English & other languages: click here!
Hosea 1 - Een bedenkelijk huwelijk
Het eerste deel van het boek Hosea, de hoofdstukken 1-3) De Profeten krijgen de opdracht om Gods woorden door te geven, maar soms moeten zij ook iets laten zien, zodat het nog duidelijker wordt wat zij willen zeggen. Aanschouwelijk onderwijs dus. Een aantal profeten krijgt zo'n bijzondere taak. Hoséa krijgt van God de opdracht om te trouwen met een hoer. Hoséa trouwt met Gomer en krijgt drie kinderen. Hun namen zijn een boodschap van God voor het volk Israël. Er worden drie kinderen uit dit huwelijk geboren. De beide laatste verzen van dit hoofdstukken bevatten grote beloften voor Israël.
Hosea 1:1 Het woord van de HEERE dat gekomen is tot Hosea, de zoon van Beëri, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz, Hizkia, de koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, de koning van Israël.
Het woord van de HEERE dat gekomen is tot Hosea, de zoon van Beëri...... De naam Hosea betekent ‘redding’ of 'verlossing', 'heil' en is verwant aan de naam van Yeshua en aan het “Shua” in de beschrijving van God die redt. Het leven van Hosea beeldt dan ook uit wie God is. Door het hele boek heen zal Hosea ons laten zien dat verlossing gevonden kan worden door ons tot de HEER te wenden en ons af te wenden van onze zonden.
de zoon van Beëri, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz, Hizkia, de koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, de koning van Israël...... de afkomst van Hosea is niet bekend. Ook deze Beëri wordt verder niet in de Bijbel genoemd. Vervolgens worden de koningen genoemd die in Juda (dus niet de koningen van het noordelijk rijk) aan de macht waren. Waarschijnlijk gebeurt dat omdat de koningslijn van David de rechtmatige troon is. Jerobeam was wel door God aangewezen om koning over Israël te zijn, Hij deed echter wat slecht was in de ogen van de HEERE (2 Kon. 14:24). Het was een koninkrijk ontstaan door zonde met zeer zondige koningen.
Hosea 1:2 Het begin van het spreken van de HEERE door Hosea. De HEERE zei tegen Hosea: Ga! Neem voor u een vrouw van de hoererijen en kinderen van de hoererijen, want het land wendt zich in schandelijke hoererij van de HEERE af.
Ga! Neem voor u een vrouw van de hoererijen..... of ze al als hoer bekend stond, of dat ze haar zinnen niet van andere mannen af kon houden, wordt hier niet gezegd. Maar Hosea zal zich zeker bewust zijn van wat hem te wachten stond. Deze vrouw vertegenwoordigt het karakter van de afgodische bevolking, waarbij afgodsdienst meestal gepaard gaat met seksuele zonden. Het vertegenwoordigt de schande die YHWH als echtgenoot wordt aangedaan door de ontrouw van Israël, waarmee Hij een huwelijksverbond had gesloten.
Hosea 1:3-5 Hij ging en nam Gomer, een dochter van Diblaïm; zij werd zwanger en baarde hem een zoon. 4. Toen zei de HEERE tegen hem: Geef hem de naam Jizreël, want nog even en Ik zal de bloedschulden van Jizreël vergelden aan het huis van Jehu, en Ik zal het koningschap van het huis van Israël wegdoen. 5. Op die dag zal het gebeuren dat Ik de boog van Israël zal breken in het dal van Jizreël.
Hij ging en nam Gomer, een dochter van Diblaïm; ...... het plaatje hiernaast beeldt het wel goed uit. Hosea kijkt haar in liefde aan, maar zij kijkt hem niet recht aan. Voelt ze zich onrein in Hosea's nabijheid? Of is haar hart ergens anders? Op dezelfde manier kan een mens met God omgaan. Uiterlijk voldoe je aan wat Hij van je vraagt, maar je hart wil de andere kant uit.
zij werd zwanger en baarde hem een zoon....... misschien kon Gomer in het begin nog wel liefde opbrengen voor haar man. Dat was met het volk Israël ook het geval, toen het vertrok uit Egypte (zie Ezechiël 16). Maar alles went en een vrouw als Gomer verlangt naar avontuur en opwinding. Ze verlangt naar zonde! In ieder geval is de eerste zoon die uit dit huwelijk geboren wordt een zoon van Hosea, dat we kunnen opmaken uit de uitdrukking 'zij baarde hem een zoon'. Toen zei de HEERE tegen hem: Geef hem de naam Jizreël...
