English: click here!

Jesaja 36 - Ontmoedigende aanval op geloofsvertrouwen


De hoofdstukken 36-39 vormen een historisch tussenvoegsel tussen het eerste en tweede deel van het boek van Jesaja. Het eerste deel (hoofdstuk 1-35) bestaat uit profetieën van oordeel en zegen voortkomende uit de Assyrische periode. Het tweede deel bestaat uit profetieën van troost, afkomstig uit de Babylonische periode.

De Assyrische invasie. hier beschreven, speelde op de achtergrond bij een groot deel van de profetieën in Jesaja 1 - 35.  In de tijd van Jesaja 36:1-3 had het Assyrische leger zowel Syrië als het noordelijke koninkrijk Israël veroverd en het platteland verwoest. 

In dit hoofdstuk lezen we over de aanval op Juda door Koning Sanherib van Assyrië. Hij stuurt een hoge functionaris naar Jeruzalem. Deze probeert met godslasterlijke woorden koning Hizkía en de bevolking te bewegen zich over te geven aan de koning van Assyrië.


Jesaja 36:1-3 In het veertiende jaar van koning Hizkia gebeurde het dat Sanherib, de koning van Assyrië, optrok tegen alle versterkte steden van Juda en ze innam. 2. De koning van Assyrië zond de commandant van Lachis naar Jeruzalem, naar koning Hizkia, met een sterke legermacht. Hij stelde zich op bij de waterloop van de bovenvijver, op de hoofdweg naar het Blekersveld. 3. Toen ging Eljakim, de zoon van Hilkia, het hoofd van de hofhouding, de stad uit naar hem toe, met Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier.

In het veertiende jaar van koning Hizkia...... we kunnen hiermee de gebeurtenis van de hoofdstukken 36 en 37 dateren op 701 v. Chr. toen Juda geregeerd werd door de godvrezende koning Hizkia. Deze bijzondere geschiedenis wordt ook beschreven in 2 Koningen 18:13-27 en 2 Kronieken 32:1-19.  In de eerste zeven verzen van 2 Koningen 18 staat een bijzonder goed getuigenis over koning Hizkia. 

2 Koningen 18:3 Hizkia deed wat juist was in de ogen van de HEERE, overeenkomstig alles wat zijn vader David gedaan had.

dat Sanherib, de koning van Assyrië, optrok tegen alle versterkte steden van Juda en ze innam...... opnieuw horen we hier over de beruchte Sanherib, koning van het toenmalige grote wereldrijk Assyrië, die optrok naar Juda en de versterkte steden aldaar overwon. 

Versterkte steden in Juda die in de Bijbel genoemd worden zijn Lachis en Azéka (Jeremia 34:7). Zo'n stad moest aan drie vereisten voldoen: ze moest (1) muren hebben om de vijand tegen te houden, (2) wapens waarmee de verdedigers de aanvallers konden terugslaan en (3) een toereikende watervoorziening. Links een wandpaneel van gips in reliëf; gesneden in laag reliëf; Sanherib ziet de verovering van Lachis. Hij zit op een troon en kijkt toe hoe gevangenen voor hem worden gebracht en geëxecuteerd. Achter hem staat een tent; er is een strijdwagen op de voorgrond en er zijn lijfwachten omheen gestationeerd. Het gezicht van de koning is in de oudheid opzettelijk beschadigd. Het reliëf draagt twee spijkerschriftinscripties. (British Taylor Museum)

De vermelding van Lachis is historisch gezien belangrijk. Lachis lag vijftig kilometer ten zuidwesten van Jeruzalem. Archeologen hebben daar een put ontdekt met de overblijfselen van ongeveer 1.500 slachtoffers van de aanval van Sanherib. 

Juda was sinds koning Achaz, de vader van koning Hizkia al een vazalstaat van Assyrië. Hizkia wilde geen schatting betalen, maar toen Sanherib hem bedreigde deed hij dat toch om aan een aanval op Jeruzalem te ontkomen. Helaas, het hielp hem niet. 

