English & other languages: click here!

Job 30 - Het onheil dat Job nu ervaart

Job's blik richt zich nu op het heden. Van de vroegere glorie is niets meer over. In de toenmalige cultuur was er respect voor ouderen, maar nu wordt Job uitgelachen door mannen die jonger zijn dan hij. Wat een contrast met wat Job in het vorige hoofdstuk vertelde. Zijn situatie is uitzichtloos en hoewel hij vroeger anderen in nood hielp, wordt hij nu in de steek gelaten. Het ergste is dat God hem in de steek laat. Hoe voorstelbaar is zijn klacht dat God hem onrecht aandoet. Job is een beeld van het volk Israël onder de volken. Israël heeft het nu zwaar te verduren, maar het wordt eens een stralend volk in het messiaanse Vrederijk. God komt tot Zijn doel, met Job en Israël.

Job 30:1-8
1. Maar nu lachen ze om mij, mensen die jonger van dagen zijn dan ik; hun vaders zou ik nog afgewezen hebben om bij de honden van mijn kudde te plaatsen.
2. Wat zou mij de kracht van hun handen ook gebaat hebben? Die is door hoge ouderdom in hen vergaan.
3. Onvruchtbaar door gebrek en door honger vluchtten zij naar een dorre plaats, in het donker van verwoesting en vernietiging.
4. Zij plukken kruiden en bladeren van struiken vanwege de honger; en de wortel van bremstruiken om zich te verwarmen.
5. Zij werden uit de gemeenschap verdreven, men jouwde hen uit als een dief.
6. Zij gingen op de hellingen van de dalen wonen, in holen in het stof en in de rotsen.
7. Tussen de struiken schreeuwden zij; onder de distels sloten zij zich bij elkaar aan.
8. Zij waren kinderen van een dwaas, en kinderen zonder naam, zij waren weggeslagen uit het land.

mensen die jonger van dagen zijn dan ik lachen om mij; hun vaders zou ik niet eens op de honden van mijn kudde laten passen..... Job had al van die gezinnen geen hoge dunk (zie vers 8 en Job:: 24:5-8) en nu lachen hun zonen Job nog uit ook. Ze maken van Job's zwakheid gebruik om hem te vernederen. Job heeft hiervan al eerder melding gemaakt in Job 19:18. Dit is een houding die ingaat tegen wat de Bijbel leert (Lev. 10:32 - 1 Petrus 5:5a) en dus een satanische beproeving. Deze ontwikkeling is ook niet vreemd in onze tijd.

Wat zou mij de kracht van hun handen ook gebaat hebben.......? Ach, wat zou Job ook aan zulke mensen gehad hebben? Het was bekend dat ze onbetrouwbaar waren, mensen die zich in een duister circuit thuisvoelen: in het donker van verwoesting en vernietiging. 
zij vluchtten naar een dorre plaats.......
een dorre plaats is het toevluchtsoord van onreine geesten volgens Lukas 11:24.

Zij plukken kruiden en bladeren van struiken vanwege de honger.......... ze plukken maloeg מַלוַּח (Strong 4408) bij de bosjes, d.w.z. zeepostelein, zoutkruid of kaasjeskruid. Dit kruid komt veel voor in Israël. Het is het voedsel van de armen. 
de wortel van bremstruiken om zich te verwarmen...... רֶתֶם Rotem of Retem Strong 7574. De wortels van deze plant worden wel verwerkt tot houtskool. Maar deze arme mensen brandden de wortels ervan om zich te verwarmen.

Zij werden uit de gemeenschap verdreven, men jouwde hen uit als een dief...... je zou haast medelijden krijgen met zulke mensen in armoede. Toch waren het geen zielige mensen. Ze kozen zelf voor dit bestaan. Tenminste.... zo wordt dat vaak uitgelegd.

