English & other languages: click here!
Jesaja 43 - Laat het volk uittrekken
God vertroost Zijn volk. Hij zegt hen dat ze niet hoeven te vrezen. Hij belooft het overblijfsel te verlossen uit de macht van de heidenen. De basis van de belofte is tweedelig: Hij belooft herstel omdat Hij hun Schepper is, maar ook omdat Hij hun Verlosser is. Het volk moet een getuige zijn voor de heidenvolken die door afgodendienst werden verblind. Zij moeten getuigen van de enige ware God en Zijn Knecht (Jes. 43:10-13). In het volgende deel (de verzen 13-21) wordt Gods soevereine macht aangetoond door de Chaldeeën/Babyloniërs te vernietigen en hun gevangenen te bevrijden. Tenslotte vermeldt het hoofdstuk dat de straffen van het volk het gevolg zijn van hun ondankbaarheid. Dit blijkt uit het feit dat zij God niet in gebed aanriepen, uit hun onverschilligheid in de dienst aan YHWH en uit hun zonden. Dit ondanks de toezegging dat de genadige God bereidwillig was om hun zonden te vergeven. God nodigt hen uit een rechtszaak te openen waarin zij zichzelf mogen verdedigen. Het hoofdstuk wijst profetisch naar het uittrekken van het volk Israël uit de wereld naar Israël/Sion. De profeet verbindt dit door de regels heen met de uittocht uit Egypte en de bevrijding uit de ballingschap van Babel.
Jesaja 43:1 Maar nu, zo zegt de HEERE, uw Schepper, Jakob, uw Formeerder, Israël: Wees niet bevreesd, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij.
Zo zegt de HEERE, uw Schepper, Jakob, uw Formeerder, Israël......... dit zegt YAHWEH als Schepper. Vanzelfsprekend denken wij, die uit de heidenen tot geloof zijn gekomen: 'maar wij zijn toch eveneens door Hem geschapen?' Dat is zeker waar. Maar..... van Jakob, die Israël werd, kunnen we zeggen dat dit volk, vergeleken met de heidenen, van een bovennatuurlijke oorsprong is. Immers Abraham en Sara waren beiden, wat betreft hun vruchtbaarheid, als het ware dood. Maar God plantte Zijn heilig Zaad in hen. Izaäk was bij uitstek een schepping van God. Izaäk was de zoon van de belofte. Ook de aartsmoeders Rebekka en Rachel hadden problemen met de vruchtbaarheid. Jakob werd zo Israël, de knecht van God. De Grote Knecht van God: Yeshua werd uit een ongehuwde (daarom nog onvruchtbaar) geboren, het Heilig Zaad kwam niet van een menselijke vader. In Mattheüs 1:1 wordt Yeshua de Zoon van Abraham genoemd. Ook Hij was bij uitstek de Zoon van de belofte.
Wees niet bevreesd........ Israël zou een moeilijke weg moeten gaan als het in ballingschap wordt gevoerd. Maar.... zegt God, je Schepper die ook je Verlosser is, die een eeuwig verbond met je gesloten heeft, gaat met je mee.
want Ik heb u verlost....... YAHWEH zal Israël verlossen uit de ballingschap. Gods plan ligt al helemaal vast, daarom is het in Zijn plan al een voldongen feit.
Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij........ Aan Gods volk worden in hun beproevingen kostelijke beloften gedaan. Ik ben erbij! Ik heb je geroepen, je de naam Israël gegeven en Ik zal je verlossen. Vertrouw je aan Mij toe, je bent immers van Mij! Wat kunnen deze woorden ook ons bemoedigen als we ons één weten met dat speciale volk van God en als we ons helemaal aan die God toevertrouwen. Als we deze tekst gebruiken in andere verbanden, laten we dan heel goed beseffen dat dit geschreven is voor het volk Israël. Wie Israël erkent als Gods volk, mag in zijn zegeningen delen.
