English & other languages: click here!
Job 23 - Job antwoordt Elifaz

Nadat Elifaz Job op zijn 'zonden' heeft gewezen (Job 22:5-9), is Jobs klacht weer aangewakkerd. Job legt de woorden van Elifaz naast zich neer. Hij heeft er geen boodschap aan. Maar hij komt er wel tegen in opstand. Maar waar moet hij heen met zijn frustratie? Waar blijft God?
Job reageert op Elifaz door vooral te klagen over Gods positie ten opzichte van het onrecht. In de eerste plaats richt zijn klacht zich op de moeite om voor Hem te verschijnen. God houdt zich afzijdig en daarom kan Job zijn klacht over het onrecht niet rechtstreeks aan Hem voorleggen.
Job 23:1-7
1. Maar Job antwoordde en zei:
2. Ook vandaag is mijn klacht opstandigheid,
mijn hand drukt zwaar op mijn zuchten.
3. Och, wist ik maar dat ik Hem zou vinden,
dan zou ik naar Zijn woonplaats toe komen.
4. Ik zou de rechtszaak voor Zijn aangezicht uiteenzetten,
en ik zou mijn mond vullen met mijn verdediging.
5. Ik zou de woorden weten die Hij mij zou antwoorden;
en ik zou begrijpen wat Hij tegen mij zou zeggen.
6. Zou Hij een rechtszaak tegen mij voeren met de grootheid van Zijn kracht?
Nee, maar Híj zou acht op mij slaan.
7. Daar zou een oprechte zich tegenover Hem verdedigen;
en ik zou voor altijd vrij zijn van mijn Rechter.
Ook vandaag is mijn klacht opstandigheid..... Elifaz mocht Job dan wel de goede raad hebben gegeven zich tot God te wenden.... maar liet God zich dan toch eens vinden, zodat hij Hem kon bevragen en uitleg zou krijgen. Job wil niets liever! Hij beklaagt zich niet over het gemis van zijn gezin, zijn vrouw, de dagelijkse maaltijden en de omgang met zijn personeel. Job wil maar één ding: contact met God. Hij is daarmee een beeld van Yeshua, die uitriep: "Mijn God, waarom hebt Ge Mij verlaten (Psalm 22:1-3 - Markus 15:34)? "
mijn hand drukt zwaar op mijn zuchten...... waarschijnlijk bedoelt Job hiermee dat hij zijn opstandig zuchten onder bedwang probeert te houden. Hij wil daar niet teveel aan toegeven.
Och, wist ik maar dat ik Hem zou vinden, dan zou ik naar Zijn woonplaats toe komen...... Jobs verlangen naar YAHWEH is zo groot. Hij beseft dat God de Enige is die uitkomst kan geven.
Ik zou de rechtszaak voor Zijn aangezicht uiteenzetten...... Job verwacht rechtspraak van Zijn Verlosser. (Job 13:16 Ook zal Hij mij tot verlossing zijn; maar een huichelaar zal niet voor Zijn aangezicht komen.) Alle drie vrienden hebben hem al indirect als een huichelaar bestempeld. Bildad in Job 8:13; Elifaz in Job 15:34 en Zofar in Job 20:5. Job zou zijn mond vullen met zijn verdediging. Hij zou alles tegen God uitspreken.
Ik zou de woorden weten die Hij mij zou antwoorden...... Job is overtuigd van een goede uitkomst. Er is hem zoveel schuld aangepraat, dat moet God kunnen ontzenuwen. Job zou dan ook begrijpen wat God tegen hem zou zeggen. Job wilde dat hij door God gerechtvaardigd zou worden, vooral wat betreft de beschuldigingen van zijn vrienden.
Zou Hij een rechtszaak tegen mij voeren met de grootheid van Zijn kracht? In tegenstelling tot wat Job eerder wel als twijfels uitdrukte lijkt hij met de dag sterker overtuigd te zijn dat God voor Hem zal opkomen. Maar wanneer? Dat gaat ook wel gebeuren, maar toch anders dan zoals Job het zich hier voorstelt. Het is ook nog niet zover. Dat is zo'n 14-15 hoofdstukken later. Job heeft geduld en volharding nodig. Dan zal God inderdaad de grootheid van Zijn rechtvaardigheid en kracht tonen en God zal acht op Job slaan.
Daar zou een oprechte zich tegenover Hem verdedigen..... Job weet dat hij in oprechtheid voor God heeft geleefd en dat hij daarom zijn zaak kan verdedigen. ik zou voor altijd vrij zijn van mijn Rechter...... wat heerlijk om voor altijd vrijgesproken te zijn door de hemelse Rechter, zoals Bileam tegen zijn wil van Israël moest zeggen dat God geen kwaad zag Numeri 23:21 Hij aanschouwt geen onrecht in Jakob; ook ziet Hij geen kwaad in Israël aan. Zo ziet God degenen die behouden worden en die deel uitmaken van Zijn Koninkrijk: voor Job, voor het trouwe deel van Israël, voor allen die naar de stem van de Herder Israëls luisteren.

