English & other languages: click here!
Hosea 4 - Zo priester, zo volk
Dit is het tweede deel van het boek Hosea (4-11). In dit deel staan verschillende profetieën met harde kritiek op mensen die Baäl vereren, en op de slechte leiders in Samaria. De Israëlieten zullen daarvoor gestraft worden. God roept het volk ter verantwoording. Het luistert niet naar Zijn geboden. Ze dienen de afgoden en gaan zich, net als de priesters en (valse) profeten, te buiten aan alcohol en seks. Ze tonen een uiterst losbandig gedrag. Er is geen liefde, betrouwbaarheid in het land meer voor de HEERE en voor elkaar. Er is geen kennis meer in het kader van Gods Verbond, d.w.z. geen levendige verbondsverbondenheid in YAHWEH. De zonden worden nog versterkt door koppige onwetendheid. Beth Aven (Bethel) is verworden tot een centrum van Kanaänitische afgoderij.
Hosea 4:1-3 Hoor het woord van de HEERE, Israëlieten, want de HEERE heeft een rechtszaak met de inwoners van dit land, omdat er geen trouw, geen goedertierenheid en geen kennis van God in het land is. 2. Vloeken, liegen, moorden, stelen en overspel plegen zijn wijdverbreid; bloedbad volgt op bloedbad. 3. Daarom treurt het land, en ieder die erin woont, verkommert, met de dieren van het veld en de vogels in de lucht. Zelfs de vissen in de zee worden weggenomen.
YAHWEH heeft een rechtszaak met de inwoners van dit land...... Het is alsof God Israël hier voor een rechtbank daagt en de aanklachten naar voren brengt.
er is geen trouw, geen goedertierenheid en geen kennis van God in het land....... YAHWEH merkt dat Israëls hart niet langer naar Hem uitgaat. Er is geen kennis van God meer in het land. Dat heeft grote gevolgen! Met 'kennis' bedoelt God niet alleen gebrek aan bijbelkennis maar vooral gebrek aan relatie. Israël heeft geen levende geloofsomgang meer met God omdat haar hart op iets of iemand anders gericht is. Uiteraard verliest men daardoor ook het inzicht in Zijn Woord.
Dat heeft tot gevolg dat er geen trouw (standvastigheid) en goedertierenheid (ontferming) meer in het land is. Men kan niet meer op elkaar aan. Zoiets begint onopvallend klein, maar dat kleine beetje zuurdeeg doortrekt het hele deeg (1 Korinthe 5:6).
Vloeken (3e gebod), liegen (9e gebod), moorden (6e gebod), stelen (10e gebod) en overspel plegen (7e gebod) zijn wijdverbreid......... al deze genoemde zonden zijn schendingen van de tien geboden. Met 'vloeken' bedoelt men niet alleen het ijdel gebruik van Gods Naam zonder meer, maar met name het aanroepen van Gods Naam om een ander te verwensen (Richteren 17:2).
bloedbad volgt op bloedbad..... de Statenvertaling vertaalt dit met 'bloedschuld' en dat is toch iets anders dan 'bloedbad'. Letterlijk vertaald staat er: ‘bloeden raakt bloeden’. In Hosea 1:4 lazen we ook over bloedschuld vanwege het vermoorden van Gods dienaren, die lag op het koningshuis van Jehu/Achab dat gewroken moest worden.
David laadde bijvoorbeeld bloedschuld op zich toen hij Uria, de man van Bathséba, opzettelijk in levensgevaar bracht wat gevolgd werd door diens gewelddadige dood. David vroeg daarvoor om vergeving: "Verlos mij van bloedschulden, o God!" (Psalm 51:16). Gezien de offers aan de Moloch, die de Israëlieten van de Kanaänieten hadden overgenomen, ontheiligde men het land (Num. 35:33) en dan lijkt Psalm 106:38 hierop van toepassing:
Psalm 106:38 Zij vergoten onschuldig bloed, het bloed van hun zonen en dochters. Zij offerden hen aan de afgoden van Kanaän, zodat het land door deze bloedschulden ontheiligd werd.
Daarom treurt het land, en ieder die erin woont, verkommert......... door de zonden wordt het land Israël ontheiligd (Lev. 20:3; Jesaja 24:5; Jeremia 16:18). Dat is de reden dat ze uit het land weg moeten. Deze ontheiliging van het land heeft zelfs invloed op de vegetatie en op de dieren van het land. Zelfs de visvangst zal teleurstellen. De natuur lijdt mee onder de zonde van de mens. Het geheiligde grondgebied van Israël keert terug naar de vloek uitgesproken in Genesis 3:17.
