English & other languages: click here!
Jesaja 62 herstel van Jeruzalem
- De vernieuwing (1-5)
- Aansporing tot gebed (6, 7)
- Gods belofte voor Zijn stad (8,9)
- Oproep aan de ballingen (10-12)
De context:
Jesaja 60 gaat ook over de toekomstige heerlijkheid van Sion en over de Messias zelf
Jesaja 61 De rol van de Messias
Jesaja 63 wat vooraf gaat aan de vernieuwing – het oordeel is alleen mogelijk door de komst van Messias
Het herstel door de Messias kan niet plaatsvinden zonder oordeel (Jesaja 53) een oordeel over Israël dat ook voor de hele wereld komen gaat
Lees hoofdstuk 62
Deel 1: De vernieuwing (1-5)
1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn, totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans, en haar heil als een brandende fakkel. 2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien en alle koningen uw luister; u zult met een nieuwe naam genoemd worden, die de mond van de HEERE bepalen zal. 3 U zult een sierlijke kroon zijn in de hand van de HEERE en een koninklijke tulband in de hand van uw God. 4 Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene, en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij, maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar, en uw land: getrouwde; want de HEERE verlangt naar u, en uw land zal getrouwd worden. 5 Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u; zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden.
In dat eerste vers zien we al duidelijke verwijzingen naar de komende Messias. Als er staat “uw heil komt” dan staat er in feite “uw Yeshua komt”. We zien in dit hoofdstuk een beeld van een huwelijk, een feest. Het eerste vers van hoofdstuk 62 kondigt meteen al aan dat het een feest zal zijn: ´Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn”. . Denk dan aan Jesaja 42 waar we in vers 14 lezen:
14 Ik heb van ouds gezwegen, Ik heb Mij stil gehouden en Mij ingehouden;
De Here God heeft al die tijd van 70 jaren ballingschap gezwegen. En dan Jesaja 57:11
Maar voor wie bent u beducht of bevreesd geweest? U hebt immers gelogen en hebt aan Mij niet gedacht, Ik ben u niet ter harte gegaan. Is het niet omdat Ik heb gezwegen, en dat van oude tijden af, dat u Mij niet vreest?
Het volk ziet het zwijgen van de Heere niet als een soort aanloop of pauze, of herinnering aan hun eigen zonde, als een mogelijkheid om zich te bekeren. Maar ze zegt “waar blijft de Here nou, Hij doet niets, Hij zwijgt steeds”. Eindelijk is het moment dan gekomen dat de Here zegt “Ik houd nu op met zwijgen, Ik zal nu spreken en dat is omwille van Sion”.
Sion is de naam van een berg. De stad op de berg Sion is Jeruzalem. Sion en Jeruzalem worden in het boek Jesaja steeds door elkaar heen gebruikt. Een bewijs daarvoor is Jesaja 2:3
En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem.
Dit is weer zo’n parallellisme: twee regels die dezelfde betekenis hebben en waar synoniemen gebruikt worden “uit Sion” en “uit Jeruzalem”.
In vers 2 wordt de Naam van de HEERE genoemd, ook mogelijk ”Knecht van de HEERE”, de Messias – of de profeet is ook mogelijk, zijn stem smelt in de profetie samen met de HERE GOD.
In hoofdstuk 61 spreekt Jesaja de woorden van de Messias “de Geest des Heeren is op Mij”. De Messias verbreekt het zwijgen. Maar terug naar hoofdstuk 62, waarvan Jeruzalem gezegd wordt dat: “gerechtigheid opkomt als een lichtglans, en haar heil als een brandende fakkel.”
Ook hier zien we weer een parallellisme, het tweede in hetzelfde vers. Brandende fakkel en de lichtglans gerechtigheid-verlossing en zoals in Lukas 1 en 2 is verwoord is in de lofzangen van Zacharia en Simeon:
Lukas 1: 74 dat wij, verlost uit de hand van onze vijanden, Hem zouden dienen zonder vrees, 75 in heiligheid en gerechtigheid voor Hem alle dagen van ons leven.
Lukas 2:32 een licht om de heidenen te verlichten en om Uw volk Israël te verheerlijken.