Jesaja 43:2-7 Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, door rivieren, zij zullen u niet overspoelen. Wanneer u door het vuur zult gaan, zult u niet verbranden, geen vlam zal u aansteken. 3. Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige van Israël, uw Heiland. Ik heb Egypte als losgeld voor u gegeven, Cusj en Seba in uw plaats. 4. Sinds u kostbaar bent in Mijn ogen, bent u verheerlijkt en heb Ík u liefgehad. Daarom heb Ik mensen gegeven in uw plaats en volken in plaats van uw ziel. 5. Wees niet bevreesd, want Ik ben met u. Vanwaar de zon opkomt, zal Ik uw nageslacht halen en vanwaar zij ondergaat zal Ik u bijeenbrengen. 6. Ik zal zeggen tegen het noorden: Geef! En tegen het zuiden: Weerhoud niet! Breng Mijn zonen van ver, en Mijn dochters van het einde der aarde. 7. Ieder die genoemd is naar Mijn Naam, die heb Ik tot Mijn eer geschapen, die heb Ik geformeerd, ja, die heb Ik gemaakt.
Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, door rivieren, zij zullen u niet overspoelen......... de vervulling van deze liefdevolle belofte heeft Israël al eens meegemaakt. Toen het in nood voor de Rietzee stond, het Egyptische leger achter hen en de bergen aan weerszijden. (Ex. 14) Toen maakte God een pad door de zee. Later toen ze het land introkken moesten ze door de Jordaan. Zo zal God ook in de toekomst met hen zijn als ze zich in geloof aan Hem toevertrouwen.
Wanneer u door het vuur zult gaan, zult u niet verbranden....... ook hiervan is een Bijbels voorbeeld, al was dat in Jesaja's tijd nog toekomst: Daniëls vrienden Sadrach, Mesach en Abed-nego bogen niet voor het beeld dat Nebukadnezar had opgericht en werden daarom in de vurige oven geworpen. Ze werden eruit gered door een engel die bij hen kwam in het vuur. Er was nog geen haar van hen verschroeid. Dat lezen we in Daniël 3. Zo zal God Zijn kinderen behoeden als ze Zijn weg willen gaan. Want Hij YAHWEH is hun God, de Heilige van Israël!
omdat u kostbaar bent in Mijn ogen........ Wat een liefde klinkt er in deze woorden. De volgende verzen doen denken aan de uittocht uit Egypte.
Ik heb Egypte als losgeld voor u gegeven...... YHWH had hen uit Egypte gevoerd, als op de vleugels van een adelaar, maar dat was wel ten koste van heel veel leed gegaan onder de Egyptenaren. Afgezien van de plagen, waarvan de laatste natuurlijk een afzonderlijke plaats innam, heeft het volk ontzettend veel moeten doormaken. In alle families waren doden te betreuren. Al die soldaten die in de Rietzee verdronken, lieten vrouwen en kinderen na, weduwen en wezen! Dat was bij wijze van spreken de losprijs die betaald moest worden voor de bevrijding van Gods kostbare volk. Zoveel was Israël voor Hem waard! Hoe Cush en Seba in deze vergelijking passen is me niet duidelijk. Het lijkt erop dat YAHWEH alle volken wel wil opgeven om Zijn geliefde volk Israël te behouden.
Hij, YAHWEH is hun God, de Heilige van Israël.......! Zo had Yahweh hen tot Zichzelf gebracht.
Hij beloofde hen tot Zijn eigen speciale schat te maken, boven alle andere volken. Hij zei: "Gij zult Mijn persoonlijk eigendom zijn" (Exodus 19:5). Het Hebreeuwse woord dat de HSV als "eigendom" vertaalt, is het woord segulah (סגלה). Sommige vertalingen zeggen: "geliefde schat" of "kostbare schat." Een schat die tot de Heilige van Israël behoort.
Vanwaar de zon opkomt, en vanwaar zij ondergaat zal Ik uw nageslacht halen.......
God zal Zijn grote liefde voor Zijn volk ook laten zien door ze vrij te kopen uit de ballingschap, waar ze ook zijn. Noord of Zuid, van de einden der aarde zal Yahweh ze terugroepen. Hij roept tot de naties: "Geef mijn zonen en dochters terug!". Ieder die genoemd is naar Mijn Naam, die heb Ik tot Mijn eer geschapen..... Gods kinderen zijn niet zomaar geschapen, maar met het doel God te verheerlijken, te eren en lief te hebben. Een getuigenis voor heel de schepping.