Hosea 4:4-8 Maar laat niemand een rechtszaak voeren, laat niemand een ander ter verantwoording roepen, want uw volk is als zij die een priester aanklagen. 5. Daarom zult u overdag struikelen. Zelfs de profeet zal 's nachts met u struikelen, en Ik zal uw moeder uitroeien. 6. Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is. Omdat ú de kennis verworpen hebt, heb Ik u verworpen om als priester voor Mij te dienen. Omdat u de wet van uw God hebt vergeten, zal Ik ook uw kinderen vergeten. 8. Zij eten de zonde van Mijn volk, en zij verlangen naar hun ongerechtigheid.
laat niemand een rechtszaak voeren, laat niemand een ander ter verantwoording roepen...... nee, het zondige volk moet niet denken dat ze via een rechtspraak hun gelijk kunnen krijgen. God zelf heeft al een rechtszaak onder Zijn beheer. Zie vers 1. Als er geen trouw en gerechtigheid is, kan men ook niet recht spreken overeenkomstig Gods normen.
uw volk is als zij die een priester aanklagen....... De priesters moeten wel worden aangeklaagd. Dit is een aanklacht die God Zelf voor Zijn rekening neemt. In Deuteronomium 17:9-12 gebood God Zijn volk duidelijk om te luisteren naar en zich te onderwerpen aan de priesters, die het volk zouden leiden en helpen met het Woord van God. Maar wat als priesters èn volk zich afwenden van God? Hosea maakt nu de zonden van de priesters namens God bekend.
Daarom zult u overdag struikelen. Zelfs de profeet zal 's nachts met u struikelen, en Ik zal uw moeder uitroeien...... de priesters struikelen 's nachts. Letterlijk gezien kunnen we dat tenminste nog begrijpen. Maar wanneer Gods volk de kennis van God, de terughoudendheid en de leiding van leiders afwerpt, zullen zij zelfs overdag struikelen. De tekst is wel enigszins raadselachtig. En wat is er met die moeder aan de hand, dat ze uitgeroeid moet worden? Wordt het volk misschien als 'moeder' gezien omdat de priesters uit haar zijn geboren? Als je het over uitroeien hebt, dan gaat het niet om één persoon.
Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is. Omdat ú de kennis verworpen hebt, heb Ik u verworpen om als priester voor Mij te dienen...... onderwijzen behoorde tot de taak van de priesters (Deuteronomium 33:10; Ezechiël 44:23; Maleachi 2:7). Omdat dit werd nagelaten was dit duidelijk een verwijt aan de priesters. Ze hebben andere interesses dan God en Zijn geboden. Deze priesters worden niet meer gezien als voor God geheiligde dienaren.
Omdat u de wet van uw God hebt vergeten, zal Ik ook uw kinderen vergeten........ 'de moeder' wordt uitgeroeid, de kinderen vergeten door God.... wat blijft er dan nog over? Als je dit betrekt op het kerkelijk leven in onze tijd, zie je evengoed dat je alles uit handen wordt geslagen, als je het niet zo nauw neemt met Gods wet.
Zij eten de zonde van Mijn volk, en zij verlangen naar hun ongerechtigheid....... de priesters zagen met vreugde dat er veel gezondigd werd onder het volk. Dan kwamen de mensen namelijk vaak met zondoffers en schuldoffers naar het heiligdom en daarvan kregen de priesters hun aandeel van het vlees (vergelijk de zonen van Eli, 1 Samuel 2:29). Zo verdienden ze aan de zonden van het volk en dat deden ze maar al te graag (1 Tim.6:5). Hun verlangen was zelfs gericht op de ongerechtigheid en schuld van de Israëlieten, dat leverde hun inkomsten op.
Hieruit zien we dat de priesters de werkelijke betekenis niet kenden van het eten van hun deel van het zondoffer. Eten is de meest volmaakte éénmaking van de priester met het offerdier dat de zonde van de offeraar voorstelt. De priester is hier het beeld van Yeshua. Daarom moet zijn aandeel op een heilige plaats gegeten worden. Yeshua is altijd tegelijk de Priester en het Slachtoffer. Als de priester het zondoffer eet, beeldt Hij voor ons uit hoe Yeshua de zonde tot de Zijne heeft gemaakt. Het eten van het offer toont ons het hart van onze Hogepriester, Die, als wij zondigen, onze zaak tot de Zijne maakt. Anderzijds moet de gelovige ook het vlees van Yeshua eten en Zijn bloed drinken, wil Hij het eeuwig leven beërven. Johannes 6:53-60
Hosea 4:9-10 En het zal zijn: zoals het volk is, zo is de priester. Ik zal hem zijn wegen vergelden en hem voor zijn daden doen boeten. 10. Zij zullen eten, maar niet verzadigd worden, hoererij bedrijven, maar zich niet uitbreiden, want zij hebben nagelaten de HEERE te vereren.
zoals het volk is, zo is de priester....... de priesters mogen hebben gedacht dat zij - als priesters - niet zouden delen in het oordeel. Maar God kijkt door de schijnvroomheid van de priesterdienst heen en zal hen beslist niet minder in het oordeel doen delen dan het volk. Dat het priesterschap in Israël corrupt was, blijkt wel uit het feit dat onder koning Jerobeam II grote aantallen priesters en profeten het noordelijk koninkrijk hadden verlaten en naar Juda waren gegaan.
