English & other languages: click here!
Ezra 10 - heidense vrouwen weggezonden
Ezra laat de mensen zweren dat ze de vreemde vrouwen zullen wegsturen. Na een volksvergadering in Jeruzalem en na zorgvuldig onderzoek en diep berouw, worden de vrouwen daadwerkelijk weggestuurd. Deze geschiedenis vindt plaats in het jaar 458 v.Chr.
Ezra 10:1 Terwijl Ezra zo bad en deze belijdenis deed en zich huilend voor het huis van God liet neervallen, voegde een zeer grote gemeente van mannen, vrouwen en kinderen uit Israël zich bij hem; want ook het volk huilde luid.
Het zijn niet alleen de woorden vermeld in Ezra 9:6-15 die opriepen tot schuldbelijdenis. Het was de gesteldheid van het hart dat zich schuldig wist voor God. Het uitte zich in huilen en neer te vallen voor het huis van God. Ezra bad dit gebed en vernederde zich namens het volk in het openbaar, tijdens een zeer grote gemeente van mannen, vrouwen en kinderen uit Israël. Er is hier sprake van oprecht berouw. Je ziet het vaker in de Tora dat de leiders zich ter aarde lieten vallen, nadat het volk gezondigd had. Num. 14:5 (ongeloof i.v.m reuzen); Num. 16:4 (opstand Korach, Dathan en Abiram);
Num. 30:6 (Meriba watergebrek); Deut.9:18 (gouden kalf); Jozua 7:6 (Achan).
Ezra 10:2-4 Toen nam Sechanja, de zoon van Jehiël, van de nakomelingen van Elam, het woord en zei tegen Ezra: Wij zijn onze God ontrouw geweest, en wij hebben uitheemse vrouwen uit de volken van het land bij ons doen wonen. Evenwel, er is wat dit betreft hoop voor Israël. 3. Welnu, laten wij een verbond sluiten met onze God om alle vrouwen en het uit hen geborene weg te sturen, volgens de raad van de Heere en van hen die beven voor het gebod van onze God, en er zal overeenkomstig de wet gehandeld worden. 4. Sta op, want op u rust de zaak, en wij zullen met u zijn; wees sterk om te handelen.
Wij zijn onze God ontrouw geweest. Evenwel, er is hoop voor Israël....... Sechanja spreekt Ezra aan als woordvoerder van het volk. Hij beseft dat het volk zelf naar voren moest komen om de ernst van zijn zonde onder ogen te zien. Het volk dient dit daadwerkelijk berouwvol voor God te belijden. Tenslotte was Ezra, hoezeer ook invoelend met deze situatie, zelf een buitenstaander en nieuwkomer. Sechanja belooft dat de vreemde vrouwen zullen worden weggestuurd. Hij weet: als het volk zich bekeert, zal Gods toorn worden afgewend. Ezra had hier de gelegenheid om zijn taak om het volk te onderwijzen op zich te nemen (Ezra 7:10 en Ezra 7:14).
“Volgens de raad van de Heere en van hen die beven voor het gebod van onze God’ betekent: zo wil God het en zo willen ook allen ernst maken met Gods gebod. De Tora zegt daarvan: Exodus 23:32 en 34:12: ‘Verbindt u niet aan de inwoners van het land’. Sechanja behoorde tot de eerste groep die uit de ballingschap terugkeerde (Ezra 2:7), deze groep had zich daaraan schuldig gemaakt. Sechanja besefte terdege de ernst van hun zonde, maar hij wist ook dat de gebrokenheid over hun zonde de uitwerking was van Gods Geest onder hen. Zo bewerkte God zelf hoop voor Israël!
laten wij een verbond sluiten met onze God om alle vrouwen en het uit hen geborene weg te sturen...... woorden en gevoelens van gebrokenheid moeten hun uitwerking krijgen in daden, anders zijn ze waardeloos. Een verbond sluiten betekent in dit verband gewoon dat ze voor Gods aangezicht een plechtige belofte afleggen.