Zaaien beeldt de verstrooiing uit, maar zaaien doet ook gewas opkomen. Het betekent dat God zaait. ‘God zaait, verstrooit’. De naam 'Jizreël' houdt daarom ook zegen in.
Verder is de naam Jizreël is in de Bijbel een naam van een stad onder aan de berg Gilboa, waar Jehu koningin Izébel en haar zonen doodde (2 Kon. 9:10v; 2 Kon. 10:1v).Jizreël is bovendien een vlakte bij de beek Kison, dat vaak een slagveld was. Debora en Gideon vochten daar tegen de Midianieten. Koning Josia sneuvelde daar (2 Koningen 23:29-30). Israël werd spoedig in ballingschap verstrooid door het leger van Assyrië. Het volk zou gezaaid worden in de wereld (Hos. 2:21; Zach.10:8-9).
Ik zal de bloedschulden van Jizreël vergelden aan het huis van Jehu... hier geeft God de reden voor deze naamgeving. In 2 Koningen 9:7 zegt Gods Woord tot Jehu: 'En u zult het huis van Achab, uw heer, doden, opdat Ik het bloed van Mijn dienaren, de profeten, en het bloed van alle dienaren van de HEERE op Izebel zal wreken." Dat is een bloedschuld die de HEERE hoog zit. Die vergelding komt neer op het koningshuis van Israël:
Ik zal het koningschap van het huis van Israël wegdoen...... het koningschap van het huis van Jehu gaat een jammerlijk einde tegemoet. Er mogen dan vier geslachten van Jehu op de troon zitten, maar de laatste, Zacharias werd na 6 maanden al vermoord. En verder was het machtsinstituut op sterven na dood: intriges, moorden en staatsgrepen. Na de dood van Jerobeam II (747 voor Christus) werden er in twintig jaar tijd vier koningen in Samaria vermoord. En daarop de ballingschap.
Volgens meerdere commentaren zou vers 4 betrekking hebben op het vele bloed dat Jehu liet vloeien rond zijn staatsgreep—ook al verlostte hij Israël daarmee van een bewind en bijbehorende religieuze praktijk waartegen God ook via Hosea’s prediking zijn afkeur liet blijken. Aan de andere kant hield Jehu vast aan de eredienst bij de gouden kalveren in Dan en Bethel (2 Kon. 10:31). Hij was beslist geen 'heilige'. Jehu handelde echter, wat betreft het huis van Achab, overeenkomstig Gods gebod (2 Kon. 9: 6–8, 10). Hij doet me denken aan Pinehas/Pinchas, die door christenen soms veroordeeld wordt, terwijl God hem als waardering 'het verbond van vrede' aanbood. YHWH uitte ook Zijn goedkeuring gekoppeld aan een belofte voor Jehu:
2 Kon. 10:30 De HEERE zei tegen Jehu: Omdat u goed gehandeld hebt, door te doen wat juist is in Mijn ogen, en met het huis van Achab gedaan hebt overeenkomstig alles wat in Mijn hart was, zullen uw zonen tot het vierde geslacht op de troon van Israël zitten.
dat Ik de boog van Israël zal breken in het dal van Jizreël........ 'de boog' is in die tijd een aanduiding voor de krijgsmacht, die strijd voerde met pijl en boog. Het gaat hier niet over de stad Jizreël, maar over het dal, de vallei of de vlakte van Jizreël, een gebied waar, zoals boven beschreven, meerdere veldslagen hadden plaatsgevonden. Nu was het Assyrische rijk de tegenstander met koning Tiglatpileser (733 v.Chr. 2 Kon. 15:29). Hierbij verloor Israël een groot deel van de bewoners en van het grondgebied, tot het rijk geheel ten onder ging in 722 v.Chr. (2 Koningen 17).
Hosea 1:6-7 Zij werd opnieuw zwanger, en zij baarde een dochter. Daarop zei Hij tegen hem: Geef haar de naam Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël, want Ik zal hen zeker wegvoeren. 7. Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en Ik zal hen verlossen door de HEERE, hun God. Ik zal hen echter niet verlossen door boog, door zwaard, door strijd, door paarden of door ruiters.
Zij werd opnieuw zwanger, en zij baarde een dochter....... een tweede kindje voor Hosea en Gomer. De naam van het kindje wordt door God gegeven. Die naam klinkt niet erg hoopvol.
Geef haar de naam Lo-Ruchama........ De naam Lo-Ruchama bevat de Hebreeuwse wortel "rchm", waaruit verschillende woorden zijn afgeleid die allemaal met elkaar te maken hebben en verwant zijn aan de band tussen moeder en kind.
