English & other languages: click here!
Jesaja 63 - Oordeel Bozra en smeekbede
Het is niet echt duidelijk wanneer deze geschiedenis gedateerd kan worden. De hoofdstukken staan niet atijd chronologisch gerangschikt. Maar uit de woorden blijkt dat God recht gaat verschaffen en de volken zal straffen die zich vijandig tegen Israël hebben opgesteld. Als het oordeel wordt uitgevoerd is de genadetijd voorbij. De verlossing van Gods volk heeft als keerzijde het oordeel over andere volken. Een verschrikkelijk oordeel voltrekt zich over de aarde. Jesaja beschrijft de overwinning van de Messías op de vijanden van Zijn volk. Het is 'de dag der wrake'. Yeshua strijdt tegen Edom, dat symbool staat voor de vijandschap tegen God en Zijn volk. Het oordeel waarover hier wordt gesproken reikt veel verder dan de overwinning over het Babel van de oude tijd. Toch komt Babel hier niet eens ter sprake.
De profeet bidt in het tweede deel als de vertegenwoordiger van het gelovig overblijfsel om Gods ontferming. Ook wordt er stilgestaan bij de overwinningen en bevrijdingen die God voor Zijn volk in het verleden heeft tot stand gebracht. Het volk beleeft de situatie als dat ze door YAHWEH in de steek zijn gelaten.
Jesaja 63:1 Wie is Deze Die uit Edom komt, in helrode kleding uit Bozra, Die luisterrijk is in Zijn gewaad, Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die spreek in gerechtigheid, Die machtig ben om te verlossen.
Wie is Deze Die uit Edom komt, in helrode kleding uit Bozra........ Edom is de aartsvijand van Israël. Die vijandschap begon al in de moederschoot tussen Jakob en Ezau (Genesis 27:41; Jesaja 34:1-7). Bozra was de hoofdstad van het oude Edom, en de belangrijke stad Bozra wordt als onderwerp uitgekozen omdat deze naam 'druiven verzamelen' betekent. Jesaja maakt een gedetailleerde vergelijking tussen het vertrappen van druiven en het vergieten van bloed. De naam Edom betekent 'rood' en bevat ook het woord 'dam' wat bloed is. Jesaja stelt de retorische vraag:"Wie is dat nu, die uit Edom komt?" Nu, dat weten wij ook, het is de Messias Yeshua, in Zijn luisterrijke helrode gewaad. Luisterrijk wil zeggen glansrijk, koninklijk. Dat woord wordt vier keer gebruikt in dit hoofdstuk. Het is de Koning der Koningen, die deze titel op aarde zal dragen als straks satan en de antichrist zijn uitgeschakeld. Hij trekt voort in grote kracht en is machtig om te verlossen.
Jesaja 63:2-3 Waarom is dat rood aan Uw gewaad, en is Uw kleding als die van iemand die de wijnpers treedt? 3. Ik heb de pers alleen getreden; er was niemand uit de volken met Mij. Ik heb hen vertreden in Mijn toorn, hen vertrapt in Mijn grimmigheid. Hun bloed is op Mijn kleding gespat, heel Mijn gewaad heb Ik besmet.
Waarom is dat rood aan Uw gewaad, als van iemand die de wijnpers treedt.......? In vers 1 krijg je de indruk dat Yeshua een luisterrijk koninklijk rood gewaad draagt. Maar deze vraag 'waarom is dat rood aan Uw gewaad?' doet vermoeden dat het gewaad van oorsprong niet rood was, maar nu doordrenkt met bloed. Er werden geen druiven vertrapt, maar mensen die het oordeel waardig zijn. De kleur rood spreekt volgens de Hebreeuwse beschrijving van vers 1 van gerechtigheid.
Ik heb de pers alleen getreden; er was niemand uit de volken met Mij........ Het is tamelijk ongebruikelijk dat een wijnpers alleen wordt getreden. Het Hebreeuwse woord dat voor 'alleen' wordt gebruikt drukt ook 'eenzaamheid' uit. Niemand kwam Hem te hulp. Op het plaatje zie je Yeshua vergezeld van de hemelse legermachten (Openb. 19:14), maar de uitvoering van het oordeel kwam alleen neer op Yeshua.