De koning van Assyrië zond de commandant van Lachis naar Jeruzalem, naar koning Hizkia met een sterke legermacht.....  die commandant was één van zijn hoogwaardigheidsbekleders, een functie die in het Hebreeuws 'rabsake' genoemd wordt. Hij kwam met een geweldig sterk leger. Het spreekt vanzelf dat dit angst inboezemde, zowel bij de koning als bij het volk. 

Hij stelde zich op bij de waterloop van de bovenvijver, op de hoofdweg naar het Blekersveld..........

Waarschijnlijk is de waterloop een redelijk hoge plek buiten de muren van Jeruzalem. De bron Gihon, is een plek die ook nog de levensader – waterloop oftewel een aquaduct – voor de stad Jeruzalem bevatte. De bron ligt aan de noordzijde van de
Davidsstad, ten oosten van de Ofel buiten de muur. Vanaf de Gihonbron loopt er een tunnel naar de Siloamvijver binnen de stad. Het was in die zin een cruciale levensader voor de stad. Het is koning Hizkia die de tunnel heeft laten aanleggen (2 Kon. 20:202 Kron. 32:30). Het was een knap staaltje bouwtechniek voor die tijd. Hizkia was nauw betrokken bij de uitvoering ervan. Zie hier een video over deze tunnel. Bezoekers kunnen in Jeruzalem nog steeds door die watertunnel waden. Behalve het herstellen van Jeruzalems muren – 2 Kronieken 32:5 -  had Hizkia ook oog voor de primaire levensbehoefte voor een belegerde stad: water.  Op dezelfde plaats waar ooit de profeet Jesaja koning Achaz ontmoette. Jesaja waarschuwde hem toen dat hij niet moest letten op de dreiging van de vijandige legermacht, maar zijn vertrouwen op YAHWEH moest stellen (Jesaja 7:3). Terwijl de rabsake daar staat, komen er drie bestuurders van de regering van Hizkia hem tegemoet.

Jesaja 36:4-6 Daarop zei de commandant tegen hen: Zeg toch tegen Hizkia: Dit zegt de grote koning, de koning van Assyrië: Wat is dit voor vertrouwen dat u koestert? 5. Ik zeg (maar het is lippentaal): Er is beraad en gevechtskracht voor de oorlog. Op wie stelt u nu uw vertrouwen, dat u tegen mij in opstand komt? 6. Zie, u vertrouwt op die geknakte rietstaf, op Egypte. Maar als iemand daarop leunt, dringt hij in zijn hand en doorboort die. Zo is de farao, de koning van Egypte, voor allen die op hem vertrouwen.

Wat is dit voor vertrouwen dat u koestert.......? Dit zegt die belangrijke commandant namens wat hij noemt 'de grote koning, de koning van Assyrië'.  Op wie stelt u nu uw vertrouwen, dat u tegen mij in opstand komt?......De rabsake zegt dit natuurlijk niet om Juda een vast vertrouwen te geven in YAHWEH, die hen kan en zal bevrijden van de Assyriërs.  Er wordt een psychologisch spelletje gespeeld om Juda te ontmoedigen en hen angst aan te praten. Een bekende strategie van de duisternis, zowel in het persoonlijke leven als in de politiek en oorlogsvoering. Een strategie die ook de komende antichrist zal kenmerken. Het is opvallend dat hij Hizkia geen enkele keer koning noemt. Volgens Assyrië is er maar één koning.

Zie, u vertrouwt op die geknakte rietstaf, op Egypte.......  De commandant weet dat de volken op Egypte vertrouwen. Maar Jesaja had steeds profetisch gewaarschuwd om niet op Egypte te vertrouwen (Jesaja 19:11-17, Jesaja 20:1-6, Jesaja 30:1-7).

Maar als iemand daarop leunt, dringt hij in zijn hand en doorboort die....... het is nog waar ook wat de commandant zegt. Maar het is bedoeld om overgave af te dwingen en niet om Juda te waarschuwen voor de farao, de koning van Egypte.. 