Voegen we er klinkers bij, dan ontstaan de woorden:
- racham = "ontferming" רָחַם strong 7355
- rechem = "baarmoeder" רָחֶם strong 7358
- in hoofdstuk 2 komt dit woord wel 5 x voor.
- lo = niet of geen. Deze naam betekent dus: 'geen ontferming'.
De kerken van de vervangingsreligie hebben deze teksten van Hosea gebruikt om aan te tonen dat Israël voor God heeft afgedaan en dat zij als 'getrouwe gelovigen' daarvoor in de plaats zijn gekomen.
Ik zal Mij niet meer ontfermen over het huis van Israël, want Ik zal hen wegvoeren......... dit is de aankondiging van de ballingschap, die bedoeld was om Israël tot bekering te brengen. Als er over dit kind gesproken werd zou deze profetie onder de aandacht komen. Toch zal dat niet zo blijven. Hosea vertelt hoe God in Zijn gedachten alweer teruggaat naar het allereerste begin van Zijn relatie met Zijn volk. God is niet de liefde vergeten toen het volk achter Hem aantrok uit Egypte in de woestijn. (Ezechiël 16). Het oordeel over Israël werd spoedig vervuld. De Assyriërs kwamen en veroverden het noordelijke koninkrijk. Ze voerden het tienstammenrijk in ballingschap naar Assyrië. Je kunt dit lezen in 2 Koningen 17.
Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen........ er is wel ontferming bij God voor Juda. Het feit dat God geen genade had voor Israël en wel genade had voor Juda laat twee dingen zien.
· Ten eerste is het waar dat Juda en haar koningen gedurende deze jaren enkelen daarvan trouwer waren aan de Heer, zoals Asa en Josafat, maar echte trouwe koningen waren: koning Hizkia (2 Koningen 18:1-8) en koning Josia (2 Koningen 25:23).
· Ten tweede doet het er eigenlijk niet toe of Juda meer barmhartigheid waard was dan Israël, omdat barmhartigheid van nature barmhartigheid is. Als iemand genade verdient, dan is dat een daad van rechtvaardigheid die uit hemzelf voortkomt en dan is dat geen genade. Barmhartigheid wordt alleen getoond aan hen die schuldig zijn. Daarom ligt het in het wijze en liefdevolle hart van God om barmhartigheid te tonen aan wie Hij barmhartigheid wil betonen. Maar niemand is ooit oneerlijk als hij geen genade toont.
Romeinen 9:14-15 Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Volstrekt niet! 15. Want Hij zegt tegen Mozes: Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontferm en zal barmhartig zijn voor wie Ik barmhartig ben.
Ik zal hen echter niet verlossen door boog, door zwaard, door strijd, door paarden of door ruiters........ de verlossing van Israël van zijn vijanden zal op wonderlijke wijze plaatsvinden, zonder wapengeweld. Deze verlossing van de belegering van Jeruzalem door Assyrië heeft inderdaad plaatsgevonden in het jaar 701 v.Chr. (2 Koningen 19:35v; Jesaja 37:36). Maar later in 586 v.Chr. trof het oordeel ook Juda, toen Jeruzalem werd ingenomen door Babel en haar inwoners in ballingschap werden gevoerd.
Hosea 1:8-9 Toen zij Lo-Ruchama niet meer de borst gaf, werd zij weer zwanger, en zij baarde een zoon. 9. En Hij zei: Geef hem de naam Lo-Ammi, want u bent niet Mijn volk en Ík zal er voor u niet zijn.
Toen zij Lo-Ruchama niet meer de borst gaf, werd zij weer zwanger, en zij baarde een zoon........ Er zal wel minimaal 2 jaar verlopen zijn voor het derde kindje zich aanmeldde. In die tijd gaven de moeders veel langer borstvoeding.
En Hij zei: Geef hem de naam Lo-Ammi, want u bent niet Mijn volk en Ík zal er voor u niet zijn......... de naamgeving heeft vanzelfsprekend een profetische betekenis. Maar het doet ook vermoeden dat dit kindje niet door Hosea is verwekt. Hij moest immers trouwen met een hoererende vrouw. Toch gaat het hier om de profetie, Lo = geen/niet, am = volk. het achtervoegsel 'mi' wil zeggen 'niet van Mij'. Israël, zoals uit alles blijkt, is niet herkenbaar als een volk van God. Het volk is genoeg gewaarschuwd, nu zal God er ook niet voor Israël zijn. Ze moeten nu maar hun hulp zoeken bij de Kanaänitische goden waarop ze hun vertrouwen stellen. Deze boodschap zullen ze dan ook van Hosea te horen krijgen.