Ik heb hen vertreden in Mijn toorn, in Mijn grimmigheid.
Hun bloed is op Mijn kleding gespat, heel Mijn gewaad heb Ik besmet....... het oordeel over de harten was er al, maar dit is het vernietigend oordeel wat het gewaad aan de ene kant koninklijk maakt vanwege de gerechtigheid, maar aan de andere kant besmet is met het ongeheiligd bloed van de vijanden van het kruis. In Joël 3:12-14 vinden we ook een beschrijving van dit gebeuren.
Jesaja 63:4-6 Want de dag van de wraak was in Mijn hart, het jaar van Mijn verlosten was gekomen. 5. Ik keek rond, maar er was niemand die hielp; Ik ontzette Mij, want er was niemand die ondersteunde. Daarom heeft Mijn arm Mij heil verschaft, en Mijn grimmigheid, die heeft Mij ondersteund. 6. Ik heb de volken vertrapt in Mijn toorn, Ik heb hen dronken gemaakt in Mijn grimmigheid, Ik heb hun bloed ter aarde doen neerdalen.
Want de dag van de wraak was in Mijn hart, het jaar van Mijn verlosten was gekomen....... veel mensen denken dat wraak niet bij Jezus past. Maar het tegendeel is waar. Hij is Degene aan wie de Verzoening/Verlossing en het Oordeel/de Wraak is toevertrouwd. Volgens Johannes 5:22 heeft de Vader het hele oordeel aan Zijn Zoon gegeven. Zie ook Hand. 10:42 en Hand. 17:31. Het is niet zo dat God er behagen in heeft om zondaars te straffen, maar het is Zijn verlangen om verlosten te rechtvaardigen en de schepping te zuiveren van het kwaad. We lezen ook in Ezechiël 33:11-12 dat God geen behagen heeft in de dood van de zondaar. Maar de tijd om zich te bekeren is dan voorbij. Jesaja maakt bekend dat het slechts een dag van wraak is, maar een heel jaar van Mijn verlosten . Dit is een poëtische manier om ‘tijd’ te zeggen, maar God gebruikt op passende wijze het beeld van een dag bij het overbrengen van Zijn wraak , en een jaar bij het uiten van Zijn verlossende genade.
Ik keek rond, maar er was niemand die hielp; Ik ontzette Mij, want er was niemand die ondersteunde...... we lazen die eenzaamheid van Yeshua ook al bij het beeld van het druiven treden. Zijn arm verschafte Hem redding. De uitdrukking
'arm' was mogelijk in die tijd ontleend aan de bedrevenheid om in de strijd de boog te kunnen spannen (Psalm 18:35), maar hier is dat beeldspraak. Hij geeft Zijn vijanden de wijn van Zijn gramschap te drinken, waardoor zij dronken worden en neervallen.
Jesaja 63:7-8 Ik zal de goedertierenheid van de HEERE in herinnering roepen, de loffelijke daden van de HEERE, naar alles wat de HEERE voor ons heeft gedaan, de grote goedheid voor het huis van Israël, die Hij hun bewezen heeft naar Zijn barmhartigheid en naar de veelheid van Zijn goedertierenheid. 8. Want Hij zei: Zij zijn immers Mijn volk, kinderen die niet zullen liegen! Zo werd Hij hun tot een Heiland. 9. In al hun benauwdheid was Hij benauwd; de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost. Door Zijn liefde en door Zijn genade heeft Híj hen bevrijd; Hij hief hen op en droeg hen al de dagen van weleer.
Hier begint een nieuw gedeelte. Jesaja spreekt nu niet als de persoon van Yeshua en ook het onderwerp verandert. De geprofeteerde toekomst is nog niet ingegaan. Ze zijn weer terug in de tijd. De toekomst waarnaar men verlangt ligt nog zo ver verwijderd. Dat geldt zelfs voor onze tijd. Maar toch, de HEERE geeft dit om te kunnen volhouden, om te leven in hoop.