De woorden van God verspreiden Licht, vers 2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien en alle koningen uw luister;
De mond van de HEERE bepaalt een nieuwe naam voor Jeruzalem. Dat zal na een zuivering gebeuren. Net zo als Jacob worstelde met God en daarna een nieuwe naam kreeg. Als Israël met God gestreden heeft zal Jeruzalem een nieuwe naam krijgen. De mond des Heren zal dit in de toekomst bepalen.
Vers 12 licht al een stukje op van de sluier over het karakter de nieuwe naam die nu nog verborgen is:
Zij zullen hen noemen: het heilige volk, de verlosten van de HEERE, en u zult genoemd worden: Gezochte, Stad die niet verlaten is. (Derushah, Ir lo ne’ezavah)
Het zal een veranderd Jeruzalem zijn dat deze nieuwe naam van God ontvangt. In Ezechiël 48:35b wordt alweer een tipje van de sluier opgelicht over die nieuwe naam:
"En de naam van de stad zal vanaf die dag zijn: DE HEERE IS DAAR." יְהוָה שָׁמָּה YAHWEH SHAMAH !
Vers 3:
U zult een sierlijke kroon zijn in de hand van de HEERE en een koninklijke tulband in de hand van uw God.
Deze sierlijke kroon, deze tiara drukt de Koninklijke waardigheid van Jeruzalem uit. Het is de centrale as van bovenstaande chiastische structuur. Het is God die zo naar het toekomstige Jeruzalem kijkt. De tulband (niet de cake-vorm zoals die bij ons bekend is) is een lang lint van gekleurd linnen, gewikkeld om een stevige vorm, zoals de koning en de hogepriester die droegen.
- Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene, en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij,
In Jesaja 49:14 zegt Jeruzalem zelf “De HEERE heeft mij verlaten (שְׁמָמָה shemamah verlaten), de Heere heeft mij vergeten.”
In Jesaja 54:7 zegt de HEERE: “Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten”, maar dat zal niet meer gebeuren! Geen woestenij meer. Vers 4 zegt verder: maar u zult genoemd worden: “Mijn welgevallen is in haar” (Geftzibah חֶפְצִי-בָהּ welgevallen, mijn vreugde is in haar). De moeder van Manasse heette zo. 2 Koningen 21:1.
Yahweh zei van Zijn Zoon “Dit is Mijn geliefde zoon”. God heeft welgevallen in Zijn Zoon en in de toekomst in Jeruzalem!
“Uw land “getrouwde” Het land wordt “be’ulla” בְּעוּלָה genoemd. Dit is een werkwoordvorm van “heer zijn over”, wat verlangen en genieten uitdrukt “gafets חָפֵץ” en Uw land zal getrouwd worden.
5 Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u;
Waarom heet Jeruzalem zo? Omdat de Here het ook gedaan heeft. Hij zal daadwerkelijk doen wat in de naam is opgesloten. ”Jongemannen, vrouwen en kinderen met u” = hier worden de inwoners Jeruzalem genoemd, die zich verbonden weten met Jeruzalem, niet als mensen die er nu eenmaal wonen, maar ze zijn vol van verlangen en genieten ervan.
zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden.
God heeft een huwelijk met hen en Hij verblijdt zich over de bruid, over Israël, dat is een moment van een zo groot mogelijke blijdschap. Het zal uitstralen naar alle volken. Israël is de” sierlijke kroon”, zoals het oorspronkelijk bestemd is geweest.
Deel 2: Aansporing tot gebed (6, 7)
Vers 6 Op uw muren, Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld. Nooit zullen zij zwijgen, heel de dag en heel de nacht niet. U die het volk aan de HEERE doet denken, gun u geen rust. 7 Ja, geef Hem geen rust, totdat Hij Jeruzalem gegrondvest heeft en gesteld heeft tot een lof op aarde.
Wie spreekt hier in dit gedeelte? De Messias, God, de profeet? De profetische stemmen versmelten in elkaar.