Zij gingen op de hellingen van de dalen wonen, in holen in het stof en in de rotsen......... het was onherbergzaam gebied waar ze zich vestigden. Huizen of tenten hadden ze niet. Rotskloven en holen maakten ze zich tot hun woning.

Tussen de struiken schreeuwden zij...... het zal voor een reiziger in dat gebied een vreemde gewaarwording zijn, als je mensen tussen de struiken tegen elkaar hoort schreeuwen. Niet gewoon praten, maar schreeuwen. Mensen die als dieren in de wildernis wonen zonder het minste comfort.  

onder de distels sloten zij zich bij elkaar aan...... als ze dan toch nog een dak boven het hoofd hebben, zijn het de distels waaronder ze samen komen. 

Zij waren kinderen van een dwaas, en kinderen zonder naam, zij waren weggeslagen uit het land........ Job tekent hier het uitschot van de samenleving. Zijn neerbuigende mening is mogelijk gevormd vanuit het aanzien dat hij genoot in zijn milieu. Toch lezen we ook dat hij aan armen en mensen die verkeerd beoordeeld werden hulp en aandacht schonk. Het relaas is dan ook bedoeld als een schreeuw om begrip en hulp vanwege het verlies van zijn waardigheid. Zelfs die verachte bevolkingsgroep stelt zich boven hem om hem te bespotten. Wat voor een 'minkukel' is hij dan geworden in de ogen van mensen?

Job 30:9-15
9. Maar nu ben ik hun spotlied geworden, en ik ben voor hen tot een spotwoord.
10. Zij hebben een afschuw van mij, zij blijven ver bij mij vandaan, ja, zij sparen mijn gezicht het speeksel niet.
11. Want God heeft mijn tentkoord losgemaakt, en mij vernederd; daarom werpen zij voor mijn gezicht de toom af.
12. Aan de rechterkant staat gespuis op; zij stoten mijn voeten weg, en banen tegen mij hun wegen naar de ondergang,
13. zij breken mijn pad af. Zij bevorderen mijn ellende; geen helper is er onder hen.
14. Zij komen aan als door een wijde bres; onder verwoesting komen zij aangolven.
15. Verschrikkingen hebben zich tegen mij gekeerd; als een wind achtervolgt men mijn waardigheid, en mijn heil is als een wolk voorbijgegaan.

Maar nu ben ik hun spotlied geworden, en ik ben voor hen tot een spotwoord....... Job ervaart hier hetzelfde als wat Yeshua onderging, zoals dat geprofeteerd werd door Jesaja:

Jesaja 53:3-6 NBG51. Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht.

Ook het volk Israël ervaart iedere keer die verachting onder de volken en menig gelovige in Christus ervaart afwijzing en verachting. Het is iets waarin iedere gelovige doorheen moet in zijn strijd om een volgeling van Yeshua te zijn. 
Zij hebben een afschuw van mij, zij blijven ver bij mij vandaan, ja, zij sparen mijn gezicht het speeksel niet...... deze uitspraak van Job bevestigt wat gelovigen ondervinden en wat Yeshua heel diep heeft ervaren. Job en Christus werden beiden afgewezen, bespot en bespuwd. Na beider lijden volgde heerlijkheid. Dit gaat ook op voor het getrouwe overblijfsel van Israël. Een voorbeeld uit een verslag van 7 oktober 2023:
"Er verschijnen beelden online van gijzelaars die door de straten van Gaza worden gereden. Ze worden door een woedende menigte geslagen en bespuugd. De intense haat tegen de Joden straalt van hen af. Lichamen van dode soldaten worden op de grond gegooid en vertrapt door een joelende menigte, die voortdurend Allahu Akbar roept" .

