English & other languages: click here!

Job 24 - Het gedrag van goddelozen

Job ondervindt geen recht, maar daarin staat hij niet alleen. Ieder die God kent krijgt daarmee te maken. Job geeft in dit hoofdstuk een opsomming van mensen over wie toch nodig  een oordeel moet worden uitgesproken. Je kunt toch niet alles gewoon zijn gang laten gaan? Het zijn mensen die niet sociaal aangepast zijn. Ze bezorgen anderen zoveel last, dat deze zich opsluiten in hun eigen cocon, om niet door anderen gekwetst en benadeeld te worden. Waarom heeft de Almachtige geen oordeelstijden ingesteld? De slechte mensen. d.w.z. zij die de tijden slecht maken, denken dat God niets ziet en merkt (Psalm 94:7).

Job 24:1-8
1. Waarom zijn de tijden niet verborgen voor de Almachtige, terwijl zij die Hem kennen, Zijn dagen niet zien?
2. Er zijn mensen die grenzen aantasten; zij roven een kudde en weiden die.
3. De ezel van de wezen drijven ze weg; het rund van een weduwe nemen ze in onderpand.
4. Ze duwen de armen van de weg; tezamen verbergen zich de ellendigen van het land.
5. Zie, zij zijn wilde ezels in de woestijn, zij trekken uit naar hun werk. Zij zoeken ijverig naar eten, de wildernis is voor hem en voor de kinderen tot voedsel.
6. Op het veld oogsten zij zijn voer, en de wijngaard van de goddeloze plukken zij leeg.
7. De naakte laten zij overnachten zonder kleding, terwijl hij geen bedekking heeft tegen de kou.
8. Zij worden nat door een stortvloed van de bergen, en zonder een toevluchtsoord klampen zij zich vast aan een rots.

Waarom zijn de tijden niet verborgen voor de Almachtige....... Job zou willen dat God dagen had vastgesteld waarop God het onrecht zou veroordelen en bestraffen en waar Hij gerechtigheid beloont. Als God niet ter plekke en onmiddellijk het kwade bestraft, waarom regelt Hij dan geen speciale dagen om deze zaken af te handelen. Yeshua zei in verband met het aanbreken van het Koninkrijk tot zijn discipelen: "Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft," Hand. 1:7. Hoewel dit over iets anders gaat zou je dit toch ook op Job zijn vraag kunnen toepassen. 

terwijl zij die Hem kennen, Zijn dagen niet zien...... ook de mensen die het goede doen verlangen naar een beoordeling. 

Er zijn mensen die grenzen aantasten; zij roven een kudde en weiden die....... het verzetten van grensstenen of landpalen om zo je land te vergroten is in de Tora uitdrukkelijk verboden (Deut. 19:14; Spr. 22:28; Hos. 5:10). Iedereen die deze wet overtrad, stond onder Gods vloek: “ 17Vervloekt is hij die de grens van zijn naaste verplaatst. En heel het volk zal zeggen: Amen” (Deut. 27:17) Als er nooit rechtspraak is kunnen ze maar rustig hun gang gaan. Er worden kennelijk ook kudden dieren gestolen blijkens dit vers. Iedere vorm van stelen is tegen het achtste gebod.

De ezel van de wezen drijven ze weg; het rund van een weduwe nemen ze in onderpand....... de zondaren stelen niet van de rijken die bij machte zijn maatregelen te nemen, maar juist van de armen, de kwetsbaren. 

Ze duwen de armen van de weg; tezamen verbergen zich de ellendigen van het land...... Arme mensen worden zo geminacht dat ze gewoon van de weg geduwd worden. Het recht van de armen wordt gebogen. Ze zijn vaak vreemdeling, wees, weduwe, hongerige, dakloze of een onderdrukte. Deze mensen schuilen dan bij elkaar. Volgens Job zouden vastgestelde oordeelsdagen het onrecht kunnen verminderen. 

Zie, zij zijn wilde ezels in de woestijn, zij trekken uit naar hun werk...... deze brutale mannen worden met wilde ezels vergeleken, die onderweg pakken wat ze pakken kunnen, zonder zich af te vragen of dat aan iemand anders toebehoort. Alles wat ze zien is voor henzelf en hun kinderen.