Wie zijn die wachters? In Jesaja 52: 8 verheffen de wachters hun stem. Zouden het engelen zijn, door God aangesteld? Nooit zullen zij zwijgen dag en nacht niet. De muren zijn herbouwd in de tijd van Ezra en Nehemia. Op het moment dat Jesaja dit spreekt, worden de muren juist gesloopt. In Daniël 4:13 wordt ook een wachter genoemd, als een heilige die van de hemel neerdaalde om de wacht te houden. Zoals er ook engelen naar de herders afdaalden om te zeggen dat de Heiland geboren was.
De niet-Joden die in onze tijd de muren van Jeruzalem opgaan, nemen deze profetie heel letterlijk. Zij spreken het Woord van God uit over Jeruzalem. Zij doen dat totdat God Jeruzalem gesteld heeft tot een lof op aarde. We hoeven niet perse de muren op te gaan. We kunnen ook overdrachtelijk in gebed over Israël waken. We moeten allemaal wachters zijn.
Jesaja schrijft eerder over wachters.
Jesaja 21: 11 Men roept mij uit Seïr toe: Wachter, hoe staat het met de nacht? Wachter, hoe staat het met de nacht? 12 De wachter zei: De morgenstond is gekomen, maar het wordt ook nacht.
Ook dit is profetisch voor onze tijd. We zien uit naar de morgen, maar er komt eerst nog een nacht. In vroeger tijden stonden er wachters op de muren om te kunnen waarschuwen als er vijanden in aantocht waren. In die zin kunnen we ook wachters zijn. Maar vers 6 van ons hoofdstuk zegt: “U die het volk aan de HEERE doet denken”. Dat is de taak van de wachter, om het volk aan de HEERE te herinneren. De taak van de wachter is ook om Yeshua als Verlosser aan te wijzen.
Verder staat er in vers 7: “ geef Hem (de HEERE) geen rust”. Het gaat om aanhoudend gebed.
In Lukas 11 spreekt Yeshua over het gebed en als voorbeeld noemt hij iemand die midden in de nacht naar zijn vriend gaat met de vraag om drie broden. De man in het voorbeeld zegt: “ mijn vriend is van een reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten”. Dan zegt Yeshua: “om zijn onbeschaamdheid zal die vriend opstaan en hem er zoveel geven als hij nodig heeft.”
Een ander voorbeeld in verband met gebed, lezen we in Lukas 18: 5. Hier gaat het over een weduwe die steeds weer naar de rechter gaat om haar recht te krijgen. Ze valt hem zo lastig dat hij haar uiteindelijk haar zin geeft. Yeshua geeft dan in vers 7 en 8 als conclusie:
Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, ook wanneer Hij lang wacht om hen te hulp te komen. Ik zeg u dat Hij hun met spoed recht zal doen. Maar zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?
Zie je, ook hier gaat het om mensen die dag en nacht tot Hem roepen, net zo als de wachters in Jesaja 62: 6.
Dan besluit vers 6 met: “totdat Hij Jeruzalem gegrondvest heeft en gesteld heeft tot een lof op aarde.”
Dit brengt ons weer terug bij de verzen 1 en 2 van Jesaja 62: totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans, en haar heil als een brandende fakkel.
Zo zal Jeruzalem hier op aarde een “lof” zijn voor haar God.
Deel 3: Gods belofte voor Zijn stad (8,9)
8 De HEERE heeft gezworen bij Zijn rechterhand en bij Zijn sterke arm: Nooit zal Ik uw koren meer geven als voedsel aan uw vijanden, en nooit zullen vreemdelingen meer uw nieuwe wijn drinken waarvoor u zich ingespannen hebt!
9 Maar wie het inzamelen, zullen het eten en de HEERE prijzen, en wie hem oogsten, zullen hem drinken in de voorhoven van Mijn heiligdom.
Gezworen bij Zijn rechterhand……. en dan de belofte eraan verbonden. Er ligt een belofte ten grondslag aan het gebed dat één gemaakt wordt met de belofte.
God heeft beloofd iets te zullen doen en geeft ons de mogelijkheid ervoor te bidden. Dan moet er ook in die richting gebeden worden. Het gaat hier om een eed door Yahweh gezworen. Er zijn vele eden door God gezworen, maar meestal bij Hemzelf, Zijn Heiligheid, Zijn Naam. Deze eed wordt gezworen bij Zijn rechterhand.
