English & other languages: click here!
Hosea 1:10 - 2:20 Israël's ontrouw en Achor de deur van hoop
Zoals God Israël als bruid verkoos moest Hosea Gomer tot vrouw nemen. Deze Gomer was geen trouwe echtgenote, net zo als Israël telkens weer aan God ontrouw bleek.
Nadat er een zoon uit dit huwelijk was geboren, met de naam Jizreël, volgde daarop de geboorte van de dochter Lo-Ruchama en daarna de zoon Lo-Ammi.
De naam Lo-Ruchama bevat de Hebreeuwse wortel "rchm", waaruit verschillende woorden zijn afgeleid die allemaal met elkaar te maken hebben.
Voegen we er klinkers bij, dan ontstaan de woorden:
- racham = "ontferming" רָחַם strong 7355
- rachem = "baarmoeder" רָחֶם strong 7358
- in hoofdstuk 2 komt dit woord wel 5 x voor
De naam Hosea betekent “verlosser” en is verwant aan de naam van Yeshua en aan het “Shua” in de beschrijving van God die redt. Het leven van Hosea beeldt dan ook uit wie God is.
Uit hoofdstuk 2 blijkt dat deze kinderen uit ontrouw geboren zijn. Dit komt tot uitdrukking in de naamgeving.
We kunnen ons voorstellen hoeveel verdriet er moet zijn geweest in zo’n huwelijk. Als echtgenoot mag je liefde en toewijding verwachten van je vrouw, maar de man voelt zich verraden, afgewezen en vernederd. Zulke gevoelens moet God dan ook hebben gehad bij de ontrouw van Zijn bruid: Israël. Gevoelens die boosheid oproepen en die onder de mensen meestal uitmonden in echtscheiding.
Jizreël
De eerste zoon wordt "aan hem" geboren. Deze toevoeging wordt alleen vermeld bij de geboorte van Jizreël. Dat zou kunnen betekenen dat Hosea alleen de vader is van deze zoon en niet van de kinderen die hierna geboren worden.
Zijn naam ("God zaait/verstrooit") wijst op de plaats Jizreël, die een centrale plaats inneemt tijdens het eerste optreden van Jehu. Jehu was hét instrument in Gods hand om een einde te maken aan de afgoderij onder leiding van koning Achab en zijn vrouw Izebel. Met grote ijver heeft Jehu zijn taak uitgevoerd, maar hij ging veel te ver. Er is nodeloos veel bloed vergoten. Dat vergeet God niet!
Daarom zal Israël door God worden verstrooid (gezaaid) onder de volken.
Het goede echter beloont God. Daarom belooft Hij dat er tot in het vierde geslacht een nakomeling van Jehu op de troon zal zitten. Dat is ook gebeurd in Zecharja de zoon van Jerobeam II, die elf jaar na het overlijden van zijn vader nog enkele maanden koning is.
In Hosea 2 is een jaloerse echtgenoot aan het woord. Een terechte vorm van jaloezie. De Bijbelvertaling HSV gebruikt het woord “na-ijverig”, dit heeft dezelfde betekenis ais het woord “jaloers”.
Deut. 4:24 Want de HEERE, uw God, is een verterend vuur, een na-ijverig God.
Ook in het tweede gebod noemt God zichzelf een “jaloers” God. Jaloezie staat bij ons bekend als een slechte eigenschap. Als iemand iets begeert wat niet voor hem bestemd is, dan is jaloezie ook verkeerd. Maar als iemand iets van je afneemt wat voor jou bestemd is, dan is jaloezie een terechte reactie. Als God zegt “Ik zal Mijn eer aan geen ander geven” Jes. 48:11 bedoelt Hij diezelfde jaloezie.
Uit hoofdstuk 2 blijkt verder dat het tweede en het derde kind van Gomer uit ontrouw geboren zijn. Dit komt tot uitdrukking in de naamgeving. Deze kinderen worden dan ook niet erkend door Hosea en hij is heel boos op zijn vrouw. Hij zal haar zelfs naakt te kijk zetten voor haar minnaars van wie ze dacht zoveel gekregen te hebben. Het volk Israël had voorspoed in de tijd van Hosea, maar ze schreven die zegeningen toe aan degenen die haar alleen maar “gebruikten”. Een situatie die zich ook in onze tijd en in onze wereld voordoet.
Hebben wij het in het spraakgebruik ook niet over de zegeningen van welvaart en voldoende voedsel, terwijl we vanuit Babel worden geregeerd? Dat Babel dat druk bezig is ons aan banden te leggen terwijl we steeds minder getuigen van God aan Wie we toebehoren? Dat Babel dat door ons zelfs bewust wordt gekozen en waarvan we de zogenaamde voordelen met beide handen aanpakken. En ja, dan kunnen we nog wel met de mond God danken voor Zijn zegeningen, maar stiekem ons vertrouwen stellen op onze politieke en religieuze leiders. En die zullen je op een gegeven moment in slavernij brengen.
Wie waren dan die minnaars van Israël? In Hosea 5:13 wordt Assyrië genoemd. Assyrië maakte deel uit van Babylonië. Een groot en rijk land en machtig vergeleken bij het kleine Israël. In Hosea 7:11 worden twee “minnaars” genoemd, weer Assyrië en Egypte.
Hosea 8:9 want zíj gingen naar Assyrië: een wilde ezel houdt zich afgezonderd, maar Efraïm zoekt hulp bij minnaars.