Zij zoeken ijverig naar eten, de wildernis is voor hem en voor de kinderen tot voedsel.... er is in de woestijn ook weinig eetbaars voor de gezinnen te vinden. Ze zouden zich beter in een ander gebied kunnen vestigen om daar hun brood te verdienen. Ze gedragen zich nu als dieren (ezels) die gewoon nemen wat ze zien en zich niet afvragen of het van iemand anders is. 

De Engel van YAHWEH sprak over Ismaël (= werd volk van woestijnbewoners) dat hij  'een wilde ezel van een mens' zou zijn (Genesis 16:12).

We lezen vaker in de Bijbel dat reizigers in de woestijn overvallen worden. Yeshua wist dat ook. Daarom was dit het onderwerp van de gelijkenis van de 'barmhartige samaritaan'. De weg van Jeruzalem naar Jericho. werd in Israël "het dal der demonen" genoemd. Die weg was berucht  door de rovers die zich daar verborgen hielden. In Jesaja 21:13 werden de inwoners van Teman opgeroepen om de vluchtende Dedanieten in de woestijn van brood en water te voorzien.

Op het veld oogsten zij zijn voer, en de wijngaard van de goddeloze plukken zij leeg...... maar ook als de goddelozen in de bewoonde wereld leven roven zij de oogst van het land waarvoor een ander heeft gewerkt. Het waren vaak woestijnvolken die de akkers van het volk Israël beroofden. 

Wat Job hier allemaal zegt is in de Bijbel te vinden onder 'zegen en vloek' en dat gebruikte Elifaz om dit principe onterecht toe te passen op Job. 

Deuteronomium 28:30 b een wijngaard zult u planten, maar de vrucht ervan niet eten.
Deuteronomium 28:33a Een volk dat u niet kent, zal de vrucht van uw land en heel uw arbeid opeten.

De naakte laten zij overnachten zonder kleding, terwijl hij geen bedekking heeft tegen de kou...... naakt wil in de Bijbel niet zeggen dat dit altijd zonder kleren is. Meestal betreft het mensen in onderkleding, zonder beschermende bovenkleding. Yeshua zegt in het oordeel over de volken :

Als Yeshua het in vers 46 over 'de minste van Mijn broeders' heeft, dan bedoelt Hij hier Zijn Joodse/Israëlische broeders in het vlees, maar ook Zijn broeders uit de heidenen die geestelijk in Hem deel uitmaken van Israël. Als we dan denken aan de gijzelaars in de tunnels van Gaza en de vele gevangenen tijdens de Holocaust, dan zal 'de hel' het oordeel zijn voor hen die hen gevangen hielden, volgens vers 41: het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is. Tenzij ze diep berouw hebben en knielen bij het kruis van Yeshua. Onze Redder kwam voor Israël, tot zegen van de wereld. 

In Job 22:5-11 beschuldigde Elifaz Job van zulke praktijken. Job was het met Elifaz eens dat dit goddeloze handelen de toorn van God oproept, zonder het met hem eens te zijn dat hij zelf zo handelde.

Zij worden nat door een stortvloed van de bergen, en zonder een toevluchtsoord klampen zij zich vast aan een rots....... ook hier wordt het lot van de goddelozen gekoppeld aan het oordeel. Deze woorden herinneren ons aan de velen die verloren gingen tijden de Zondvloed. 

Job 24:9-12
9. Zij rukken een weeskind van de borst, en van een ellendige nemen zij onderpand.
10. Naakt lopen zij rond, zonder kleding, en hongerig dragen zij schoven.
11. Tussen hun muren persen zij olie uit, treden de perskuipen, en hebben dorst.
12. Vanuit de stad kermen mensen, en de ziel van de dodelijk gewonden schreeuwt het uit; toch beschikt God niets ongerijmds. (ongerijmds - Of: maar God stelt het verkeerde niet aan de orde).