1 Koningen 12:31 Jerobeam maakte ook een godshuis op de offerhoogten en hij stelde priesters aan uit alle geledingen van het volk, die niet tot de nakomelingen van Levi behoorden.
1 Koningen 13:33 Jerobeam keerde na deze gebeurtenis niet terug van zijn kwade weg, maar stelde opnieuw uit alle geledingen van het volk priesters aan voor de offerhoogten. Wie maar wilde, wijdde hij en die werd dan een van de priesters van de hoogten.
2 Kronieken 11:13 Verder voegden de priesters en de Levieten, die in heel Israël waren, zich vanuit heel hun gebied bij hem. 14. Want de Levieten verlieten hun weidegronden en hun bezit, en gingen naar Juda en naar Jeruzalem, omdat Jerobeam en zijn zonen hen uit de priesterdienst voor de HEERE verstoten hadden. 15. Hij had voor zichzelf priesters aangesteld voor de offerhoogten, voor de demonen en voor de kalveren die hij gemaakt had. 16. Na hen kwamen uit alle stammen van Israël zij die zich met heel hun hart toelegden op het zoeken van de HEERE, de God van Israël, naar Jeruzalem, om de HEERE, de God van hun vaderen, offers te brengen.
Zij zullen eten, maar niet verzadigd worden...... ze kunnen eten wat ze willen, maar ze zullen niet verzadigd worden. Ze kunnen hoererij bedrijven volgens de Kanaänitische vruchtbaarheidscultus, maar ze zullen onvruchtbaar blijken. Dat is Gods antwoord op het veronachtzamen van de eer die Hem toekomt.
Hosea 4:11-14 Hoererij, wijn en nieuwe wijn nemen het hart in beslag. 12. Mijn volk raadpleegt zijn hout, en zijn stok moet het hem bekendmaken. Want de geest van de hoererijen heeft hen misleid, zodat zij in hoererij hun God verlaten. 13. Op de toppen van de bergen offeren zij, op de heuvels brengen zij reukoffers, onder eik, populier en terebint, omdat hun schaduw goed is. Daarom bedrijven uw dochters hoererij en plegen uw schoondochters overspel. 14. Ik zal niet meer omzien naar uw dochters omdat zij hoererij bedrijven, en naar uw schoondochters, omdat zij overspel plegen, want zij zonderen zichzelf af met de hoeren, zij offeren met de tempelhoeren. Zo zal het volk dat geen inzicht heeft, ten val komen.
Hoererij, wijn en nieuwe wijn nemen het hart in beslag........ deze dingen bepalen het gedachteleven en het handelen. Ze verdringen hun Schepper voor Wie ze Zijn oogappel zijn, die in al hun behoeften voorziet en ze negeren Zijn geboden.
Mijn volk raadpleegt zijn hout, en zijn stok moet het hem bekendmaken....... het volk hield zich bezig met het voorspellen van de toekomst. Daarvoor werden houten afgodenbeelden, gewiijde palen, Asjera beeldjes en stokken gebruikt. De richting waarin de stokken vielen gaf hen bepaalde aanwijzingen.
de geest van de hoererijen heeft hen misleid, zodat zij in hoererij hun God verlaten...... Israël vermengde de dienst aan YAHWEH met het dienen van afgoden. Ze wilden gewoon naast God nog andere minnaars. Dat zogenaamde 'naast God' stelde helemaal niets voor. Ze dienden Hem nog voor de schijn, maar hun hart zat ergens anders. God was gewoon aan de kant gezet. Wat ze deden is in Gods ogen puur overspel. Bovendien ging dit normaal gesproken ook nog samen met cultische prostitutie. Het is een regelrechte belediging voor God als zogenaamde goden in Zijn plaats, of naast Hem, worden geraadpleegd. En dat zijn niet alleen 'gesneden beelden', maar ook de instituten, overheden, kerken, leiders en organisaties waarop we in onze tijd ons vertrouwen stellen.
Op de toppen van de bergen offeren zij, op de heuvels brengen zij reukoffers, onder eik, populier en terebint...... op hoge plekken 'hoogten' bedreven zij hun overspel, daar waar er bladerrijke bomen waren, zodat de schaduw ervan hen beschermde tegen de zonnehitte. Over die 'hoogten', de 'toppen van de bergen' spreekt Jeremia als hij het over de herders van Israël heeft:
Jeremia 50:6 Mijn volk – het waren verloren schapen. Hun herders hadden hen misleid, hen naar de bergen geleid. Zij gingen van berg naar heuvel. Zij vergaten hun rustplaats.