(Reformatorisch Dagblad. Wessel Blokzijl - 7 oktober 2024 07:18 - Gewijzigd op 8 april 2025) 

Mattheüs 26:64-68
64. Jezus zei tegen hem: U hebt het gezegd. Maar Ik zeg u: Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen op de wolken van de hemel.
65. Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en zei: Hij heeft God gelasterd. Waarom hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt u Zijn godslastering gehoord.
66. Wat denkt u? En zij antwoordden en zeiden: Hij is schuldig en verdient de dood.
67. TOEN SPUWDEN ZIJ IN ZIJN GEZICHT EN SLOEGEN HEM MET VUISTEN.
68. En anderen sloegen Hem in het gezicht en zeiden: Profeteer ons, Christus: wie is het die U geslagen heeft?

Want God heeft mijn tentkoord losgemaakt........... Job ziet zijn ellende niet los van God. Het “tentkoord” is de draad waarmee Job aan het leven verbonden is. Paulus spreekt over de aardse tent die wordt afgebroken (2 Korinthe 5:1) Die verbinding wordt door God gemaakt, maar naar Job's ervaring is die verbinding verbroken. God heeft Job losgemaakt van alles wat hem eer en aanzien had gegeven, losgemaakt van zijn gezin en vrienden. Losgemaakt van zijn omgang met God. En dat is zwaar voor Job. Zijn aardse tent dreigt in elkaar te zakken. 

mij vernederd; daarom werpen zij voor mijn gezicht de toom af...... omdat God Job heeft vernederd nemen anderen Job de teugels (toom) uit handen.

Aan de rechterkant staat gespuis op...... het is niet bekend waarom hier de rechterkant wordt genoemd. In ieder geval ervaart Job hier de afwijzing en vernedering van vijanden, zoals verwoord in Psalm 83

Psalm 83:3 en 5
3 Want zie, Uw vijanden tieren, wie U haten, steken hun hoofd omhoog.
4. Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt.

zij breken mijn pad af. Zij bevorderen mijn ellende; geen helper is er onder hen....... geen Helper? God ziet het en weet het. Hj weet wat Job aankan om te volharden. Hoe vaak heeft Job niet geroepen: "O God, zwijg niet, houd U niet doof, wees niet stil, o God!" Psalm 83:2. 

Zij komen aan als door een wijde bres; onder verwoesting komen zij aangolven...... deze foto illustreert de tekst.

Verschrikkingen hebben zich tegen mij gekeerd...... als een wind achtervolgt men mijn waardigheid..... Het zijn allemaal uitingen van Jobs lijden. Zijn waardigheid is voor hem heel belangrijk. Het is net of hij niet bestaat, of hij lucht voor de ander is. Alsof een ander hem dood verklaart. En dan concludeert Job: mijn heil is als een wolk voorbijgegaan.

Job 30:16-23
16. Daarom stort mijn ziel zich nu in mij uit; de dagen van mijn ellende grijpen mij aan.
17. 's Nachts doorboort God mijn beenderen in mij, en mijn aderen zijn niet rustig.
18. Door Zijn grote kracht is mijn kleed onherkenbaar veranderd; Hij snoert mij in als de kraag van mijn gewaad.
19. Hij heeft mij in het slijk geworpen, en ik ben gelijk geworden aan stof en as.
20. Ik roep tot U, maar U antwoordt mij niet; ik sta daar, maar U let niet op mij.
21. U bent veranderd in een wreedaard tegen mij; met de macht van Uw hand hebt U Zich tegen mij gekeerd.
22. U heft mij op in de wind; U laat mij erop rijden, en U laat mijn bestaan wegsmelten.
23. Want ik weet dat U mij naar de dood brengt, en naar de verzamelplaats voor alle levenden.

Daarom stort mijn ziel zich nu in mij uit; de dagen van mijn ellende grijpen mij aan....... nu gaat Job over op zijn lichamelijk lijden, wat ook door zijn zielelijden beïnvloed wordt. de dagen van mijn ellende grijpen mij aan...... de dagen van ellende maken dat hij ook lichamelijk bezwjkt. 