Job 23:8-9
8. Maar zie, ga ik naar voren, dan is Hij er niet,
of naar achteren, dan merk ik Hem niet op.
9. Als Hij aan de linkerkant werkt, aanschouw ik Hem niet;
keert Hij Zich naar de rechterkant, dan zie ik Hem niet.
ga ik naar voren, dan is Hij er niet, of naar achteren, dan merk ik Hem niet op....... in deze beide verzen beschrijft Job op een andere manier de vier windrichtingen, in vers 8 vanuit zijn eigen ervaring, voor of achter/Noord of Zuid..... hij hoort, ziet en voelt niets van God. In vers 9 beschrijft hij God als Degene die zich naar de linker- en rechterkant beweegt, maar ook dat kan niet door Job worden opgemerkt. Het is het tegenovergestelde van wat David beschrijft in Psalm 139:7-10:
Psalm 139:7-10
7. Waar kan ik Uw Geest ontgaan,
waar Uw aangezicht ontvluchten?
8. Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar;
of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar.
9. Nam ik vleugels van de dageraad,
woonde ik aan het einde van de zee,
10. ook daar zou Uw hand mij leiden
en Uw rechterhand mij vasthouden.
God sluit zich af voor hem. Maar Job blijft Hem vastberaden zoeken. Het is een onderdeel van de beproeving. Wat God beschikt dat voert Hij uit..... en wat Hij ermee wil bereiken is ten goede voor wie Hem liefhebben. Hoe pijnlijk is het ook voor mensen die beleven dat 'de hemel van koper is'.
Job 23:10-12
10. Maar Hij kent de weg die ik ga.
Laat Hij mij beproeven – ik zal er als goud uitkomen.
11. Mijn voet heeft zich aan Zijn spoor gehouden;
aan Zijn weg heb ik mij gehouden, ik ben er niet van afgeweken.
12. Het gebod van Zijn lippen heb ik niet weggedaan;
de woorden van Zijn mond heb ik verborgen, meer dan het mij toegewezen deel.
Maar Hij kent de weg die ik ga. Laat Hij mij beproeven........ Het is een geloofsgetuigenis van Job als hij zegt dat God de weg kent die hij in zijn leven is gegaan. Er was overleg tussen YAHWEH en Job over de dingen die hij deed. Hij betrok God in alles wat hij ondernam. Hij wilde de goedkeuring van de Almachtige hebben. Zijn daden zouden bij wijze van spreken het vuur van 1 Korinthe 3:13 kunnen doorstaan. Hij zou er als goud uitkomen! Toch bedoelt Job hier een ander 'beproeven' dan wat er tussen God en de satan speelt. Job denkt terug aan zijn daden in de tijd die achter hem ligt. God beproeft Job om te zien of hij standhoudt nu alles hem tegen zit. Hoewel Job niets van God's houding snapt, zijn geboortedag vervloekte (Job 3), blijft hij tot nu toe God hartstochtelijk verwachten.