Ik zal de goedertierenheid van YAHWEH in herinnering roepen....... Jesaja, nog onder de indruk van de woorden die hij zojuist mocht profeteren, zet een loflied in op de grote goedheid die Yahweh bewezen heeft voor het huis van Israël. Het is een veelheid van genade, barmhartigheid, gerechtigheid en goedertierenheid. Jesaja ziet ook terug op het verleden: de uittocht uit Egypte. Hij was in dit alles trouw aan Zijn verbond. Als je overstelpt wordt door Gods grote daden, dan ga je lofliederen zingen!
Want Hij zei: Zij zijn immers Mijn volk, kinderen die niet zullen liegen!........ omdat Hij trouw aan Zijn Verbond geweest is, verwacht God dat ook van Zijn volk, Zijn kinderen. Zo zal het ook zijn straks met het gelovig overblijfsel, dat de antichrist heeft afgewezen. Zo werd Hij hen tot een Heiland!
In al hun benauwdheid was Hij benauwd; de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost....... wat is dit een tere tekst! Hoe vaak liet God hen in gevaar komen door oorlog, ballingschap, hongersnood om hun zonden. Ze moesten het toch leren om in Gods weg te gaan? Anders zou er niets van overblijven. De zondeval heeft zoveel kapot gemaakt, dat, als God er niet alles aan gedaan had, er geen trouw volk zou zijn overgebleven. Maar God heeft Zijn pijn vanwege dit alles via Jesaja aan ons bekend gemaakt. Hij is geen kille, afstandelijke God. Hij is met heel Zijn hart toegewijd aan Israëls verlossing.
de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost....... In liefde en mededogen redde Hij hen door een Engel. Die Engel wordt ook de Rots genoemd die met hen meeging door de woestijn.
Hij hief hen op en droeg hen al de dagen van weleer. Hij heeft hen gedragen en Hij zal hen dragen (Jesaja 46:3-4).
Jesaja 63:10-14 Zíj daarentegen zijn ongehoorzaam geworden en hebben Zijn Heilige Geest bedroefd. Daarom is Hij voor hen veranderd in een vijand, Hij Zelf heeft tegen hen gestreden. 11. Toch dacht Hij aan de dagen vanouds, aan Mozes, aan Zijn volk. Maar nu, waar is Hij Die hen deed opgaan uit de zee met de herders van Zijn kudde, waar is Hij Die Zijn Heilige Geest in hun midden stelde, 12. Die Zijn luisterrijke arm heeft doen gaan aan de rechterhand van Mozes, Die het water voor hun ogen doormidden spleet om Zich een eeuwige Naam te maken, 13. Die hen deed gaan door de diepe wateren? Als een paard in de woestijn struikelden zij niet, 14. als een dier dat in de vallei afdaalt, heeft de Geest van de HEERE hun rust gegeven. Zo hebt U Uw volk geleid om U een luisterrijke Naam te maken.
Zíj daarentegen zijn ongehoorzaam geworden en hebben Zijn Heilige Geest bedroefd........ dat heeft niet alleen betrekking op de woestiijnreis, maar dat zien we voortdurend de geschiedenis door. Er ontstond droefheid in Gods Geest.
Hij Zelf heeft tegen hen gestreden..... Het toekomstige 'Zo werd Hij hen tot een Heiland!' (vs. 8) had een tegenhanger in de tijd 'Hij veranderde voor hen tot een vijand'. In Jesaja 1:20, maar ook in de 'zegen en vloek' van Deuteronomium 28 werd het volk daar al voor gewaarschuwd.
Toch dacht Hij aan de dagen vanouds, aan Mozes, aan Zijn volk........ De gedachten gaan terug naar de tijd dat het volk onder leiding van Mozes uit Egypte trok.
Maar nu, waar is Hij Die hen deed opgaan uit de zee met de herders van Zijn kudde..... Yahweh herinnert eraan dat de verlossing de hulp steeds van Hem kwam. Hij zorgde dat Zijn Heilige Geest in hun midden was.