Jesaja 49: 13 Want Ik heb bij Mijzelf gezworen, spreekt de HEERE, dat Bozra zal worden tot een verschrikking, tot smaad, tot een verwoeste plaats en tot een vloek. Al zijn steden zullen tot eeuwige puinhopen worden.
Genesis 22: 16 Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de HEERE: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt, 17 zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben. 18 En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.
Jesaja 45: 23 Ik heb gezworen bij Mijzelf – uit Mijn mond is in gerechtigheid een woord uitgegaan en het zal niet terugkeren – dat voor Mij elke knie zich zal buigen,
Jeremia 51:14 De HEERE van de legermachten heeft gezworen bij Zichzelf:
Amos 4: 2 De Heere HEERE heeft gezworen bij Zijn heiligheid dat er, zie, dagen voor u komen dat men u zal optrekken met haken en wie na u overblijft, met vishaken.
Jeremia 51: 14 De HEERE van de legermachten heeft gezworen bij Zichzelf: Al heb Ik u met mensen gevuld als met treksprinkhanen, toch zal men over u de vreugderoep aanheffen.
Psalm 89: 36 Eens heb Ik gezworen bij Mijn heiligheid: Nooit zal Ik tegen David liegen!
Jeremia 44: 26 Daarom, luister naar het woord van de HEERE, heel Juda dat in het land Egypte woont: Zie, Ik zweer bij Mijn grote Naam, zegt de HEERE: Als Mijn Naam ooit nog zal worden aangeroepen door de mond van enig man uit Juda in heel het land Egypte, die zegt: Zo waar de Heere HEERE leeft!
Bij de eed in Jesaja 62 wordt niet Gods eigen Naam, of heiligheid als getuige genoemd, maar Zijn rechterhand. En wie zit er nu aan Zijn Rechterhand? Hem die één met Hem is, de goddelijke Zoon: Yeshua. Dit verwijst naar de toekomst als het Koninkrijk van de Messias op aarde gevestigd zal zijn.
Jesaja 62: 9 Maar wie het inzamelen, zullen het eten en de HEERE prijzen, en wie hem oogsten, zullen hem drinken in de voorhoven van Mijn heiligdom.
Ze zullen hun eigen koren tot brood kunnen bakken en hun eigen druiven tot wijn kunnen produceren (wat inmiddels al gebeurt!). In de tijd van Jeremia gingen de zeevarende Filistijnen het land in om de producten door Israël verbouwd, te roven. Dit werd ook gedaan door buurlanden. Ze kunnen straks de nieuwe wijn drinken in de voorhoven van Gods heiligdom. Hier wordt gedaan wat de wet vraagt in Deuteronomium 14: waar de tiende van koren en olie naar Jeruzalem gebracht zal worden en de priesters namens het volk ervan zullen eten. De oogst van hele land in het heiligdom . De wet op de tienden staat in Deut.14:22-27. In vers 24 een speciale regel voor als de weg te lang of dat wat meegenomen moet worden teveel is om te dragen, dan mag het ten gelde worden gemaakt en moesten ze gaan naar: de plaats die de HEERE, uw God, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te vestigen.
Deel 4: Oproep aan de ballingen (10-12)
10 Ga door, ga door, de poorten door, bereid de weg voor het volk, verhoog, verhoog de gebaande weg, zuiver hem van stenen, steek een banier omhoog boven de volken. 11 Zie, de HEERE heeft het doen horen tot aan het einde der aarde: Zeg tegen de dochter van Sion: Zie, uw heil komt, zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich en Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit. 12 Zij zullen hen noemen: het heilige volk, de verlosten van de HEERE, en u zult genoemd worden: Gezochte, Stad die niet verlaten is.
Terug in de tijd van de ballingschap. Niet iedereen ging mee terug naar het Beloofde Land. Deze oproep staat in het licht van de wachters die bidden, “Ga door, de poorten door, zuiver hem van stenen…. dochter Sion, Gezochte, stad die niet verlaten is ….. “ als oproep aan degenen die in Jeruzalem zijn om de weg te bereiden, maar mogelijk ook aan de ballingen om door de poorten van Babel heen, terug te komen. Bereid de weg, zoals Johannes de doper de weg bereidde voor Yeshua, maar nu voor het volk. Gooi de kuilen vol… zuiver het van stenen, maak zichtbaar de weg.