Jesaja 43:8-9 Laat het volk dat blind is, al heeft het ogen, en de doven, al hebben zij oren, uittrekken. 9. Laten alle heidenvolken samenkomen en de volken zich verzamelen. Wie onder hen kan dit verkondigen? Of laten zij ons de dingen van vroeger doen horen. Laten zij hun getuigen naar voren brengen, opdat zij in het gelijk gesteld worden, en men zal horen en zeggen: Het is de waarheid!
Laat het volk dat blind is uittrekken........ Dit 'uittrekken' heeft te maken met het vrijkomen uit de ballingschap. Maar Jesaja gaat profetisch nog veel verder. Het volk moet uittrekken uit de heidenwereld, zoals ze vroeger uit Egypte moesten vertrekken. Het is dus een soort exodus. Het volk heeft ogen, maar is geestelijk blind. Toch roept Yahweh hen om te komen.
Het klinkt best tegenstrijdig, een volk dat zo geliefd is door YAHWEH, en toch blind en doof is voor die liefde waarmee het omringd wordt. Maar God laat ze niet vallen. Hij wil van wat niets is, iets goeds maken tot Zijn glorie. De blindheid tekent de diepe verlorenheid van de mens. Zijn schepsels waren zéér goed. De mens liet zich verleiden door satan en heeft daardoor zo in oprechtheid en schoonheid ingeboet, dat hij niet meer bruikbaar is voor Gods Koninkrijk. Maar God zal dit herstellen. Hij heeft er alles voor over. Hij begint met Zijn volk, het volk Israël, dat een zegen voor de aarde zal worden.
Laten alle heidenvolken samenkomen......... Het gaat hier om een getuigende functie van het volk in een soort rechtszaak naar de heidenvolken (vers 10, Jes. 44:8-9). Maar wat heb je aan een getuige die blind en doof is? Zo’n getuige is niets waard. Toch zal God door de geestelijke blindheid en zonde van het volk heen breken (Jes. 42:18-25, Jesaja 43:21). De HEERE vraagt wie onder de heidenen de toekomstige dingen en de verlossing van Zijn volk kan voorzeggen.
Wie onder hen kan dit verkondigen? Laten zij hun getuigen naar voren brengen...... Dit is een algemene opdracht aan de volken om bij wijze van spreken in de getuigenbank plaats te nemen. Het volk Israël is dan niet langer blind en doof (Jesaja 42:18). Dit slaat waarschijnlijk op de tijd vlak vóór het aanbreken van het Vrederijk.
vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn..... op deze verklaring verwacht de Rechter getuigenissen van de heidenen. De volken moeten van hun goden getuigen of deze er al waren vóórdat YAHWEH er was, die God van eeuwigheid is. Maar de ongelovige heidenen kunnen geen feiten van een dergelijke god aantonen. Ze moeten erkennen dat de Heilige van Israël de ware God is in tegenstelling tot hun afgoden en bijgeloof. Zij hebben geen getuigenis waardoor ze door God gerechtvaardigd worden. Het enige alternatief is de erkenning:“wat U zegt is de waarheid”. Inderdaad het is de waarheid dat er maar één ware en levende God is, die ook DÈ WAARHEID is.
Jesaja 43:10-13 U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn dienaar die Ik verkozen heb, opdat u het weet en Mij gelooft, en begrijpt dat Ik Dezelfde ben: vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn. 11. Ik, Ik ben de HEERE, buiten Mij is er geen Heiland. 12. Ík heb verkondigd en Ik heb verlost, en Ik heb het doen horen, en er was geen vreemde god onder u. U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben. 13. Ook voor de dag er was, ben Ik, en er is niemand die uit Mijn hand kan redden. Ik zal werken, en wie zal het keren?