Die Zijn luisterrijke arm heeft doen gaan aan de rechterhand van Mozes......het gaat hier steeds om de leiders van het volk die door Yahweh ondersteund werden. God vergezelde Mozes met de arm van Zijn luister, aan Mozes rechterhand. Die het water voor hun ogen doormidden spleet om Zich een eeuwige Naam te maken...... dit grote wonder was zo indrukwekkend voor de wereld in die dagen, maar spreekt ook nog tot ons van Zijn almacht. Hij deed hen gaan door de diepe wateren......
Als een paard in de woestijn struikelden zij niet...... normaal gesproken zou zo'n reis onbegonnen werk zijn. Men zou te paard de reis moeten maken, maar het volk kon zonder struikelen doen wat een paard in die dagen deed.
als een dier dat in de vallei afdaalt, heeft de Geest van de HEERE hun rust gegeven...... Er waren iedere keer moeilijke situaties, maar de rust werd hersteld en men ging verder en God trok voor Zijn volk uit en Hij beschermde de achterhoede. Dat zorgde voor rust.
Zo hebt U Uw volk geleid om U een luisterrijke Naam te maken...... als we dit lezen moeten we vaststellen dat God de dingen niet doet om Zijn volk, maar om Zijn heilige Naam. Zijn Naam is ook Zijn eer. (Exodus 14:4; Psalm 115:1; Ezechiël 36:22).
Ezechiël 36:22 Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent.
Vooral als Israël ongehoorzaam is moeten ze weten dat God geen zegeningen geeft omdat ze zo geweldig van zichzelf denken. Gods Naam maakt dat al Zijn beloften stand blijven houden, ondanks het gedrag van zijn gunstgenoten. Maar Zijn voorwaarden blijven ook van kracht. Hij is dat aan Zijn Naam verplicht. Hij is ten volle betrouwbaar!
Jesaja 63:15-19 Kijk neer uit de hemel en zie uit Uw heilige en luisterrijke woning. Waar zijn Uw na-ijver en Uw machtige daden, Uw innerlijke bewogenheid en Uw barmhartigheid? Ze houden zich jegens mij in. 16. Toch bent U onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet. U, HEERE, bent onze Vader; onze Verlosser van oude tijden af is Uw Naam. 17. HEERE, waarom doet U ons afdwalen van Uw wegen? Waarom verhardt U ons hart, zodat wij U niet vrezen? Keer terug omwille van Uw dienaren, de stammen van Uw eigendom. 18. Slechts korte tijd heeft Uw heilig volk het in bezit gehad. Onze tegenstanders hebben Uw heiligdom vertrapt. 19. Wij zijn geworden als mensen over wie U van oude tijden af niet hebt geheerst, die niet naar Uw Naam zijn genoemd.
Kijk neer uit de hemel en zie uit Uw heilige en luisterrijke woning........ Jesaja vereenzelvigt zich in dit gebed opnieuw met het volk. Jesaja verwoordt de eerlijke gevoelens die onder het volk leven.
Waar zijn Uw na-ijver en Uw machtige daden, Uw innerlijke bewogenheid en Uw barmhartigheid......? Het voelt voor hen of de ijver en de kracht van YAHEH ver te zoeken is. Als men dat zo beleeft is het ook eerlijk om dat tegen God uit te spreken. Jesaja vraagt, en het klinkt haast als een verwijt: waar zijn uw bewijzen van meeleven en barmhartigheid? Het lijkt wel of U zich inhoudt om die te laten zien.
Toch bent U onze Vader...... de titel Vader voor Yahweh wordt in het Eerste Testament maar enkele malen genoemd. Maar hier - en ook in Jesaja 64 - komt deze aanspreektitel heel bewust naar voren. Alsof men in het gebed wil uitdrukken: 'een Vader beschermt Zijn kinderen toch?' Voor ons is het duidelijk dat God door Yeshua onze Vader wordt. We zijn als gelovigen één met Yeshua en God wilde ons met Yeshua alle dingen schenken (Rom. 8:32).