's Nachts doorboort God mijn beenderen in mij,....... als Job rust zoekt in de nacht ervaart hij pijn in zijn botten. Het houdt hem uit de slaap. Hij geeft bovendien God de schuld van de pijn. Hij hoort hoe onrustig het bloed klopt in zijn aderen. Ook dat baart hem zorgen.

Door Zijn grote kracht is mijn kleed onherkenbaar veranderd...... als in Ezechiël 37:8 de doden van het huis van Israël worden opgewekt, dan lezen we dat botten en pezen worden samengevoegd en als slot van dat proces:  en Hij trok er een huid overheen. Hier staat dat met dat overtreksel de huid wordt bedoeld, wat in onze tekst met kleed wordt aangegeven. Job zei zelf in Job 10:11 "Met huid en vlees hebt U mij bekleed;" We hebben eerder gelezen dat Job huidproblemen had (Job 7:5; Job 19:20,26) en in vers 30 van dit hoofdstuk zegt hij dat zijn huid zwart is geworden.  

Hij snoert mij in als de kraag van mijn gewaad...... ja, wat moet je hier nu van zeggen.....? Ik citeer maar even de studiebijbel: "Het voelt alsof God Job hardhandig bij zijn kleding grijpt en hem insnoert zodat de hals van zijn kleed om zijn keel ligt en hij geen lucht meer krijgt."

Hij heeft mij in het slijk geworpen, en ik ben gelijk geworden aan stof en as........ God heeft voor Job's gevoel hem als een stuk vuil in de modder geworpen. Wat voel je je dan hulpeloos. Hij is niet meer dan stof en as. Job wijst hier YAHWEH aan als Degene Die hem dit aandoet. Job kan dat niet verkroppen als hij denkt aan zijn vroegere omgang met God. Als de God van Israël zegt: ‘in al hun benauwdheid was Ik benauwd’ (Jesaja 63:9,) zou Hij dan ook niet zulke gevoelens voor Job kennen? 

Ik roep tot U, maar U antwoordt mij niet; ik sta daar, maar U let niet op mij....... Job roept het rechtstreeks uit tot God, maar Hij antwoordt niet. Hij bidt tot de Almachtige, maar God slaat geen acht op hem. Van al het lijden was de verlatenheid van God, het zwaarst om te verdragen. Ook hierin is Job een beeld van Yeshua. afgezien van Jobs beschuldiging aan het adres van Gos. Bij Yeshua was er de vraag "waarom?", wat meer een retorische vraag was, want Hij wist heel goed dat dit gebeurde om Gods volk Israël van de vloek te redden! Maar Job kon de reden van Gods zwijgen niet begrijpen.

U bent veranderd in een wreedaard tegen mij....... om God een wreedaard te noemen gaat wel heel ver. Maar Job voelde het zo en was eerlijk in het uitspreken van zijn gevoelens. Dat geldt ook voor wat Job eraan toevoegt: "met de macht van Uw hand hebt U Zich tegen mij gekeerd."

U heft mij op in de wind; U laat mij erop rijden, en U laat mijn bestaan wegsmelten....

Het is de vraag of de wind speelt met een veertje of, zoals een bekend lied luidt: "Ik voel Uw kracht, en stijg op als een arend, Dan zweef ik op de wind, gedragen door Uw Geest, En de kracht van Uw liefde." Het vroegere leven van Job, zoals hij dat in hoofdstuk 29 beschreef, zou zo'n beeld van een arend kunnen zijn. Maar in dit hoofdstuk is alles zo bedroevend en dan kan het ook betekenen dat Job zich als een gewond vogeltje meegesleurd voelt door een storm en zo overgeleverd is aan krachten waarop hij geen invloed heeft, waaraan hij ten onder gaat. 

Want ik weet dat U mij naar de dood brengt, en naar de verzamelplaats voor alle levenden........ Job is ervan overtuigd dat zijn leven naar het einde spoedt. De hoop van "Ik weet dat mijn Verlosser leeft" (Job 19:25) lijkt op dit moment ver weg. De verzamelplaats voor alle levenden is een bijzonder triest vooruitzicht.