Ik zal niet meer omzien naar uw dochters omdat zij hoererij bedrijven, en naar uw schoondochters...... God wendt zich af van de jonge vrouwen met hun hoererij, die samenwerken met de tempelhoeren. Gezien het vermelde in Hosea 4:10b hebben de priesters daar ook alles mee te maken. Door de misleiding en het slechte voorbeeld van de priesters komt het volk dat geen kennis, geen inzicht heeft, ten val.
Hosea 4:15 Als u, Israël, hoererij wilt bedrijven, laat Juda toch niet medeschuldig worden! Kom toch niet naar Gilgal, ga niet naar Beth-Aven, en zweer niet: Zo waar de HEERE leeft!
Hosea waarschuwt het tienstammenrijk ervoor om Juda niet medeschuldig te laten worden. Want Israël geeft hun een slecht voorbeeld door naar de vanouds beroemde heiligdommen in Gilgal en Beth Aven te gaan. Gilgal – gelegen tussen Jericho en de Jordaan - is de plaats van waaruit de 12 stammen het Beloofde Land binnen gingen, nadat alle mannen van deze nieuwe generatie zich hadden laten besnijden (Jozua 5:2-5). Maar deze plaats was in deze tijd een broeinest van afgoderij geworden (Hosea 9:15; Hosea 12:11; Amos 4:4; Amos 5:5).
Beth Aven is een soort spotnaam voor Bethel dat 17 km boven Jeruzalem ligt. Abraham richtte hier een altaar op (Gen. 12:8; Gen. 13:3). Hier had de aartsvader Jakob de droom van een ladder die tot de hemel reikte (Gen. 28:10vv). Maar koning Jerobeam I van het koninkrijk Israël stelde hier een gouden kalf op om te aanbidden. Daarom kreeg Bethel de naam Beth Aven dat betekent: ‘huis van ongerechtigheid’. (1 Kon. 12:29-33).
en zweer niet: Zo waar de HEERE leeft!........ Als men dan ook nog bij deze afschuwelijke vermenging zweert in de naam van YAHWEH, is dat zonde tegen het derde gebod.
Hosea 4:16-19 Want Israël is opstandig als een onhandelbare koe. Nu zal de HEERE hen weiden als een lam in het ruime veld. 17. Efraïm is verknocht aan de afgoden; laat hem met rust! 18. Is hun drinkgelag voorbij, dan geven zij zich over aan hoererij. Hun vorsten – een schande – houden van het woord: Geef. 19. Wind heeft hen op zijn vleugels gebonden: zij zullen zich schamen vanwege hun offers.
Israël is opstandig als een onhandelbare koe......... Israël denkt dat hij zich als een koe veilig kan bewegen in het open veld omdat hij geen gemakkelijke prooi is voor roofdieren. Hij is dan ook koppig en onhandelbaar voor de veehouder die hem wil leiden.
Nu zal de HEERE hen weiden als een lam in het ruime veld......... Als Efraïm zich zo eigenzinnig jegens YAHWEH gedraagt, hoe zou de Goede Herder hem dan kunnen weiden in een ruime weide, zoals dat in Psalm 23 onder woorden wordt gebracht. Dan mis je de bescherming van de Herder.
Efraïm is verknocht aan de afgoden; laat hem met rust!....... De stam “Efraïm” was de grootste stam in Israël. Daarom noemden de profeten Israël vaak ‘Efraïm’. Met dat 'met rust laten' wil God zeggen dat Hij de onhandelbare koe niet te hulp komt met het naderende oordeel, in de vorm van het machtige Assyrische leger. Efraïm wordt overgegeven aan zijn eigenzinnig leven waarbij hij de afgoden als bescherming ziet. God laat hem dan ook zijn gang gaan. Een oprecht gelovige wil beslist niet dat God hem met rust laat, zijn gang laat gaan. Hij weet dat hij niet zonder Gods leiding en bescherming tot zijn doel komt. Zonder God, zonder Yeshua, zijn we overgeleverd aan satan en die leidt ons naar de hel.
zij geven zich over aan hoererij... ze houden van het woord 'geef'..... het tekent zo duidelijk het losbandig gedrag van Israël.
Tenslotte merkt Hosea op dat 'een wind hen op zijn vleugels gebonden heeft'. Als Efraïm gebonden wordt door die Assyrische wind, betekent dat oordeel. Hij blijkt niet zo onaantastbaar te zijn als hij dacht. Er heeft van de kant van Efraïm een verbondsbreuk plaatsgevonden. De Tora van YAHWEH is terzijde gelegd. Zij komen tenslotte beschaamd uit met hun zelf geregisseerde offerdienst. En geen Kanaänitische god komt hen te hulp.
Ida