U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn dienaar die Ik verkozen heb...... Hier wordt opnieuw het volk Israël aangesproken dat onder de heidenen woont en moet uittrekken, d.w.z. naar het land Israël gaan. Israël is hier weer de "dienaar" of beter gezegd "de knecht des HEEREN". Zij zijn Gods getuigen! De HEERE daagde eerder de volken (Jesaja 41:1-7) en hun goden (Jesaja 41:21-29) voor het gerecht. Nu roept Hij ook Israël naar voren dat blind en doof was (Jesaja 42:18-25). Israël en de volken staan samen in een rechtszaal. Israël moet getuige zijn van Gods grote daden. Israël is Gods knecht en wordt geroepen God te geloven, en te belijden dat er geen andere God is dan de HEERE.
opdat u begrijpt dat Ik ben Dezelfde: vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn...... we lezen in deze woorden het 'IK BEN" als de enige God! In het evangelie van Johannes verwijst Yeshua meerdere malen naar Zich met 'IK BEN". Hij maakt deel uit van die éne God die, als Zijn Verlossende taak voor de mensen klaar is, Zich weer verenigt met de Vader (1 Korinthe 15:28). Want buiten God is er geen Heiland/Verlosser. Na Mij zal er geen zijn ......Yeshua is geen andere YHWH.
Ík heb verkondigd en Ik heb verlost, en Ik heb het doen horen......er was geen vreemde god onder u...... Nee Israël er waren geen andere goden onder u. Alleen YHWH was er, maar jullie wilden dat niet zien. Maar God heeft het duidelijk doen horen door Zijn profeten!
Ook voor de dag er was, ben Ik, en er is niemand die uit Mijn hand kan redden...... vóór de eerste scheppingsdag was YHWH al van eeuwigheid aanwezig. Niets of niemand anders heeft het recht om zich God te noemen of zich met Hem te vergelijken (Jesaja 40:21-26). Zijn almacht is oneindig veel groter dan wie ook; Hij kan met recht zeggen dat er niemand is die uit Zijn hand kan redden . Als God iets doet, zal niemand het ongedaan kunnen maken.
Het feit van het ontstaan van Israël en dat Israël nog steeds bestaat, is het bewijs en getuigenis van het feit dat de God van Israël werkelijk de enige God is.
Hieronder een chiastische structuur (ontleend aan deze site) waarin de rechtspraak waarvan hier sprake is, verduidelijkt wordt. Het blijkt dat het vonnis voor Israël op God's reddende liefde voor het volk is gebaseerd.
Het machtige Babel moet voor Hem vrezen. De toekomst is voor de HEERE een open boek. Hij weet hoe het met Babel zal aflopen (43:14).
Jesaja 43:14-17 Zo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige van Israël: Ter wille van u heb Ik iemand naar Babel gezonden en Ik heb hen allen vluchtend doen afdalen, namelijk de Chaldeeën, in de schepen waarover zij voorheen juichten. 15. Ik ben de HEERE, uw Heilige, de Schepper van Israël, uw Koning. 16. Zo zegt de HEERE, Die een weg maakte in de zee en een pad in machtige wateren, 17. Die strijdwagens en paarden deed uitrukken, leger en macht, zij liggen tezamen neer, zij zullen niet meer opstaan, uitgedoofd zijn zij, uitgeblust als een vlaspit.
Ter wille van u heb Ik iemand naar Babel gezonden...... ik lees in de commentaren dat de vertaling van dit vers een beetje onzeker is. Het woord 'iemand' staat er bijvoorbeeld niet in het Hebreeuws. Het zal zoiets betekenen dat God de schrik over Babel zal brengen. Het gaat hier zeer waarschijnlijk over de Perzische machtsovername van het Babylonische rijk in in 539 v.Chr.. Dit zorgde er ook voor dat de Joden niet meer in ballingschap waren. We zien dat deze profetieën gedeeltelijk te maken hebben met de beëindiging van de ballingschap, maar dat dit tegelijk wordt doorgetrokken naar de exodus van Israëlieten uit het wereldwijde Babel van de heidenen, voordat Gods Koninkrijk wordt gevestigd. Die tweedeling zien we ook in onderstaande tekst uit Jeremia, waar het over de kinderen van Sion en het Babel van de hele wereld gaat.