Job 30:24-31
24. Maar zal Hij de hand niet uitsteken naar iemand in een puinhoop, als die daarom in zijn verdrukking om hulp roept?
25. Heb ik niet geweend over degene die moeilijke dagen had? Was mijn ziel niet bedroefd over de arme?
26. Maar toen ik het goede verwachtte, kwam het kwade; toen ik hoopte op licht, kwam er duisternis.
27. Mijn ingewanden koken en zwijgen niet; de dagen van mijn ellende hebben mij bedreigd.
28. Ik ga, zwart geworden, maar niet door zonnegloed; ik sta op in de verzamelde gemeenschap, ik roep om hulp.
29. Ik ben een broeder van de jakhalzen geworden, en een metgezel van de struisvogels.
30. Mijn huid is zwart geworden op mij, en mijn beenderen branden van hitte.
31. Daarom is mijn harp tot een rouwklacht geworden, en mijn fluit tot een stem van wenenden.

Maar zal Hij de hand niet uitsteken naar iemand in een puinhoop....... hier komt toch weer een sprankje hoop aan het licht. Die verwachting van het ingrijpen van God is blijkbaar nog niet weggeëbd. Zover heeft satan Job nog niet kunnen krijgen en dat zal ook niet gebeuren. Als iemand in zijn verdrukking om hulp roept, zoals Job nu doet, dan zal God toch zeker Zijn hand naar hem uitsteken?

Heb ik niet geweend over degene die moeilijke dagen had......?  Job was begaan met mensen die het moeilijk hadden, maar nu hij zelf in nood is, komt er niemand te hulp. Job kon ook echt bedroefd zijn om iemand die arm was. Maar nu hij zelf bedroefd is komt er niemand troosten. Wil Job hiermee zeggen: "Ik deed het beter dan God....."? x

Die conclusie moeten we maar niet trekken. Straks zal God zich hierover uitspreken.

Mijn ingewanden koken en zwijgen niet........ als Job zo alles overdenkt dan merkt hij hoe zijn darmen in beroering zijn, hoewel deze uitdrukking ook betrekking heeft op het innerlijk van de mens. Spanning en verdriet werken ook op de ingewanden (Jes. 16:11). Zijn onrust is het gevolg van de de dagen van zijn ellende die hem bedreigd hebben.  

Ik ga, zwart geworden, maar niet door zonnegloed;...... dat Job's huid zwart is heeft waarschijnlijk te maken met de puisten, de wormen en andere huidproblemen, waarvan in Job 2:7-8 al sprake was. De etteringen, de korsten, de littekens en de wonden die nog open zijn, maken dat hij een donkere verschijning is. Ik sta op in de verzamelde gemeenschap, ik roep om hulp........ waaruit bestaat die verzamelde gemeenschap die hij te hulp wil roepen? Is dat de verzamelplaats van alle (gestorven) levenden, waar Job het in vers 23 over had? Is het het gespuis dat hem uitlacht en bespot (vers 12)? Of zijn het de jakhalzen en struisvogels die hij als broeders en metgezellen ziet (vers 29)? 

Mijn huid is zwart geworden op mij, en mijn beenderen branden van hitte....... volgens de vertalers drukt dit vers uit dat er stukken zwarte huid afvallen of dat het schilfert. De beenderen van Job kwamen ook in vers 17 ter sprake. De pijn in die beenderen maakten dat hij niet kon slapen. Maar overdag ondervindt hij eveneens een heet en brandend gevoel in zijn beenderen. Op alle fronten wordt Job beproefd en God staat toe dit op het dieptepunt te laten komen.

Daarom is mijn harp tot een rouwklacht geworden....... Job heeft zijn muziekinstrumenten ingewisseld voor rouwklachten en zijn fluit tot een stem van huilen en klagen.

Ida