Jesaja 36:7 En als u tegen mij zegt: Wij vertrouwen op de HEERE, onze God – is Hij het niet van Wie Hizkia de offerhoogten en altaren verwijderd heeft? En heeft Hizkia niet en tegen Juda en tegen Jeruzalem gezegd: Voor dit altaar moet u zich neerbuigen?

En als u tegen mij zegt: Wij vertrouwen op de HEERE, onze God..... nu gaat de commandant te ver. Hij gaat YAHWEH, de God van Israël in diskrediet brengen. Van die God moest Hizkia alle offerhoogten en altaren verwijderen. Ja, natuurlijk, want die offerhoogten waren bestemd voor de Baäldienst. Het was goed dat koning Hizkia het volk gebood om alleen YAHWEH te vereren. Maar de rabsake probeert hier de betrouwbaarheid van de ware God te belasteren. Dat is heel ernstig.

Jesaja 36:8-9 Nu dan, ga toch een weddenschap aan met mijn heer, de koning van Assyrië: ik geef aan u tweeduizend paarden, als u van uw kant daarvoor de ruiters kunt leveren! 9. En hoe zou u ooit een aanval kunnen keren van een enkele landvoogd van de geringste dienaren van mijn heer? U vertrouwt voor uzelf echter op Egypte vanwege zijn strijdwagens en ruiters.

Nu dan, ga toch een weddenschap aan met mijn heer, de koning van Assyrië......... welja, laten we een weddenschap aangaan nu we vlak voor een oorlog staan..... het optreden van de commandant is een spel waarvan hij, overtuigd van zijn eigen superioriteit, heimelijk geniet. De hele retoriek is bedoeld om zijn toehoorders tot wanhoop te drijven zodat ze zich aan hem zouden onderwerpen. Een bekende tactiek van satan.

ik geef aan u tweeduizend paarden, als u van uw kant daarvoor de ruiters kunt leveren......!  De 'sabsake' speelt in op de gevoelens van het publiek die, anders dan Jesaja en Hizkia, het toch nog  onuitgesproken van Egypte met zijn beroemde paarden verwachten. Ook al zou Assyrië hen tweeduizend paarden leveren, dan zou Juda geen geoefende ruiters daarvoor beschikbaar hebben. Het voorstel is dus alleen maar bedoeld om Juda te laten merken dat elk verzet zinloos is.  

hoe zou u ooit een aanval kunnen keren van een enkele landvoogd van de geringste dienaren van mijn heer.....? 'Zelfs al  we een landvoogd zouden sturen met minder begaafde strijders uit ons Assyrische leger, dan nog zou u geen schijn van kans maken.’ 

U vertrouwt voor uzelf echter op Egypte vanwege zijn strijdwagens en ruiters.......  de commandant 'weet' wel waarom Juda op Egypte zal vertrouwen:  jullie hebben zelf maar zo'n armoedig leger en wapentuig, daar win je geen oorlog mee. 

Jesaja 36:10 Nu dan, ben ik buiten de wil van de HEERE tegen dit land opgetrokken om het te gronde te richten? De HEERE heeft tegen mij gezegd: Trek tegen dit land op en richt het te gronde!

Ben ik soms buiten de wil van de HEERE tegen dit land opgetrokken.........?  nu trekt de rabsake zijn grootste troef.... jullie geloven in YAHWEH, nu Hij is degene die me hierheen gestuurd heeft om dit land te gronde te richten. Wat deze man hier zegt is geen leugen, al beseft hij waarschijnlijk niet eens dat God hem echt toestaat de wens van zijn hart uit te voeren.
De HEERE heeft tegen mij gezegd: Trek tegen dit land op en richt het te gronde....! YAHWEH wist dat Assyrië, inclusief zijn rabsake, de begeerte hadden om de landen ten gronde te richten en aan zich te onderwerpen. Dan komt het moment dat God zegt: 'ga maar, en doe wat je doen moet...!' Zo ging het immers ook later met Judas (Johannes 13:27). Alleen de uitkomst kan wel eens heel anders zijn dan wat de hoogmoedige mens verwacht. Uiteindelijk zal Hij zich voor God moeten verantwoorden en hij zal zijn straf niet ontgaan. We hebbende profetie van Jesaja kunnen lezen die het oordeel over Assyrië aankondigde (Jes. 10). 