Alleen in Yershua is God onze Vader. Maar in feite geldt dat voor Israël bij voorbaat net zo! Yeshua was daar vóór Zijn vleeswording als rots, als Engel verborgen aanwezig. Hij heeft tijdens Zijn verblijf op aarde in een menselijk lichaam, ook de zonden van gelovigen verzoend onder het Eerste Testament (Hebreeën 9:15). God is voor allen, onder het oude en onder het nieuwe verbond, onze Vader in Yeshua de Messias.
onze Verlosser van oude tijden af is Uw Naam....... Israel noemt God ‘onze Vader’, maar het voelt niet zo. Waar is God? Waarom houdt U Zich afzijdig? Waarom grijpt U niet in? U bent onze Verlosser vanouds, waar zijn Uw grote daden op dit eigen moment?
Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet..... ze zijn op de hoogte van de vaderen, de aartsvaders Abraham en ook Jakob (Israël), maar dat zijn mensen van het verleden, die niet kunnen helpen. U kunt uw volk toch niet in de ellende laten?
HEERE, waarom doet U ons afdwalen van Uw wegen.....? Heeft het volk gelijk in zijn verwijt dat het ook wel aan God Zelf ligt, dat zij zijn zoals ze zijn? Nee, ze hebben geen gelijk. Kijk maar eens naar deze voorvaders Abraham en Izaäk en Jakob. Die mogen het bij tijden moeilijk gehad hebben, maar ze zijn blijven vertrouwen op YAHWEH.
Waarom verhardt U ons hart, zodat wij U niet vrezen......? Ook dit is een verkeerde voorstelling van zaken. God verhardde het hart van de Farao, nadat hijzelf zich al verhard had. Een mens kiest daar zelf voor. (zie Exodus 4:21 en Romeinen 1:24).
Keer terug omwille van Uw dienaren, de stammen van Uw eigendom...... dit is ongetwijfeld een emotioneel, maar de juiste vraag als die gepaard gaat met schuldbelijdenis. Dit zou ook de vraag moeten zijn van Israël in de moeilijke omstandigheden van vandaag. Zoals Yeshua dat zei:
Mattheüs 23:39 Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!
Slechts korte tijd heeft Uw heilig volk het in bezit gehad........ Onze tegenstanders hebben Uw heiligdom vertrapt....... deze tekst maakt het moeilijk om dit hoofdstuk te dateren. De hoofdstukken staan niet altijd in chronologische volgorde.
Sommige commentaren plaatsen deze geschiedenis in de Babylonische ballingschap. Maar Jesaja was niet bij het volk in Babel. Men neemt aan dat hij gestorven (mogelijk doormidden gezaagd: Hebr. 11:37). is in de tijd dat koning Manasse regeerde.
De Babyloniërs hebben weliswaar voorwerpen uit de tempel geroofd, maar de tempel niet vertrapt of vernield. Waarschijnlijk is dit door de Edomieten gedaan (Psalm 137:7; Obadja 1:11-13; zie dit bericht). Deze mogelijkheid lijkt voor de hand te liggen, temeer omdat in dit hoofdstuk ook het oordeel over Edom wordt uitgesproken en in het volgende hoofdstuk vermeldt vers 11 het verbranden van de tempel.
Er wordt in sommige commentaren verondersteld dat deze geschiedenis ten tijde van de goddeloze koning Achaz kan hebben plaatsgevonden. Toen werd de tempel op uiterst afgodische wijze ontwijd. Zo'n situatie deed zich ook voor tijdens koning Manasse.
Wij zijn geworden als mensen over wie U van oude tijden af niet hebt geheerst, die niet naar Uw Naam zijn genoemd........ Hier wordt min of meer gezegd dat ze nu net als de heidenen zijn. Geen land meer, geen tempel. Jesaja als woordvoerder kijkt naar de toestand van Gods volk en schreeuwt het uit van pijn. Waarom heeft God dit toegestaan? Wat is de reden van dit alles? In Jesaja is zoveel profetisch, dat ook deze situatie, inclusief het gebed, profetisch kan zijn bedoeld. Omdat God Jesaja liet zien wat er ging gebeuren, was Jesaja daarover ten diepste ontsteld.
Ida