Als er problemen zijn in Israël gaat het volk bij die landen te rade. Ze negeren de God aan Wie ze toebehoren. Er is geen relatie meer, geen liefdesrelatie. Hun hart is niet meer gericht op God. Die geweldige andere landen, die kunnen wat voor hen betekenen!
Wat een lessen zitten er in deze vergelijking. Niet alleen voor Israël, maar ook voor ons.
Wie de Bijbel leest, de vloeken en de zegeningen die God Zijn volk voorhield, kan alleen maar zeggen dat God gedaan heeft waarvoor Hij gewaarschuwd had. Toch is dat niet het eind van het verhaal.
Ondanks deze moeizame relatie heeft Gods hart zich nooit afgewend van Zijn bruid. Paulus zegt in
2 Tim. 2: 13 Als wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen.
God als echtgenoot gaat Zijn vrouw lokken….. dat is bijzonder! Ze zal eerst de woestijn in worden geleid, waar ze helemaal afhankelijk wordt van Hem. Wijngaarden vanuit de woestijn? Dat kan toch niet…. daar groeien toch geen vruchten? In Hosea 10:1 wordt Israël een “weelderige wijnstok” genoemd. Maar ze gebruikte de vruchten om de Baäls van Assyrië en Egypte offers te brengen. Nu wordt alles anders. Waar God erkend en gediend wordt komen er goede vruchten.
Als je achterom kijkt word je vervuld met schaamte over je zonden. Om tot berouw te komen is het goed dat die schaamte zich meester van je maakt. Maar dan mag je het ook achter je laten:
Fil. 3:14 maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus.
Het dal van Achor was ook zo’n plek van zonde en schaamte, toen Achan genomen had van wat met de ban gewijd was, en ook gestolen en gelogen had, zodat Israël, na de wonderlijke inname van Jericho, bij het innemen van Ai verslagen werd. Zesendertig man werden bij die strijd gedood en het hele gezin van Achan werd gedood door steniging. Deze gebeurtenis is als een zwarte bladzij de geschiedenis van Israël ingegaan. Toen leek het of alle hoop verloren was gegaan. Maar nu….. wat een belofte! Dat dal zonder uitzicht blijkt ineens een deur te hebben, een deur om uit de ellende te stappen.
EEN DEUR VAN HOOP!
Johannes 10:7 IK BEN DE DEUR VOOR DE SCHAPEN.
Dit zei YESHUA, ISRAËLS HOOP!
Nu zegt Israël tot haar Maker: U BENT MIJN MAN! Ze heeft Zijn liefde gezien en erkend.
Dit komt ten volle tot zijn recht straks in het Vrederijk. De Baäls zijn dan verdwenen in de afgrond.
De dieren in het veld zijn geen bedreiging meer, en alles komt in harmonie.
Jesaja 11:6-9 Een wolf zal bij een lam verblijven, een luipaard bij een geitenbok neerliggen, een kalf, een jonge leeuw en gemest vee zullen bij elkaar zijn, een kleine jongen zal ze drijven. 7 Koe en berin zullen samen weiden, hun jongen zullen bij elkaar neerliggen. Een leeuw zal stro eten als het rund. 8 Een zuigeling zal zich vermaken bij het hol van een adder, en in het nest van een gifslang zal een peuter zijn hand steken. 9 Men zal nergens kwaad doen of verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt.
Hosea profeteert herstel van de breuk tussen Israël en Juda
(overgenomen van Messiasnieuws)
Het was Hosea’s taak de ondergang van het noordelijke rijk te moeten aanzeggen. Efraïm, Israël, het noorden, was Lo-Ammi, Niet-mijn-volk, geworden. Maar de Israëlieten van het noorden hebben niet geluisterd, en Hosea heeft moeten aanzien hoe het Huis Israëls (Samaria) in 722 vChr vernietigd werd.
Hosea is ook één van de profeten die profeteerde dat het Huis Israëls zich in de eindtijd weer met het Huis Juda zal herenigen: Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee [Israël volkeren van NW-Europa, ca. 1500-2000 AD] … Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, een hoofd over zich stellen, en optrekken uit het land [uit het Noorderland] … (Hosea 1:10-11).
Ten tijde dat Hosea een profeet in het noorden (Samaria) was, was Jesaja een profeet in het zuiden (Jeruzalem). Jesaja kondigde het oordeel aan over Israël en Juda. Hij profeteerde ook vóór en ná de val van Samaria (722 vChr).
Ook Jesaja geeft aan (in H. 11) dat ná de Komst van de Messias – die voor ons Christenen de Wederkomst van de Here Jezus is – Israël met Juda herenigd zal worden. Let op de frase: ‘te dien dage’ (HSV: 'op die dag'). Jesaja 11:1-5 gaat over de komst van de Messias en de verzen 6-10 over het Vrederijk. Jesaja 11:11 geeft met ‘te dien dage’ aan dat het dan, rond de Wederkomst, de tijd van herstel zal zijn voor het overblijfsel van Israël en Juda:
En het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk … in de kustlanden der zee … en de verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde. Dan zal de afgunst van Efraim [van de Israël volkeren] verdwijnen en zij die Juda [de Joden] benauwen, zullen uitgeroeid worden; Efraim zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraim niet benauwen (Jesaja 11:11-13).
Ida