Job 11 - Zofars eerste rede

Van Zofar is niet veel bekend. Hij wordt de Naämathiet genoemd, dus uitkomstig uit Naämah. Maar niemand weet waar dat ligt. In de Studiebijbel wordt verondersteld dat hij uit Arabië afkomstig zou kunnen zijn. De Hebreeuwse naam is צופר, Tsofar. De eigennaam betekent "mus". Volgens Job 2:12 kwamen de vrienden om Job te troosten, maar in feite maken ze Jobs lijden juist zwaarder. Dat deed ook deze Zofar, die zegt dat Job berouw moet hebben om verzoend te kunnen worden. Hij heeft zich geërgerd aan de lange woordenvloed van Job. Hij is nog veel meer beschuldigend dan Bildad en Elifaz.

Job 11:1-6
1. Toen antwoordde Zofar, de Naämathiet, en zei:
2. Moet de veelheid van woorden niet beantwoord worden, en heeft een man die veel praat, daarmee ook gelijk?
3. Zou je holle praat mensen tot zwijgen kunnen brengen, en zou jij spotten zonder dat iemand je beschaamd maakt?
4. Want je hebt gezegd: Mijn inzicht is zuiver, en ik ben rein in Uw ogen.
5. Maar och, sprak God Zelf maar, en opende Hij Zijn lippen maar tegen je.
6. Maakte Hij jou de verborgenheden van de wijsheid maar bekend, want de wijsheid is nog dubbel zo groot! Weet dat God terwille van jou veel van je ongerechtigheid vergeet.

Moet de veelheid van woorden niet beantwoord worden....... dacht Job dat hij - door zoveel woorden te gebruiken - zijn gelijk kon halen?

Zou je holle praat mensen tot zwijgen kunnen brengen....... in onze ogen is het boek Job een boek van wijsheid, en Job een wijs persoon. Maar Zofar noemt de woorden van Job: badekha בַּדֶּיךָ = 'jouw holle praat', 'jouw gezwets'.  Dacht Job nu heus dat hij anderen daarmee de mond kon snoeren?  

en zou jij spotten zonder dat iemand je beschaamd maakt.......? Hem wordt ook nog 'spotten' verweten. zonder dat iemand je beschaamd maakt.... Nou, dan zal Zofar het hem wel eens even duidelijk maken, zodat Job zich zal gaan schamen over wat hij heeft gezegd. Het is mogelijk dat het karakter van Zofar zo venijnig is, maar het is ook mogelijk dat de vrienden zo langzamerhand hun geduld verliezen en merken dat Job zich niets aantrekt van wat ze hebben gezegd. 
Want je hebt gezegd: Mijn inzicht is zuiver, en ik ben rein in Uw ogen....... Zofar verdraait de woorden die Job in Job 9:21 en Job 10:7 sprak. Job beweerde niet zuiver en rein te zijn, alsof hij zondeloos en volmaakt was. Job wilde zeggen dat hij geen reden zag dat God hem zo zou behandelen, die het verlies van zijn kinderen, zijn gezondheid, zijn dienaren en zijn materiële rijkdom (Job 7:20) rechtvaardigen. Hij was niet schuldig. 
Maar och, sprak God Zelf maar, en opende Hij Zijn lippen maar tegen je....... Job had dan wel  het verlangen naar een rechtzaak uitgesproken, maar als God werkelijk zou spreken - aldus Zofar - dan maakte Hij Job de verborgenheden van de wijsheid bekend. Zofar wil hiermee zeggen dat God Zijn oordeel wel zou uitspreken en dan zou de man met de veelheid van woorden wel zwijgen. 

Weet dat God terwille van jou veel van je ongerechtigheid vergeet...... Job was, volgens Zodar, in werkelijkheid zo schuldig voor God dat hij nog veel erger verdiende dan hij had geleden.  

Job 11:7-12
7. Kun jij vinden wat God onderzoekt? Kun jij de volmaaktheid van de Almachtige doorgronden?
8. Zij is hoger dan de hemel, wat kun jij daar doen? Zij is dieper dan de hel, wat kun jij daarvan weten?
9. Haar reikwijdte is langer dan de aarde, en breder dan de zee.
10. Als Hij voorbijgaat en iemand laat opsluiten of bij Zich roept, wie zal Hem daarvan afhouden?
11. Want Híj kent de valsaards en Hij ziet het onrecht; zou Hij er dan niet op letten?
12. Dan zou een verstandeloos mens verstandig worden, en het veulen van een wilde ezel als mens geboren worden.

Job 11:7-12
7. Kun jij vinden wat God onderzoekt? Kun jij de volmaaktheid van de Almachtige doorgronden?
8. Zij is hoger dan de hemel, wat kun jij daar doen? Zij is dieper dan de hel, wat kun jij daarvan weten?
9. Haar reikwijdte is langer dan de aarde, en breder dan de zee.
10. Als Hij voorbijgaat en iemand laat opsluiten of bij Zich roept, wie zal Hem daarvan afhouden?
11. Want Híj kent de valsaards en Hij ziet het onrecht; zou Hij er dan niet op letten?
12. Dan zou een verstandeloos mens verstandig worden, en het veulen van een wilde ezel als mens geboren worden.