Jeremia 51:24-24 Maar Ik zal aan Babel vergelden en aan al de inwoners van Chaldea al hun kwaad dat zij Sion aangedaan hebben – voor uw ogen – spreekt de HEERE. 25. Zie, Ik zál u, berg die te gronde richt, spreekt de HEERE, u, die heel de aarde te gronde richt! Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, Ik zal u van de rotsen afrollen en Ik zal u maken tot een berg die in brand staat.
Ik ben de HEERE, uw Heilige, de Schepper van Israël, uw Koning....... YHWH is hier ook weer zelf aan het woord. Hij is heilig, afgezonderd, hoog verheven, maar ook de Schepper van Israël en hun Koning. Bij vers 1 vermeldden we al de bijzondere Schepping van het volk Israël, waar God het heilig Zaad bij Abraham en Sara tot Leven riep, het Zaad dat uitmondde in Christus en dat de basis vormde van het Verbond met Abraham. Dat heilig Zaad is anders dan bij de schepping van de mens in het algemeen, dat vermengd is met het zaad van de slang.
Zo zegt de HEERE, Die een weg maakte in de zee en een pad in machtige wateren......
dat zijn de gebeurtenissen waarvan de Israelieten kunnen getuigen tegen de heidense volkeren. Dit gaf ook Israël de zekerheid dat God zichzelf de taak had gesteld om hen te bevrijden en Babel te oordelen. Het enige wat ze hoefden te doen was kijken naar Gods grote werken in het verleden, zoals toen Hij een weg baande in de zee – toen Hij de Rietzee scheidde zodat Israël de Rietzee kon oversteken en ontsnappen (Ex. 14). De Egyptische legers gingen echter ten onder in de Rietzee.
Bij archeologisch onderzoek zijn de wielen van de strijdwagens teruggevonden op de zeebodem.
Die strijdwagens en paarden deed uitrukken, leger en macht....... God liet tot hun eigen oordeel de Farao en de legermachten uittrekken om Zijn volk te redden. De verlossing die God in de eindtijd tot stand zal brengen zal zoveel groter zijn dan het wonder in de Rietzee. Israël heeft altijd dit gebeuren met Pesach herdacht, het zal hen ook nu moed en vertrouwen geven om de weg naar Sion te gaan. En van de vijand uit Egypte zei Mozes voordat ze de zee inliepen: "Want de Egyptenaren die u vandaag ziet, zult u tot in eeuwigheid niet meer terugzien." Zo zal het ook gaan met hen die de thuisreis van Israël willen verhinderen (Exodus 14:13).
Ik zal werken, en wie zal het keren? Zo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige van Israël: en Ik heb hen allen vluchtend doen afdalen (deel van Jesaja 43:13-14. Zij zullen niet meer opstaan! (vers 17)
Jesaja 43:18-21. Denk niet aan de dingen van vroeger, let niet op de dingen van het verleden. 19. Zie, Ik maak iets nieuws. Nu zal het ontkiemen. Zult u dat niet weten? Ja, Ik zal een weg aanleggen in de woestijn, rivieren in de wildernis. 20. De dieren van het veld zullen Mij eren – jakhalzen en struisvogels – want Ik zal water geven in de woestijn, in de wildernis rivieren, om Mijn volk, Mijn uitverkorene, te drinken te geven. 21. Dit volk heb Ik Mij geformeerd. Zij zullen Mijn lof vertellen.
Denk niet aan de dingen van vroeger, let niet op de dingen van het verleden...... De HEERE die deze verlossing uit het verleden het volk zo indringend heeft voorgehouden om hen moed te geven, zegt nu niet langer meer te letten op dat verleden, want:
Zie, Ik maak iets nieuws. Nu zal het ontkiemen....... Zouden ze het verleden achter zich kunnen laten? Jazeker! want nu gaan ze deze dingen zelf beleven. Ze worden zelf getuigen van Gods verlossingswerk.
Ik zal een weg aanleggen in de woestijn, rivieren in de wildernis........ Deze verlossing zal nieuw en groots zijn. Net zoals YAHWEH Zijn volk in het verleden tijdens de woestijnreis heeft bewaard, zal Hij het opnieuw volkomen verlossen. Hij bereidt een weg waarop ze kunnen gaan. Er zal voor Gods uitverkorene (wat een mooie bemoediging!) geen gebrek aan drinkwater zijn, want God laat rivieren in de wildernis ontspringen. De dieren van het veld zijn geen bedreiging, de jakhalzen en struisvogels eren God zelfs.
