Job 20 - Tweede rede van Zofar

In zijn tweede rede blijkt Zofar niet veel toe te voegen aan de eerdere reacties van Elifaz en Bildad. Een groep houdt vaak elkaars menings-vorming in stand. Zofar voelt zich vernederd door wat Job heeft gezegd en popelt om er wat van te kunnen zeggen. Als wat Job beweert waar zou zijn, klopt er niets meer van Zofar's levensvisie. Hij haast zich (vers 2) om daarop te reageren. Ook hij houdt vast aan de weliswaar Bijbelse logica die betrekking heeft op de goddeloze. Uitvoerig vertelt hij dat de goddeloze vroeg of laat op een verschrikkelijke manier zal omkomen. Maar Job is geen goddeloze. Daarom wijst Job al deze redevoeringen af.

Job 20:1-3
1. Toen antwoordde Zofar, de Naämathiet, en zei:
2. Daarom laten mijn gedachten mij antwoorden, en vanwege deze woorden haast ik mij.
3. Ik heb een bestraffing gehoord die mij schande aandoet, maar de Geest zal op grond van mijn inzicht voor mij antwoorden.

Daarom laten mijn gedachten mij antwoorden...... vooral de beide laatste verzen van Job 19, waar Job hen gewaarschuwd heeft voor het zwaard van de 'go'el' (losser) is bij Bildad in het verkeerde keelgat geschoten. Daarom haast ik mij..... Zofar wil allereerst zijn gedachten daar tegenover zetten. 

een bestraffing gehoord die mij schande aandoet...... al zit Job daar als een ellendig slachtoffer, hij hoeft zich niet te laten aanleunen om door hen veroordeeld te worden. 
maar de Geest zal antwoorden op grond van mijn inzicht...... de Heilige Geest antwoordt niet op grond van het inzicht van een mens, maar spreekt namens God. 

Spreuken 3:5 Vertrouw op de HEERE met heel je hart, en steun op je eigen inzicht niet.

Job 20:4-6
4. Weet je dit? Dat altijd al, vanaf het moment dat God de mens op de aarde geplaatst heeft,
5. het gejuich van de goddelozen van korte duur geweest is, en de blijdschap van de huichelaar maar voor een ogenblik,
6. ook al klimt zijn hoogmoed op tot de hemel, en raakt zijn hoofd tot aan de wolken.

Weet je dit.....? Zofar gedraagt zich als 'de wijze', de onderwijzer, die veronderstelt dat de ander geen inzicht heeft. In vers 14 van het vorige hoofdstuk zei Job: "Ik weet"........ (dat mijn Verlosser leeft). Zofar vraagt op spottende toon of Job wel weet wat er al sinds mensenheugenis bekend is. Zofar weet niet dat Job door Gods Geest heeft geprofeteerd en dat gebeurt nooit op grond van menselijk inzicht, maar door openbaring. Zofar vindt, net zoals Elifaz in Job 15:7-9 dat de wijsheid bij de vroege geslachten te vinden is. Alles wat hij zegt is alleen maar denigrerend bedoeld. 

Job 20:7-11
7. Hij zal, evenals zijn uitwerpselen, voor altijd vergaan; wie hem gezien hebben, zullen zeggen: Waar is hij?
8. Hij zal wegvluchten als een droom, zodat men hem niet meer kan vinden, en hij zal verjaagd worden als een visioen in de nacht.
9. Het oog dat hem waarnam, doet dat niet meer; en zijn woonplaats ziet hem niet meer.
10. Zijn kinderen proberen bij de armen in de gunst te komen; en zijn handen moeten zijn vermogen teruggeven.
11. Zijn beenderen zijn nog vol van zijn jeugdige kracht, maar ze zullen met hem in het stof neerliggen.

7. Hij zal, evenals zijn uitwerpselen, voor altijd vergaan; wie hem gezien hebben, zullen zeggen: Waar is hij?
8. Hij zal wegvluchten als een droom, zodat men hem niet meer kan vinden, en hij zal verjaagd worden als een visioen in de nacht.
9. Het oog dat hem waarnam, doet dat niet meer; en zijn woonplaats ziet hem niet meer.
10. Zijn kinderen proberen bij de armen in de gunst te komen; en zijn handen moeten zijn vermogen teruggeven.
11. Zijn beenderen zijn nog vol van zijn jeugdige kracht, maar ze zullen met hem in het stof neerliggen.