Zij rukken een weeskind van de borst, van een ellendige nemen zij onderpand.... dit is een onbarmhartig optreden van schuldeisers. Het kind wordt meegenomen om het (later) als slaaf te kunnen verkopen ter vergoeding van de onbetaalde schulden van de overleden vader.                                                                                         Naakt lopen zij rond, zonder kleding, en hongerig dragen zij schoven...... slaven mogen onder hun werk niet eten van het graan (hier kunnen ook aren bedoeld zijn) wat zij dorsen of drinken van de wijn die ze persen. Wat het dier wel mag (Deut. 25:4) wordt hun ontzegd. Zonder kleding wil waarschijnlijk zeggen 'zonder beschermende bovenkleding' als zij hun last op hun rug droegen.                             Tussen hun muren persen zij olie uit, treden de perskuipen, en hebben dorst...... De muren kunnen ook rijen olijfbomen of wijnstokken zijn, waartussen ze stiekem konden drinken, omdat ze zo'n dorst hadden.

Vanuit de stad kermen mensen, en de ziel van de dodelijk gewonden schreeuwt het uit..... in de stad is het niet beter dan bij de landbouw. Om allerlei redenen wordt er in doodsnood geleden, gekermd en geschreeuwd. De handelaren weten net zo goed als de landeigenaren hoe ze ten koste van hun klanten voordeel kunnen behalen en dus zijn het allemaal rovers. 

maar God stelt het verkeerde niet aan de orde...... ze roepen naar God, zoals Job dat ook doet, en vele mensen op deze aarde........ waarom grijpt u niet in? Waarom straft u niet? 

Job 24:13-17
13. Zij zijn bij hen die het licht weerstaan; zij kennen Zijn wegen niet, en blijven niet op Zijn paden.
14. Vóór het licht staat de moordenaar op, hij doodt de ellendige en arme; en 's nachts is hij als een dief.
15. Het oog van de overspeler wacht op de schemering; hij zegt: Geen oog mag mij waarnemen; en hij doet een masker voor zijn gezicht.
16. In de duisternis dringt hij door in de huizen. Overdag sluiten zij zichzelf op; zij willen niets weten van het licht.
17. Ja, de schaduw van de dood is voor hen allen als de morgen, want men kent de verschrikkingen van de schaduw van de dood.

Zij zijn bij hen die het licht weerstaan; zij kennen Zijn wegen niet, en blijven niet op Zijn paden....... de goddelozen zoeken hun vrienden bij degenen die de duisternis verkiezen boven het licht. Dat is inderdaad het gevolg van het feit dat ze Gods wegen (Gods Tora van Wijsheid) niet (er)kennen en eigen wegen bewandelen.

Vóór het licht staat de moordenaar op, hij doodt de ellendige en arme...... als het nog net niet licht is komt de moordenaar naar buiten om het eerste slachtoffer te vermoorden en te beroven. En het weinige dat arme mensen bezitten kun je ook weer te gelde maken. De plannen die hij 's nachts bedenkt moeten uitgevoerd worden voordat het licht is (Micha 2:1,2). 

Het oog van de overspeler wacht op de schemering;...... de man schaamt zich tenminste nog voor zijn heimelijke verlangens om vreemd te gaan. Hij is blijkbaar bang om ontmaskerd te worden. Overdag zie je hem niet. Hij hoort tot de werkers van de duisternis, waarmee hij vertrouwd is.

Geen oog mag mij waarnemen...... Hij bedekt zijn gezicht om niet herkend te worden. Zonodig met een masker. Johannes 3:19-36 Want ieder die kwaad doet, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet ontmaskerd worden. Maar wie de waarheid doet, komt tot het licht, opdat van zijn werken openbaar wordt dat ze in God gedaan zijn.

In de duisternis dringt hij door in de huizen..... Hij weet in het donker de huizen wel te  vinden om zijn lusten te kunnen bevredigen. Maar de duisternis bedekt de mens niet voor God (Psalm 139:12). 

de schaduw van de dood is voor hen allen als de morgen, want men kent de verschrikkingen van de schaduw van de dood...... De zondaars zijn als de dood voor het daglicht, want dan is de kans groot dat ze ontmaskerd worden. Ze leven voortdurend in de verschrikkingen van de dood.

Job 24:18-21
18. Hij is snel op het wateroppervlak; hun deel op de aarde is vervloekt; hij wendt zich niet in de richting van de wijngaarden.
19. Droogte met hitte roven het sneeuwwater weg; zo doet het graf bij hen die gezondigd hebben.
20. Zelfs de baarmoeder vergeet hem, de maden doen zich aan hem te goed, er wordt niet meer aan hem gedacht; het onrecht wordt gebroken als een stuk hout.
21. De onvruchtbare, die niet baart, doet hij kwaad, en voor de weduwe doet hij niets goeds.