Gods volk zal uiteindelijk Zijn lof verkondigen. Hun blindheid verandert in het vermogen om te zien!
Dit volk heb Ik Mij geformeerd. Zij zullen Mijn lof vertellen...... Ja, dit is nu het volk dat God voor ogen had, dat beantwoordt aan Zijn doel. Hij heeft het gevormd door verdrukking en verdriet heen. Maar..... Zij zullen Zijn lof vertellen!!!
Jesaja 43:22-24 U hebt Mij echter niet aangeroepen, Jakob, maar u hebt zich tegen Mij vermoeid, Israël. 23. U hebt Mij niet uw brandoffers gebracht van kleinvee en met uw slachtoffers hebt u Mij niet geëerd. Ik heb u Mij niet laten dienen met het graanoffer, en Ik heb u niet vermoeid met wierook. 24. U hebt voor Mij met geld geen kalmoes gekocht, en met het vet van uw slachtoffers hebt u Mij niet verzadigd. Integendeel, u bent Mij tot last geweest met uw zonden, u hebt Mij vermoeid met uw ongerechtigheden.
U hebt Mij echter niet aangeroepen, Jakob, maar u hebt zich tegen Mij vermoeid........ wat een verandering in dit hoofdstuk. Van een heerlijke heilsprediking wordt overgegaan op een aanklacht. De HEERE had werkelijk geen aspect ongenoemd gelaten waarmee Hij Zijn sterke genegenheid voor de 'knecht Israel' tot uitdrukking bracht. Maar, als er staat 'U hebt Mij echter niet aangeroepen' dan wordt er niet bedoeld dat Israël tijdens de ballingschap niet om verlossing had gebeden.maar dat hier teruggegrepen wordt op de tijd dat het volk nog in het land Israël woonde. Het laat in de rechtszaak zien dat de ballingschap een reden had, dat die straf niet onterecht was.
U hebt Mij niet uw brandoffers gebracht van kleinvee en met uw slachtoffers hebt u Mij niet geëerd...... Toen dienden ze God niet met een toegewijd hart, ondanks hun eredienst met slachtoffers en brandoffers. Het gaat om kritiek op een eredienst die niet overeenkwam met een leven voor God (Jesaja 1:12; Micha 6:6-8; Psalm 50:8-15)
Ik heb u niet vermoeid met wierook. U hebt voor Mij met geld geen kalmoes gekocht...... er schijnt hier sprake te zijn van een woordspeling, die voor mij moeilijk uit te leggen is. Kalmoes is een welriekend kruid, maar wordt geïmporteerd en is daarom duur. In de plaats daarvan kocht men het goedkopere wierook. Kalmoes moest gebruikt worden voor de heilige zalfolie (Exodus 30:23).
u bent Mij tot last geweest met uw zonden...... eigenlijk vonden ze hun godsdienstplichten maar lastig en vermoeiend. Hun hart was ergens anders, bij zondige dingen. Hieraan kon God geen vreugde beleven, integendeel. Het maakte God moe. Van beide kanten was er moeheid ontstaan, maar zover had Israël het niet moeten laten komen.
Jesaja 43:25-28 Ik, Ik ben het Die uw overtredingen uitdelgt omwille van Mijzelf, en aan uw zonden denk Ik niet. 26. Breng het Mij in herinnering, laten wij samen een rechtszaak voeren; vertelt u maar, opdat u in het gelijk gesteld wordt. 27. Uw eerste vader heeft gezondigd, en uw uitleggers van de wet zijn tegen Mij in opstand gekomen. 28. Daarom zal Ik de leiders van het heiligdom ontheiligen, Jakob prijsgeven aan de ban en Israël aan beschimpingen.