In ieder geval is dit een beproeving van het geloof voor Juda, een loutering ook voor de gelovige Hizkia. Bovendien is het iets om van te leren. Want ook onze wereld wordt voor dergelijke situaties geplaatst, of het nu het gezin betreft, je werk of de politiek. Geloof maar dat ons vertrouwen op God in deze eindtijd wordt beproefd. 

Jesaja 36:11-12 Toen zeiden Eljakim, Sebna en Joah tegen de commandant: Spreek toch Aramees tegen uw dienaren, want dat verstaan wij. Spreek tegen ons geen Judees ten aanhoren van het volk dat op de stadsmuur is. 12. Maar de commandant zei: Heeft mijn heer mij alleen naar uw héér en naar ú gestuurd om deze woorden te spreken? Is het ook niet naar de mannen die daar op de muur zitten, om hun te zeggen dat zij met u hun eigen uitwerpselen zullen eten en hun eigen urine drinken?

Spreek toch Aramees tegen uw dienaren, want dat verstaan wij....... de drie bestuurders die de commandant namens koning Hizkia te woord stonden begrepen dat het toegestroomde volk alles kon horen wat er gezegd werd. Daarom adviseerden ze de rabsake om zijn eigen taal, het Aramees, te spreken, want dat konden ze wel verstaan. Dat zou toch beter zijn dan Judees ten aanhoren van het volk dat op de stadsmuur is. Ze begrepen dat het volk door al deze woorden alle moed zou verliezen en dat ze druk op de koning en de bestuurders zouden uitoefenen om zich dan maar over te geven. 

Heeft mijn heer mij alleen naar uw héér en naar ú gestuurd.... Is het ook niet naar de mannen die daar op de muur zitten? Het verzoek van de bestuurders heeft een averechts effect. Met stemverheffing laat hij de mannen uit het volk horen: dat zij met de bestuurders hun eigen uitwerpselen zullen eten en hun eigen urine drinken...  de rabsake liet het volk weten  hoe slecht de omstandigheden in Jeruzalem zouden zijn bij een langdurige belegering. Hij wilde dat bij iedereen die het hoorde de gevoelens van afschuw, angst en ontmoediging zouden toenemen. 

DE TOESPRAAK VAN DE RABSAKE

Jesaja 36:13-20 En de commandant stelde zich op, riep met luide stem in het Judees en zei: Luister naar de woorden van de grote koning, de koning van Assyrië! 14. Dit zegt de koning: Laat Hizkia u niet bedriegen, want hij zal u niet kunnen redden. 15. Laat Hizkia u ook niet doen vertrouwen op de HEERE door te zeggen: De HEERE zal ons zeker redden, deze stad zal niet gegeven worden in de hand van de koning van Assyrië. 16. Luister niet naar Hizkia, want dit zegt de koning van Assyrië: Geef u aan mij over, kom uit de stad naar mij toe. Dan mag ieder eten van zijn eigen wijnstok en ieder van zijn eigen vijgenboom, en ieder water drinken uit zijn eigen put, 17. totdat ik kom en u meevoer naar een land als uw eigen land, een land van koren en nieuwe wijn, een land van brood en wijngaarden. 18. Laat Hizkia u niet misleiden door te zeggen: De HEERE zal ons redden. Hebben de goden van de volken, ieder zijn eigen land, gered uit de hand van de koning van Assyrië? 19. Waar zijn de goden van Hamath en Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaïm? Hebben zij Samaria dan soms uit mijn hand gered? 20. Wie onder al de goden van deze landen zijn er die hun land uit mijn hand gered hebben? Zou de HEERE Jeruzalem dan wél uit mijn hand redden?