Hij is snel op het wateroppervlak...... een enigszins raadselachtige tekst. In een commentaar wordt naar Hosea 10:7 verwezen, waaruit zou blijken dat het om de snelle ondergang van de goddeloze gaat, zoals iets wat je in het water weggooit snel wordt weggevoerd.

hij wendt zich niet in de richting van de wijngaarden......dit zou dan afgaande op Micha 4:4 betekenen dat ze niet meer met genoegen bij de wijngaarden vertoeven. Op hun leven op aarde ligt een vloek.
Droogte met hitte roven het sneeuwwater weg.......
 zoals sneeuwwater verdampt door droogte met hitte zo blijft er ook niets over van een goddeloze die in het graf ligt. Zelfs de moeder die de goddeloze gebaard heeft zal de goddeloze vergeten. Er was niets in hem waardoor er liefde was, hij bezorgde haar alleen maar verdriet en onheil. De enigen die nog profijt van hem hebben, zijn de maden. Het onrecht vergaat zoals een stuk rottend hout vergaat, zonder bestraft te zijn.

De onvruchtbare, die niet baart, doet hij kwaad....... wat voor een kwaad kun je een onvruchtbare aandoen, in vergelijking met moeders? Mijns inziens zo iemand daarmee bespotten omdat onvruchtbaarheid in Israël schande en verdriet betekende voor een vrouw. Een weduwe was ook kwetsbaar, meestal dor gebrek aan inkomen. Juist het je onttrekken aan de kwetsbaren is kwaad.

Job laat met deze voorbeelden zien dat goddelozen wel sterven tengevolge van het kwaad, en misschien wel vroegtijdig, maar ze sterven zonder dat er rechtspraak en straf heeft plaatsgevonden. Hij gaat hierbij voorbij aan het oordeel voor Gods troon. Zo zou ook Job kunnen sterven zonder dat zijn zaak in het gericht zou komen.

Job 24:22-25
22. Ook trekt hij de machtigen neer door zijn kracht; als hij opstaat, is men zijn leven niet zeker.
23. Doet God hem onbezorgd zijn, dan steunt hij daarop; maar Zijn ogen zijn op hun wegen gericht.
24. Zij zijn een korte tijd verheven, daarna is er niemand van hen meer, zij worden neergedrukt; evenals alle anderen worden zij in het graf gesloten; en zij worden als de top van een aar afgesneden.
25. Is het dan niet zo? Wie kan mij tot een leugenaar maken, en mijn woorden tot niets maken?

Ook trekt hij de machtigen neer door zijn kracht....... het zijn niet alleen de kwetsbaren die lijden onder de goddelozen, ze weten ook wel hun kracht te gebruiken bij hen die macht hebben, als ze hun zin willen krijgen. Pas maar op als hij overeind komt, want dan ben je je leven niet zeker.

Doet God hem onbezorgd zijn, dan steunt hij daarop........ als zowel God als de mensen er niets van zeggen dan kan de goddeloze ongestoord doorgaan met zijn kwaad. Toch ziet God heel goed wat die boosaard uitvoert.

Zij zijn een korte tijd verheven, daarna is er niemand van hen meer....... dat gaat inderdaad zo, maar intussen zijn er al weer anderen die zich als goddelozen openbaren. Hun leven eindigt in het graf. Ze worden net zoals korenaren afgesneden als het koren rijp is. Zo moet ook het kwaad tot rijpheid komen. Want dan kan het in Gods oordeel komen. In die tussentijd heeft de zondaar nog de tijd om in te zien dat hij zich in zijn zonden tegen God verzette en kan hij nog tot bekering komen. Maar Job weet dit blijkbaar niet. Dat bedoelt de Bijbel met het 'overgeven aan satan' (1 Korinthe 5:4-5; 1 Timotheüs 1:19-20). Eigenlijk is ook Job - om andere redenen - overgegeven aan satan, opdat zijn geloof zou blijken verankerd te zijn in Zijn Schepper. Maar ook dat weet hij niet. 

