidde om ten strijde te gaan (1 Kon. 22:21,22). Bij die geschiedenis kreeg de geest toestemming van God om dat te doen.
Er was stilte, en toen hoorde ik een stem, die zei:.............
Job 4:17-21
17. Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God?
Zou een man rein zijn voor zijn Maker?
18. Zie, zelfs Zijn dienaren vertrouwt Hij niet,
en Zijn engelen legt Hij dwaling ten laste.
19. Hoeveel te meer dan mensen, die in lemen huizen wonen,
waarvan het fundament in het stof is?
Zij worden nog eerder verbrijzeld dan een mot.
20. Van de morgen tot de avond worden zij verpletterd;
onopgemerkt komen zij voor altijd om.
21. Hun tentkoord wordt bij hen losgetrokken;
zij sterven, maar niet in wijsheid.
17. Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God........? Wat deze geest via Elifaz zegt is een Bijbelse waarheid, mits op de juiste wijze toegepast. Het betekent: "Job, wij zondigen allemaal. Het is heus geen grote schande om toe te geven dat je gezondigd hebt, want dat is de reden waarom deze ramp je is overkomen." Dit lijkt de hoofdzaak te zijn van de boodschap die de 'demon' via Elifaz doorgaf. Zou een man rein zijn voor zijn Maker? Deze vraag houdt hetzelfde in en past in de poëtische stijl waarin het boek Job is geschreven. Job weet heus wel dat we van nature zondaars zijn en dat hij daarop geen uitzondering is, maar hij weet ook dat hij in oprechtheid voor God heeft geleefd.
Zie, zelfs Zijn dienaren vertrouwt Hij niet, en Zijn engelen legt Hij dwaling ten laste....... ook hier weer een vorm van parallelisme, waarbij de tweede zin op andere wijze de eerste herhaalt. De dienaren van God kunnen mensen zijn, maar ook engelen. Job wordt meerdere malen ' Gods dienaar' genoemd (Job 1:8; Job 2:3; Job 42:7 en 8). Onder de engelen is ook een soort 'uitverkiezing' geweest. Er is een derde deel afgevallen. Maar die overgebleven zijn blijven altijd gehoorzaam en betrouwbaar. Echterr de geest die bij Elifaz kwam kent andere engelen, gevallen engelen. Hen is inderdaad dwaling ten laste gelegd en niet ten onrechte. Wil hij Job onder die - in Gods ogen - onbetrouwbare wezens rangschikken? Of vindt hij het wantrouwen van God onterecht?
Hoeveel te meer dan mensen, die in lemen huizen wonen........ als dienaren en engelen bij God niet te vertrouwen zijn, hoeveel te meer dan mensen die in huizen wonen..... (in die tijd woonde men in lemen huizen). Het fundament van die huizen is stof en de mensen die erin wonen zijn uit stof gemaakt (Gen. 3:19), dus hun lichamen zijn ook stof.
Zij worden nog eerder verbrijzeld dan een mot...... Elifaz benadrukt de kwetsbaarheid van een mens en vergelijkt dat met een mot die je makkelijk kunt doodslaan als ze de mens tot last zijn. Die jacht op motten gaat van de morgen tot de avond door. En met het verbrijzelen van mensen is het nog erger. De schuld moet volgens hen òf bij God òf bij Job liggen.
Eigenlijk is de reactie in tegengestelde richting vergelijkbaar met die van de vrouw van Job.
De vrouw van Job zegt: Job is goed, maar God is slecht.
Elifaz zegt: God is goed, maar Job is slecht.
Ook Elifaz is hier, net als de vrouw van Job, een spreekbuis van satan, getuige de woorden die een boze geest hem gaf door te geven. Elifaz staat kennelijk in verbinding met occulte krachten, ondanks het feit - of misschien juist daardoor - dat hij ook woorden uit Gods woord gebruikt, hoewel hij ze verkeerd toepast. Hij spreekt geen enkel woord van troost.
De familielijn van Elifaz: Ezau - Amalek wijst in die occulte richting. Aan de andere kant weten we dat een mens uit Amalek's zaad individueel bij bekering op vergeving kan rekenen. In het laatste hoofdstuk van het boek Job lezen we dat Job voor zijn vrienden mag bidden. Het gebed van Job is voor YAHWEH de voorwaarde om niet met de vrienden naar hun dwaasheid te doen. Hij herhaalt dat ze Zijn toorn hebben verdiend omdat zij niet juist over Hem hebben gesproken, zoals “Mijn dienaar Job” dat wel deed. Hij bleef God trouw, ondanks alles!
Job sloot zijn hart voor hun redeneringen en bleef contact zoeken met YAHWEH, de God van Abraham, Izaäk en Jakob. Job had God geen vaarwel gezegd! Hij bleef standvastig. Hij worstelde met God en met mensen zoals Jakob dat ook deed!
Hun tentkoord wordt bij hen losgetrokken; zij sterven, maar niet in wijsheid....... Elifaz heeft het nog altijd over mensen die niet rechtvaardig zijn. Zonder zijn naam uit te spreken is het duidelijk dat ook Job daaronder gerekend wordt. Nu vergelijkt Elifaz het met een tent waarvan het tentkoord wordt losgetrokken. Wij zouden zeggen dat de tentharingen uit de grond worden getrokken, waardoor de tent in elkaar zakt. Maar hier is het Job die met de tent vergeleken wordt en zal sterven, maar niet in wijsheid. Hoever kun je ernaast zitten!!!
Het doet denken aan de denigrerende woorden en verdraaide reportages met betrekking tot het lijdende volk Israël. Zij zijn voordurend de zondebok en worden van alle kanten met raketten bestookt. Het oprechte overblijfsel kan zich identificeren met Job. Ze hebben het extra moeilijk want zij ondervinden ook haat van hun eigen volksgenoten. Het kan soms een vriendelijk klinkend medeleven zijn zoals de vrienden van Job hun medeleven betuigden, terwijl ze intussen zout in de wonden strooien en het lijden verzwaren. Maar ook Israël kan zich optrekken aan het einde van het boek Job. Dan is het boek Job een troostboek.
Let op hun einde.....
Ida