Ik, Ik ben het Die uw overtredingen uitdelgt omwille van Mijzelf........ In dit vers wordt Israël uitgenodigd om met God een rechtszaak te voeren. Hier dus weer de rechtzaak. Diezelfde mensen, van wie God zegt dat Hij hen moe is, worden uitgenodigd om met Hem in gericht te gaan:
‘u hebt Mij vermoeid met uw ongerechtigheden. met uw ongerechtigheden’ (vs 24), en toch is het duidelijk dat YAHWEH in een ander opzicht hen niet moe was, want Hij wil hun zonden uitdelgen!
omwille van Mijzelf....... En dan wordt duidelijk dat het van God moet komen, van Hem alleen. Van de mens is niet veel te
verwachten. Men wil zichzelf niet graag als zondaar zien. Genade is vernederend voor een hoogmoedig mens. Toch wil God dat wij dat onder ogen zien.
Breng het Mij in herinnering, laten wij samen een rechtszaak voeren..... Dit is taal vanuit de rechtbank, die inhoudt "breng Mij voor het gerecht". De HEERE beveelt Zijn volk na te gaan of zij zich kunnen herinneren of er iets goeds van hun kant is, waardoor Hij hen zou kunnen vrijspreken.
opdat u in het gelijk gesteld wordt..... Het is hier de bedoeling dat Israël in het gelijk gesteld zou kunnen worden met betrekking tot hun klacht over de HEERE. (Psalm 13:2; Jesaja 49:14; Jesaja 64:7) Maar voor God bestaat zoiets niet, het is net andersom. Hij heeft in vers 25 gezegd dat Hij, en Hij alleen, hun overtredingen kan en wil uitdelgen en hen van hun schuld kan zuiveren: "omwille van Mijzelf".
Uw eerste vader heeft gezondigd........ in Romeinen 5:12 lezen we dat door één mens, Adam, de zonde in de wereld is gekomen. Alle mensen zijn vanaf de geboorte door en door zondig. Laten we daarom stoppen met onszelf te rechtvaardigen en met eerbied opzien naar Hem die omwille van Hemzelf ons wil vrijmaken van de zonde.
uw uitleggers van de wet zijn tegen Mij in opstand gekomen....... dit is een aanklacht tegen Israël. maar die geldt niet minder voor de christenheid die Gods wetten aan de kant heeft geschoven met de onwaarachtige stelling dat de genade daarvoor in de plaats is gekomen. Spreekt dit hoofdstuk niet van Gods grote genade in het eerste testament? Genade en wet zijn niet elkanders tegengestelden, maar houden elkaar in evenwicht. Er bestaat overal weerstand tegen Gods wet. Maar God ziet dat als opstand!
Daarom zal Ik de leiders van het heiligdom ontheiligen....... voor hen die in die opstand blijven geldt Gods ontferming niet. Voor hen is er de uitsluiting van het heil. Er vindt een tweedeling plaats binnen Gods volk.
Het is het steeds terugkerend patroon: Israël dat zondigt, dat wordt gestraft en opgeroepen zich te bekeren en daarna een profetische blik van wat God voor ogen staat met dit volk. Meestal is dat een heenwijzing naar het komende Vrederijk, waarin God alles gaat herstellen.
In hoofdstuk 44 noemt God hen: “Mijn dienaar Jacob, Israël die ik verkozen heb wees maar niet bang. Je nageslacht zal vervuld worden met Mijn Heilige Geest”. En dan gebruikt God zelfs een soort “koosnaampje” voor Israël “Jesjurun”, dat zoiets als “de rechtvaardige” of “de oprechte” betekent.
Ik zal Jakob prijsgeven aan de ban en Israël aan beschimpingen...... Zeker, het deel van Israël/Jakob is niet "Gods Knecht' . Zij blijven opstandig en gaan verloren. Het mag dan helemaal mis gegaan zijn met de offerdienst, er is een gertrouwe rest. Er is nog een andere chiastische structuur die dit Schriftgedeelte bevat (maar die te groot is om deze hier te plaatsen) waaruit blijkt dat de centrale as van dit gedeelte Jesaja 43: 25 is:
“Ik, Ik ben het Die uw overtredingen uitdelgt omwille van Mijzelf, en aan uw zonden denk Ik niet.”
Ida