Is het dan niet zo.......? Met deze vraag richt Job zich rechtstreeks tot de vrienden, tot wie hij al het voorgaande had uitgesproken.
Wie kan mij tot een leugenaar maken, en mijn woorden tot niets maken.......? Met al deze voorbeelden heeft Job de vrienden duidelijk willen maken dat God de zonden meestal niet direct straft. Het einde van de zondaar is wel zonder hoop, maar ze konden tijdens hun leven gewoon doorgaan met zondigen. Dat benadrukt Job omdat de vrienden zeggen dat Job's ellende een straf van God op zijn zonde is. De rechtvaardigen lijden vaak meer onder de goddelozen, terwijl de goddelozen juist voorspoed hebben. Datzelfde zien wij in onze tijd en cultuur. We hebben zelfs goddeloze (= Toraloze) kerkgangers die precies de kneepjes weten om rijk en voorspoedig te leven, maar niet rijk zijn in God (Psalm 73). Zulke mensen leven blij en hebben geen last van hun geweten. Ze voelen zich zelfs verheven boven het 'gewone volk'.
Bij oprechte mensen spreekt het geweten als ze iets hebben gedaan dat eigenlijk niet goed was. Daar hebben deze goddelozen geen last van, want hun geweten raakt dichtgeschroeid.

"Nou Elifaz, Zofar en Bildad, kunnen jullie daar nog wat tegenin brengen? Dit zijn geen leugens...".

Job vond dat God Zijn rechtvaardigheid moest tonen door de goddelozen openlijk te straffen. Dat werd wel zo geleerd door de vrienden. Maar de praktijk laat zien dat het zo niet werkt. Er zijn wel eens situaties dat dit gebeurt. We zien het wel bij Gods zorg voor Israël als volk. Als het volk gehoorzaam is dan is er voldoende regen, waardoor er ook een goede oogst is. Maar als Israël afgodendienst bedrijft, is de regen onvoldoende om een goede oogst te krijgen. Het zijn dan de profeten die het volk waarschuwen! In de latere goddelijke toespraken zou God Job een geweldige les leren, over datgene dat hij nu nog niet begreep. 

Een oplettende lezer maakte me attent op Psalm 10, waarin de klachten door Job verwoord, duidelijk worden genoemd. 

Psalm 10:1-16
1. HEERE, waarom blijft U van verre staan? Waarom verbergt U Zich in tijden van benauwdheid? 2. Fel en hoogmoedig achtervolgt de goddeloze de ellendige. Laat hen gegrepen worden in de listige plannen die zij bedacht hebben! 3. Want de goddeloze beroemt zich over zijn hartenwens; hij zegent de hebzuchtige, hij lastert de HEERE. 4. De goddeloze, met zijn neus trots omhoog, onderzoekt niet. Al zijn gedachten zijn: Er is geen God! 5. Zijn wegen bezorgen te allen tijde verdriet. Uw oordelen gaan hem te hoog, hij houdt ze ver van zich; al zijn tegenstanders blaast hij weg. 7. Zijn mond is vol vervloeking, bedrog en list, onder zijn tong is kwaad en onrecht. 8. Hij ligt in een hinderlaag in de dorpen, op verborgen plaatsen doodt hij de onschuldige, zijn ogen loeren op de arme. 9. Hij ligt in een hinderlaag op een verborgen plaats, zoals een leeuw in zijn schuilplaats; hij ligt in een hinderlaag om de ellendige te overvallen, hij overvalt de ellendige als hij hem in zijn net trekt. 10. Hij duikt neer, hij bukt zich, en de arme valt in zijn sterke poten. 11. Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet het in eeuwigheid niet. 12. Sta op, HEERE God, hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet. 13. Waarom lastert de goddeloze God? Waarom zegt hij in zijn hart: U zult geen rekenschap eisen? 14. Ú ziet het wél, want U aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geeft; op Ú verlaat de arme zich, U bent geweest een Helper van de wees. 15. Breek de arm van de goddeloze en de kwaaddoener, eis rekenschap van hem over zijn goddeloosheid, tot U er niets meer van vindt. 16. De HEERE is Koning, eeuwig en altijd; de heidenvolken zijn uit Zijn land verdwenen.

Ida