Job 21 - Antwoord aan Zofar
Nadat Zofar klaar is met zijn tot in detail uitgebreide beschrijving van de gruwelijke gevolgen van Jobs zonden, is het de beurt aan Job om hierop te reageren. Omdat Job gesterkt is door de wetenschap dat zijn Verlosser leeft, benadert hij het lot van de goddelozen zoals hij dat ervaart. Zijn bevindingen komen meer overeen met wat Psalm 73 schrijft over de voorspoed van de goddelozen, waarop gelovigen soms jaloers kunnen zijn. Maar anders wordt het op de dag van het oordeel (de dag van verbolgenheden). Gelovigen en ongelovigen komen allebei in het graf, overdekt met maden. Er is geen verschil. God heeft de goddeloze gemaakt voor die dag van het onheil.
Job 21:1-4
1. Maar Job antwoordde en zei:
2. Luister aandachtig naar mijn woorden,
en laat dat jullie vertroostingen zijn.
3. Verdraag mij, nu zal ík spreken;
en nadat ik gesproken heb, kunnen jullie spotten.
4. Wat mij betreft, is mijn klacht tot een mens gericht?
Maar al zou het zo zijn, waarom zou mijn geest niet verdrietig zijn?
Luister aandachtig naar mijn woorden, en laat dat jullie vertroostingen zijn........ Job is niet onder de indruk van de gruwelen die Zofar in het vooruitzicht stelde. De vertroostingen waarover Job spreekt zijn geen troostwoorden voor de vrienden, maar Job bedoelt hiermee dat dit hun vertroostingen voor Job zouden moeten zijn. Ze kwamen immers om hem te troosten......
Verdraag mij, nu zal ík spreken; en nadat ik gesproken heb, kunnen jullie spotten....... Job wil dat ze hem uit laten spreken en hem niet in de rede vallen. Hij weet dat ze zijn woorden niet in dank zullen accepteren en met een zeker sarcasme zegt hij: als ik uitgesproken ben kunnen jullie spotten!
Wat mij betreft, is mijn klacht tot een mens gericht.......? Er is een vijandelijke sfeer ontstaan tussen Job en de vrienden. Toch waren Jobs bezwaren niet gericht aan de vrienden. Hij had een probleem met de Almachtige God. Zijn moeiten met God zijn van geestelijke aard. Hij had er zo graag met God over willen spreken, maar God zwijgt in alle talen. Hij verwachtte dat de rechtvaardige God in zou grijpen en dat gebeurt niet.
waarom zou mijn geest niet verdrietig zijn.......? Is het gek dat Job daardoor in een geestelijke crisis is gekomen? God was altijd de Bron van zijn vertrouwen, met Wie hij voortdurend omgang had. Daarom bezwijken zijn ziel, geest en lichaam.
Job 21:5-6
5. Wend je tot mij, en wees ontzet,
en leg de hand op de mond.
6. Ja, als ik hieraan denk, word ik door schrik overmand,
en huiver grijpt mijn vlees aan:
5. Wend je tot mij, en wees ontzet, en leg de hand op de mond.
6. Ja, als ik hieraan denk, word ik door schrik overmand, en huiver grijpt mijn vlees aan: