English & other languages: click here!

Job 18 - Tweede toespraak Bildad

We hebben Bildad al eerder gehoord en zijn theologie komt overeen met zijn vrienden: "wie goed doet wordt gezegend en wie kwaad doet wordt gestraft". Een simpele, rechtlijnige opvatting. God maakt in dit boek zelf duidelijk dat de werkelijkheid genuanceerder ligt. Bildad put zich uit in soms scherpe, pijnlijke bewoordingen en zonder erbarmen  schildert hij het onontkoombare lot van zondaars. "Men zal hem wegstoten van het licht in de duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen." vers 18. Het boek Job toont aan dat traditionele wijsheden er niet toe doen om het menselijk lijden te verklaren. Omgang met en wijsheid van God is nodig.

Toen antwoordde Bildad, de Suhiet....... Zoals we bij de beschrijving van Job 8 al aangaven is Bildad uit het nageslacht van Abraham en Ketura (Genesis 25:2). Zijn naam betekent  "(door vermenging) in de war brengende liefde" of "liefde (door vermenging) verwarren" of "zoon der verwarring". Hij wordt gewoonlijk Bildad „de Suhiet'' of „van Suah'' of juister „de Sehuchiet'' genoemd. 

Job 18:1-3
1. Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zei:
2. Hoelang duurt het, voor jullie een einde aan jullie woorden maken? Krijg inzicht, en daarna zullen wij spreken.
3. Waarom worden wij als vee beschouwd, en zijn wij onrein in jullie ogen?

Hoelang duurt het, voor jullie een einde aan jullie woorden maken........? Bildad gebruikt hier de meervoudsvorm. Hij spreekt hier ook de vrienden aan. Waarschijnlijk gaan al die woordenstromen hem te ver en moet er nu maar eens een slotconclusie worden uitgesproken. Iets dergelijks had hij in Job 8:2 ook al tot Job persoonlijk uitgesproken.  

Krijg inzicht, en daarna zullen wij spreken........ je zou verwachten dat hij nu de gelegenheid geeft aan anderen om met inzicht te spreken, maar nee, hij gaat gewoon verder met wat hij wil zeggen. 

Waarom worden wij als vee beschouwd.......? Bildad lijkt te reageren op wat Job zei in Job 17:10. Hoezo zijn er geen wijzen onder hen? Hoe durft Job dat te zeggen? En zijn zij onrein en dom als dieren? Het is de vraag of Job dat zo wel gezegd heeft. Het kan zijn eigen kwalificatie zijn van mensen met minder verstand. Het doet denken aan Psalm 73:22.

Job 18:4-6
4. Jij, die je ziel verscheurt in je toorn – zou de aarde omwille van jou verlaten worden, en zou een rots van zijn plaats gehaald worden?
5. Ja, het licht van de goddelozen wordt uitgedoofd, en de vlam van zijn vuur zal niet meer schijnen.
6. Het licht wordt in zijn tent verduisterd, en zijn lamp boven hem wordt uitgedoofd.

Jij, die je ziel verscheurt in je toorn...... In Job 16:9 klaagde Job dat Gods toorn hem verscheurde, maar Bildad zegt hier eigenlijk: dat doe je zelf!

zou de aarde omwille van jou verlaten worden....... Bildad zegt hier dat Job niet moet denken dat de door God geschapen wetmatigheden in deze aarde terwille van Job zullen veranderen en dan bedoelt hij kennelijk de wetten van oorzaak en gevolg die hem vertellen dat Job zijn eigen crisis heeft veroorzaakt door zijn zonde en zijn weigering om berouw te tonen. Zulke wetten zijn onveranderlijk, volgens Bildad, net zoals een rots niet van zijn plaats gehaald kan worden.

het licht van de goddelozen wordt uitgedoofd..... dit is een bekende zegswijze (Job 21:17; 30:26; Spreuken 13:9). Job moet hierdoor beseffen dat hij tot de goddelozen behoort die Bildad beschrijft. Hiermee wordt deze hele rede door Bildad geplaatst onder het kopje 'de goddeloze Job'

de vlam van zijn vuur zal niet meer schijnen...... dit is weer een poëtische herhaling van de eerste zin. Een brandend licht is een teken dat een tent bewoond wordt, als het licht gedoofd is. Dan is het leven eruit. Met het licht dat duisternis wordt is de dood bedoeld.    

Job 18:7-10
7. Zijn krachtige schreden worden belemmerd, en zijn eigen raad werpt hem neer.
8. Want met zijn voeten wordt hij in een net geworpen, en hij wandelt over een vlechtwerk van een vangkuil.
9. Een strik grijpt hem bij de hiel, een valstrik overweldigt hem.
10. Een touw is voor hem in de aarde verborgen, een val is voor hem verborgen op het pad.

Zijn krachtige schreden worden belemmerd, en zijn eigen raad werpt hem neer....... al spreekt Bildad in algemene termen, het is duidelijk dat dit betrekking heeft op Job. Toen het nog goed ging met Job    was zijn manier van lopen krachtig, maar nu hij zondig, goddeloos is geworden zit hij verzwakt terneer.  

Want met zijn voeten wordt hij in een net geworpen...... waar hij ook nog heen zou kunnen gaan, hij komt in een vangnet terecht. Zijn levenswandel gaat over een zeer onbetrouwbare overbrugging: een vlechtwerk over een vangkuil. 

Een strik grijpt hem bij de hiel, een valstrik overweldigt hem...... bij dat lopen over een vlechtwerk raakt hij verstrikt in een net. Hij kan geen kant meer op. Het is waar dat zulke dingen in Gods oordeel iemand kunnen overkomen. Denk maar aan de farao die met zijn leger het pad door de zee nam, waar het leger bedolven werd door het water (Exodus 14:28 en Richteren 5:21) waar de strijdwagens die tegen Debora en Barak vochten, vastliepen in de modder. Maar wat Job betreft was er geen sprake van een oordeel, maar wel van een geestelijk vijandelijke aanval.

Een touw is voor hem in de aarde verborgen.......  als iemand in nood ontdekt dat er een touw in de aarde verborgen ligt en als hij geen kant meer op kan, dan is een touw, door satan er neergelegd, een middel om aan het leven te ontsnappen. Zover zou satan Job wel willen krijgen. Maar Job, die begreep dat dit gevaar op de loer lag dankte God: "U hebt mij leven en goedertierenheid geschonken, en Uw zorg heeft mijn geest bewaard". (Job 10:12). Er zijn allerlei manieren om iemand ten val te brengen en de vorst van de duisternis is vindingrijk op dat gebied. Mensen die willens en wetens blijven zondigen geeft God over aan de satan, met het oog op nog een mogelijk behoud (1 Korinthe 5:4-5 - 1 Tim. 1:19-20). Maar al heeft God satan toestemming gegeven om het geloof van Job te testen, Hij houdt voortdurend Zijn oog op Job om hem in het leven te behouden (1:12).

Job 18:11-16
11. Verschrikkingen jagen hem rondom angst aan en jagen zijn voeten voort.
12. Zijn kracht zal tot honger worden, en de ondergang staat klaar aan zijn zijde.
13. De eerstgeborene van de dood zal de stukken van zijn huid verteren, zijn ledematen zal hij verteren.
14. Zijn vertrouwen zal uit zijn tent gerukt worden; dat doet hem voortschrijden naar de koning van de verschrikkingen.
15. In zijn tent woont wat niet van hem is; over zijn woning zal zwavel gestrooid worden.
16. Vanonder verdorren zijn wortels, en vanboven worden zijn twijgen afgesneden.

Verschrikkingen jagen hem rondom angst aan en jagen zijn voeten voort....... inderdaad de goddelozen hebben geen vrede (Jes. 57:21) Bildad zegt hier iets dat in Leviticus aldus staat beschreven:

Leviticus 26:36-37
36. En wie van u overgebleven zijn, zal Ik in de landen van hun vijanden angst inboezemen, zodat het geritsel van een opdwarrelend blaadje hen al opjagen zal. Zij zullen op de vlucht slaan alsof ze voor een zwaard op de vlucht slaan, en neervallen, terwijl niemand hen opjaagt.
37. Zij zullen over elkaar struikelen alsof ze zich voor een zwaard uit de voeten maken, terwijl niemand hen opjaagt. U zult geen stand kunnen houden tegen uw vijanden,

Zijn kracht zal tot honger worden....... als Jobs kracht vergaat, ontgaat dat de aasgier niet. De ondergang staat klaar aan zijn zijde....... het zijn de aasgieren die honger hebben en wachten op het moment dat ze toe kunnen slaan. Dat is dan de ondergang van de mens op- een zeer vernederende wijze. Ook de maden waarover Job klaagt eten zowel dood als levend weefsel: stukken van de huid, maar soms ook vlees. Lijken worden door maden opgevreten. Ook schapen waarbij de maden in de wollen vacht verblijven, eten het schaap dood. Levende mensen lopen geen gevaar. Maden verteren wel stukken van de huid (Job 7:5; 17:14).

De eerstgeborene van de dood..... volgens bijbelverklaringen wordt hiermee een dodelijke ziekte bedoeld, maar het heeft ook een geestelijk aspect. De tekst die hieraan voorafgaat wordt, grammaticaal gezien, ook in dit verband bedoeld. Die ziekte zal ook de ledematen van de goddeloze verteren. Het feit dat Bildad ingaat op de huid van Job maakt zijn 'algemene beschrijving van de goddeloze' wel heel persoonlijk betrokken op Job, want hij leed aan een huidziekte (Job 30:30a, Job 7:5b en Job 2:7-8).

Zijn vertrouwen zal uit zijn tent gerukt worden...... de veilige plek van de woning, waarin je je thuis voelde, blijkt niet meer een veilige plek te zijn. En, zoals in vers 6 ter sprake komt, "het licht wordt in zijn tent verduisterd", want de goddeloze bewoner kent geen andere weg meer dan de weg naar de 'koning der verschrikkingen'.  Met deze titel wordt "de dood" bedoeld. De aanblik van een dode roept ontzetting en huivering op. Het is voor de goddeloze het einde van iedere hoop. 

In zijn tent woont wat niet van hem is....... alles wat de goddeloze achterlaat is hij kwijt. Zijn tent, zijn bezittingen, zijn familie, zijn vrienden..... 

over zijn woning zal zwavel gestrooid worden....... het is niet duidelijk wat hiermee bedoeld wordt. Een mogelijke verklaring is van Samuel Clarke:  “Dit kan verwijzen naar de vernietiging van Sodom en Gomorra, of naar een oud gebruik om huizen te beroken met zwavel, om ze te zuiveren van verontreiniging.” 

Vanonder verdorren zijn wortels, en vanboven worden zijn twijgen afgesneden.......... van een plant met verdorde wortels en afgesneden twijgen is redelijkerwijs geen leven meer te verwachten. Wat was hij mooi, die boom. Hiermee vergelijkt Bildad het leven van Job, dat door vermeende goddeloosheid tot de ondergang gedoemd is,

Wij weten dat het met Job anders gegaan is dan met de boom op het plaatje.
Hopelijk zal Bildad later zien hoezeer deze Jobsboom weer tot volle bloei en groei gekomen is en dat hij inziet dat hijzelf degene is die zijn onbarmartigheid moet belijden.

Job 18:17-21
17. De gedachtenis aan hem zal van de aarde vergaan, en hij zal geen naam hebben op de straten.
18. Men zal hem wegstoten van het licht in de duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen.
19. Hij zal geen zoon of kleinzoon hebben onder zijn volk, en niemand zal in zijn woning overblijven.
20. Over de dag van zijn ondergang zullen zij die na hem komen, ontzet zijn, en de ouderen zullen met schrik bevangen worden.
21. Zeker, zo vergaat het de woning van wie onrecht doet, en dit is de plaats van hem die God niet kent.

De gedachtenis aan hem zal van de aarde vergaan....... dat is een bekende waarheid. David zingt er al van in Psalm 103, de verzen 15-17

Maar de goedertierenheid van YAHWEH is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen." ook al zal de man die God vreest geen naam hebben op de straten. 
Men zal hem wegstoten van het licht in de duisternis......
Bildad zegt dit van de goddelozen. Maar het gebeurt hier met de godvrezende Job en zo gebeurde het ook met Yeshua en de ware gelovigen van Israël.

men zal hem van de wereld verjagen....... het oordeel wordt uitgesproken over Job, Yeshua en Israël. Maar deze boosheid zal op hun eigen hoofd neerkomen.

Hij zal geen zoon of kleinzoon hebben onder zijn volk........ een bijzonder pijnlijke opmerking voor een man die rouwt om het verlies van zijn zeven zonen en drie dochters (Job 1:2,18-19). Job had geen erfenis te verdelen, geen stamhouder, hij kan niets achterlaten. En in hoeverre hij nog een woning bezit, daarin zal niets en niemand overblijven

de ouderen zullen met schrik bevangen worden....... de mensen die Job in zijn goede jaren gekend hennem zullen ontzet zijn om hetgeen hem is overkomen. Mogelijk zoeken zij, evenals de vrienden, de oorzaak ik zonden die nooit aan de oppervlakte zijn gekomen. Het was blijkbaar de theologie van die tijd. Ook in onze tijd en cultuur spreekt de situatie van Job tot de verbeelding en ontstond de uitdrukking "zo arm als Job". Hoe zouden wij erover gedacht hebben als we het 'happy end' van deze geschiedenis niet kenden? Het is een waatschuwing voor ons om in dergelijke situaties niet te gauw "eigen schuld, dikke bult" te zeggen. Als iemand op onze weg zo in de ellende verkeert past hulp, troost en gebed om inzicht.
zo vergaat het de woning van wie onrecht doet,.......Uiteindelijk komt Bildad tot een conclusie. Zijn oordeel was hard, veel harder dan in hoofdstuk 8. Toen gaf hij nog de mogelijkheid om bekering en berouw wat Job ten goede zou komen. Maar wat hij nu uitgesproken heeft, over het lot van de goddelozen, kan in andere situaties zeker terecht zijn. Bildad maakte zijn oordeel nog erger. Behalve goddeloos, noemde hij Job een man van onrecht en dat, terwijl wij Gods oordeel over Job uit de Bijbel weten: "Er is niemand op de aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad (Job 1:8b)." Een getuigenis dat onze Messias Yeshua toekomt. Job sluit zich af van al deze veroordelingen, omdat hij weet dat hij oprecht voor God geleefd heeft. Zijn hart zoekt wanhopig naar God die hem in zijn ellende te hulp zal komen en die zo op de achtergrond blijft..........