Mijn voet heeft zich aan Zijn spoor gehouden; aan Zijn weg heb ik mij gehouden, ik ben er niet van afgeweken...... Job zou kunnen instemmen met wat David in Psalm 17 zong:
Psalm 17:4-5
4. Wat de daden van de mens betreft,
ík ben overeenkomstig het woord van Uw lippen op mijn hoede geweest
voor de paden van de gewelddadige.
5. Ik hield mijn schreden in Uw sporen,
zodat mijn voetstappen niet zouden wankelen.
Het gebod van Zijn lippen heb ik niet weggedaan; de woorden van Zijn mond heb ik verborgen...... de vrienden mogen er dan anders over denken en Job beschuldigen, maar Job heeft zich gehouden aan de geboden: de woorden van Gods mond borg hij op in zijn hart. Waarschijnlijk had hij geen Bijbel, of mogelijk enkele geschriften. Maar Job ontving Gods woorden in zijn hart en handelde daarnaar. Hij week er niet van af! Dat komt overeen met wat God tegen satan van Job getuigde: "er is niemand op de aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad" (Job 1:8). Elifaz' raad om zich tot God te bekeren, heeft Job naast zich neergelegd. Hij 'weet' dat hij oprecht is geweest.
Job 23:13-17
13. Maar als Hij tegen iemand is, wie zal Hem er dan van afbrengen?
Wat Zijn ziel verlangt, dat zal Hij doen.
14. Want Hij zal het mij toegewezen deel ten uitvoer brengen;
dergelijke dingen zijn er veel bij Hem.
15. Daarom word ik voor Zijn aangezicht door schrik overmand;
ik merk het op, en ben beangst voor Hem.
16. Want God heeft mijn hart week gemaakt,
de Almachtige heeft mij schrik aangejaagd.
17. Want niet door de duisternis ben ik omgebracht,
en niet door de donkerheid die mij bedekt.
Maar als Hij tegen iemand is, wie zal Hem er dan van afbrengen?....... Job begrijpt dat wat hem overkomt, niet los van God staat. Het gaat allemaal volgens zijn plan. Daar kan niemand verandering in aanbrengen.
Wat Zijn ziel verlangt, dat zal Hij doen......Binnen Gods plan is een deel dat van toepassing is op Job. Hij had het in vers 12 al over het 'hem toegewezen deel' en hier in vers 14 herhaalt hij dat weer. Wie weet wat God nog meer gaat doen. Voorlopig lijkt een rechtsgeding nog niet mogelijk. Hij beseft dat hij daarop geen aanspraak kan maken. Hij moet alles aan God overlaten.
Daarom word ik voor Zijn aangezicht door schrik overmand....... de houding van God jaagt Job angst aan. Het onzekere, ongrijpbare waarmee hij te maken heeft, zorgt voor verdriet en angst. Waar is de God van voorheen? De Almachtige heeft hem schrik aangejaagd.
Want niet door de duisternis ben ik omgebracht........ de duistere omstandigheden zijn zo zwaar, maar toch weet Job nu dat hij daaraan niet te gronde gaat. Job heeft geen enkele invloed bij God om zijn lijden te veranderen.

Job begrijpt dat God zelf hem alle moed ontneemt en hij moet het aan Zijn soevereiniteit overlaten.
hij wordt niet omgebracht door de donkerheid die Job bedekt........ Het is niet meer zijn lichamelijk lijden en het zijn ook niet meer de boosaardige en nutteloze toespraken van de vrienden die hem alle moed ontnemen. Wat het zwaarst weegt is de afwezigheid van God op wiens rechtvaardige rechtspraak hij vurig wacht.

Ida