Vers 11 De HEERE heeft het doen horen tot het einde der aarde. Dochter van Sion, …. Zie uw heil komt,
Jesaja 62:11 zegt, “uw heil komt”. Yeshua's naam in het Hebreeuws is יְשׁוּע. De woorden “uw heil” in de frase “uw heil komt” zijn afgeleid van het Hebreeuws woord voor redding/verlossing, en het bezittelijk suffix, zoals in uw יִשְׁעֵךְ. Dit vers zegt letterlijk: UW REDDING (YESHUA) KOMT!
We gaan verder met vers 11: er komt loon, bevrijding van het knechtschap, het terug ontvangen van luister, rijkdom: koren en wijn. Er wordt alvast iets van de belofte zichtbaar. Het is een voorlopige verlossing. De stichting van de staat Israël is een vooruit wijzing, maar nog niet de volle vervulling. De volkeren zullen hen noemen “heilig volk”, zo was het bedoeld om Zijn naam te dragen. Tot op zekere hoogte waren het de Perzen en met name Kores die dat bijzondere karakter erkende. Dit sprak Kores uit:
Ezra 1: 3 Wie er onder u ook maar tot al Zijn volk behoort – zijn God zij met hem – laat hij optrekken naar Jeruzalem, dat in Juda ligt, en laat hij het huis van de HEERE, de God van Israël, bouwen; Hij is de God Die in Jeruzalem woont.
De heidenen konden begrijpen dat Israël een machtige God had. Dat was ook zichtbaar toen Alexander de Grote de tempel in Jeruzalem liet staan. In het Oude Midden Oosten was het gebruikelijk dat veroveraars hun goden erbij in tempel plaatsten, anderen namen ze mee. Er was dan een uitwisseling van goden. In Jeruzalem was geen godsbeeld, en dat konden ze niet meenemen. Die uitwisseling van goden was bedoeld om vrede te bereiken. In Israël was geen uitwisseling van afgoden mogelijk. Wel hebben de Filistijnen eens de ark buit gemaakt.
12 Zij zullen hen noemen: het heilige volk, de verlosten van de HEERE,
De titel “Heilig volk” werd wel door Perzen gebruikt. Epifanus 4 accepteerde geen tempeldienst aan Jahweh, hij dacht dat hijzelf God was. De Romeinen dachten dat Joden godloochenaars, atheïsten waren.
De volken zullen de gerechtigheid zien, waarvan in vers 1 en 2 sprake is. Alles wat in de verzen 10 tot en met 12 vermeld is, komt terug. Wat er in vers 12 staat zal de toekomst zijn: een heilig volk en verlosten van de HEERE.
Ze zullen de nieuwe naam voor Jeruzalem ontvangen waarvan mijn Welgevallen en De Getrouwde (“geftziba” en “be’ula”) het karakter aangeven. Jesaja 2:3 wordt werkelijkheid:
3 Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem.
Nog één passage “Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem”. Dit betekent dat Israël taken gaat vervullen. Dat was de bedoeling. Dat zien we gebeuren in Openbaringen 7:4 waar het gaat over 144.000 verzegelden, 12.000 uit iedere stam. Zij zijn het middel waarmee God de grote schare tot bekering zal brengen, samen met de twee getuigen. Israël zal in de toekomst deze functie weer vervullen, dat hebben we geleerd in Jesaja 62.
Van de Barry and Batya Segal's Shma Yisrael CD. Youtube
Dit artikel is oorspronkelijk van Rob Veen en is te beluisteren op onderstaande link. Ik heb het beluisterd en het grotendeels in mijn woorden weergegeven en hier en daar iets toegevoegd of aangepast. In deze aflevering wordt hier en daar ten onrechte onderscheid tussen Israël en de gemeente gemaakt, terwijl zij één zijn in Christus (Efeze 2:14,19).
https://www.youtube.com/watch?v=JDBZC5uOz8Q
Ida