Daar stond hij dan, de woordvoerder van de koning van Assyrië, met de glans van zijn hooghartige oogopslag (Jesaja 10:12). Met zijn grootspraak is hij het beeld van de antichrist, die woordvoerder is van de grote koning satan. Door God gebruikt als "de roede van Zijn toorn' (Jesaja 10:5). Hij doet zijn best om het volk te laten afkeren van zijn koning, door God gezalfd en met een hart dat God toebehoort. Hij noemt Hizkia een bedrieger, die niets voor zijn volk betekent. Hij verwacht dat Hizkia het volk zal oproepen om op YAHWEH te vertrouwen. Hij roept het volk op niet naar Hizkia te luisteren, maar zet daar tegenover wat de Koning van Assyrië aan moois belooft. "Geef je aan mij over, ga Jeruzalem uit en kom naar mij!"  Het is de roep van de antichrist. De beloften klinken Bijbels: "eten van je eigen wijnstok en vijgenboom en water drinken uit je eigen put." Maar ook dat hij de bevolking zal meevoeren naar zijn land: "als uw eigen land, een land van koren en nieuwe wijn, een land van brood en wijngaarden". 

Het klinkt aantrekkelijk, maar het is een leugen. Ik citeer een beschrijving over dit rijk: "De Assyriërs genoten een ongekende reputatie van wreedheid. Op decoraties in hun eigen grote paleizen wordt afgebeeld hoe zij in het ene land na het andere plunderden, brand stichtten en verwoestingen aanrichtten. Hun koning Assurnasirpal gaat er prat op een pilaar bekleed te hebben met de huid van zijn vijanden. Hij zegt: „Vele gevangenen uit hun midden verbrandde ik met vuur . . . Enkelen van hen sneed ik de neus, de oren en de vingers af, velen stak ik de ogen uit. Ik maakte een zuil van de levenden en een andere van hoofden.” Een andere profeet over Assyrië: Nahum 3:1 Wee de bloedstad, een en al leugen, vol buit! Het roven houdt niet op.
Geen van de volken hebben kunnen standhouden voor Assyrië.

Jesaja 10:7 het leeft in zijn hart om weg te vagen en de volken uit te roeien – niet weinige!
 

Assyrië wist de manieren om het vermogen van de volken in zijn hand te krijgen.  Een peuleschilletje, vond hij. "Alsof je een vogelnest pakt en eieren raapt. "Zo raapte hij de hele wereld bij elkaar (Jes.10: 14).  Geen vleugel of stem verzette zich. Geen van de goden van de volken kon zijn volk redden. Alsof de God van Israël zich laat vergelijken met goden die geen goden zijn. Dus - volgens Assyrië, de God van Israël evenmin. Samaria is toch ook niet door die God gered? Nou, reken dan maar niet dat Hij Jeruzalem zal redden. Maar de God van Israel zal in het eindgericht met Assyrië afrekenen en hoe! Hoewel ook uit dat wereldrijk een overblijfsel voor de God van Israël kiest. 

Jesaja 36:21-22 Maar zij zwegen en antwoordden hem met geen woord, want het gebod van de koning was dit: U mag hem niet antwoorden. 22. Toen kwam Eljakim, de zoon van Hilkia, het hoofd van de hofhouding, met Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier, in gescheurde kleren naar Hizkia toe. Zij vertelden hem de woorden van de commandant.

Maar zij zwegen en antwoordden hem met geen woord....... in de gegeven omstandigheden was dat ook het beste wat je kunt doen. Eerst je eigen gedachten ordenen voor Gods aangezicht.

het gebod van de koning was dit: U mag hem niet antwoorden....... het heeft ook geen zin om met zo'n hooghartige grootspreker in discussie te gaan. Beter is het alles in handen van de Vader te geven. Dat geeft rust.

Toen kwamen Eljakim, Sebna en Joah,  in gescheurde kleren naar Hizkia toe.......  de hele situatie tekent rouw, verdriet. De woorden die waren uitgesproken waren diep naar binnen gedrongen. Maar er was ook vertrouwen in wat God gaat doen. 

Ida