Hosea 1:10-11 Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: Kinderen van de levende God. 11. Dan zullen de Judeeërs bijeengebracht worden samen met de Israëlieten. Zij zullen voor zich één Hoofd aanstellen en uit het land oprukken; want groot zal de dag van Jizreël zijn. 12. Zeg tegen uw broeders: Ammi, en tegen uw zusters: Ruchama.
Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden...... Hier worden de beloftes aan Abraham en Jakob in herinnering gebracht. Het is waar dat er met de komende oordelen velen zullen sterven en verloren zullen gaan, maar God houdt zich aan Zijn belofte aan de aartsvaders gedaan: Genesis 22:17 en Genesis 32:12.
daar waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, zal gezegd worden: Kinderen van de levende God.........
Wat YHWH wilde zeggen met de naamgeving Lo-Ammi (niet Mijn volk) is een oordeel over de situatie in die tijd. Daarover komt het oordeel in de vorm van het Assyrische leger. Er was een tijd dat het volk dit grote rijk Assyrië naar de ogen zag. Ze waren daarbij vergeleken klein en onbeduidend. Men wilde zich sterk voelen door samenwerking met hen (Hosea 5:13; Hosea 7:11; Hosea 8:9), in plaats van dat men hun kracht zocht in Gods leiding en bescherming. Hij is de Almachtige die ver boven al de koninkrijken der aarde staat. De banden met Assyrië hadden een afschuwelijke uitwerking. Men ging over Israël heersen en gebruikte barbaarse, wrede manieren om Israël te onderdrukken en weg te voeren uit Gods land. Maar eens komt er een andere tijd, waarin men geleerd heeft door alles wat men heeft meegemaakt. Dat is ook Gods bedoeling met Zijn oordelen. Eens komt die tijd - en die komt met zekerheid, want God belooft het - dat men Israël zal zien als kinderen van de Levende God! God komt tot Zijn doel met Zijn volk!
Dan zullen de Judeeërs bijeengebracht worden samen met de Israëlieten........ ook de breuk tussen Juda en Israël zal geheeld worden. De twaalf stammen, het nageslacht van Jakob zullen in Gods hand één worden! Dat zal werkelijkheid worden in het komende Vrederijk. Geheel Israël zal zalig worden zegt Paulus in Romeinen 11:26. Dat betekent dat alle stammen vertegenwoordigd zijn in het Vrederijk, zowel van Juda als van Efraïm, zoals het tienstammenrijk ook genoemd wordt. Dat gaat samen met het 'binnengaan van de gelovigen uit de heidenen' waaronder Efraïm verstrooid is. Ze brengen 'hun metgezellen uit de heidenen mee'. Ezechiël 37:19b. Het zal worden één kudde, één Herder! Joh 10:16
Zij zullen voor zich één Hoofd aanstellen en uit het land oprukken........ de HEERE plant en zaait, Israël wordt weer Zijn volk, Hij ontfermt Zich over hen en zij erkennen Hem, Yeshua de Messias als het Hoofd, dit zal plaatsvinden door geloof en wedergeboorte.
want groot zal de dag van Jizreël zijn........ eens was de vlakte van Jizreël een tragedie door militaire nederlagen. Maar nu zal de dag van Jizreël groot zijn. Juda en Efraïm, die na de dood van Salomo gescheiden verder gingen en in het jaar 734-733 v.Chr. zelfs met elkaar als broeders oorlog voerden. Hoe het allemaal kan zullen we niet begrijpen, maar bij God is éénheid en herstel mogelijk en Zijn hele hart verlangt daarnaar. Hij zal het ook doen!
Zeg tegen uw broeders: Ammi, en tegen uw zusters: Ruchama....... eens, en die tijd kan wel eens heel dichtbij zijn, wordt de situatie zoals in dit hoofdstuk geschetst, helemaal omgedraaid. Er is een gelovig overblijfsel in de laatste tijd, waarin God zich verheerlijkt. Dat overblijfsel noemt Hij, nadat Hij Zijn volk een tijdlang Lo-Ammi, niet Mijn volk, heeft moeten noemen, nu weer “Ammi”, Mijn volk. Datzelfde volk heeft Hij Lo-Ruchama, die geen ontferming heeft gekregen, moeten noemen. Maar nu noemt Hij het weer “Ruchama”, die ontferming heeft gekregen. Wat een prachtig vooruitzicht!
Ida