Ezra 10:5-8 Toen stond Ezra op en hij deed de oversten van de priesters, van de Levieten en van heel Israël zweren om dienovereenkomstig te handelen; en zij zwoeren een eed. 6. Ezra stond op van voor het huis van God en hij ging naar de kamer van Johanan, de zoon van Eljasib; toen hij daar kwam, at hij geen brood en dronk hij geen water, omdat hij rouwde over de trouwbreuk van de ballingen. 7. En men ging met een boodschap voor alle ballingen door Juda en Jeruzalem om in Jeruzalem bijeen te komen. 8. En van al wie niet binnen drie dagen zou komen, volgens de raad van de vorsten en de oudsten, zouden al zijn bezittingen met de ban geslagen worden en hijzelf zou worden afgezonderd van de gemeente van de ballingen.
Toen stond Ezra op en hij deed de oversten van de priesters, van de Levieten en van heel Israël zweren.......... Ezra liet eerst de leiders: de priesters en levieten aantreden om zich met een eed te verbinden aan het zojuist genomen besluit. Goede voornemens zijn niet voldoende. Nu ze een eed hebben afgelegd kunnen ze niet meer terug. Als aangestelde dienstknechten van God moesten ze het voorbeeld geven, vooral ook omdat ze eerst het verkeerde voorbeeld hadden gegeven.
Ezra ging naar de kamer van Johanan, de zoon van Eljasib; en hij at geen brood en dronk hij geen water...... Ezra bijft vasten en trouw bedrijven, totdat Israël weer een heilig volk zal zijn. Niet eerder zou hij weer blij kunnen zijn.
wie niet binnen drie dagen zou komen zou zwaar gestraft worden...... Ezra had van koning Artaxerxes ( Ezra 7:26 ) een groot gezag gekregen. Hier gebruikte hij die autoriteit door de mensen de eed te laten nakomen die ze eerder hadden afgelegd ( Ezra 10:5 ).
Ezra 10:9-11 Toen kwamen alle mannen van Juda en Benjamin bijeen in Jeruzalem, binnen drie dagen; het was de negende maand, op de twintigste van die maand. Het hele volk zat op het plein van het huis van God, bevend omwille van de zaak en vanwege de vele regen. 10. Toen stond Ezra, de priester, op en zei tegen hen: U bent ontrouw geweest en u hebt uitheemse vrouwen bij u doen wonen, en daarmee de schuld van Israël vermeerderd. 11. Welnu, geef de HEERE, de God van uw vaderen, de eer, en handel naar Zijn welbehagen, en zonder u af van de volken van het land en van de uitheemse vrouwen.
Toen kwamen alle mannen van Juda en Benjamin bijeen in Jeruzalem...... dat al die mannen bijeen kwamen was opnieuw een teken van de werking van de Heilige Geest. Ze kwamen bevend, want ze waren zich bewust van hun zonden en de regenkou versterkte dat beven. De 9e maand is de regenmaand Kislev (december).
Ezra sprak: U bent ontrouw geweest en daarmee de schuld van Israël vermeerderd...... Ezra sprak het volk toe met het gezag van God. Men moest beseffen dat hun ballingschap een gevolg was van deze zonde. Ook het feit dat ze nog overheerst worden door Perzië, is een gevolg daarvan. Als dit kwaad niet wordt uitgebannen zullen hen nog veel ernstiger dingen overkomen.
Welnu, geef de HEERE, de eer, handel naar Zijn welbehagen, zonder u af van de volken en de uitheemse vrouwen......... Ezra roept het volk op om schuld te belijden en zich af te zonderen van de heidenen en hun vrouwen. Dit betekent dus dat zij die heidense vrouwen weg moeten sturen, want dat is naar Gods welbehagen.
Ezra 10:12-15 De hele gemeente antwoordde en zei met luide stem: Zo, overeenkomstig uw woord, staat het ons te doen. 13. Het volk is echter talrijk, en het is de regentijd; en er is geen kracht om buiten te blijven staan. Bovendien is het geen werk voor één dag of voor twee, want wij hebben met velen in deze zaak overtreden. 14. Laat onze vorsten toch aantreden voor de hele gemeente en laat allen die in onze steden wonen en die uitheemse vrouwen bij zich hebben doen wonen, op vastgestelde tijden komen, en met hen de oudsten van elke stad en haar rechters, totdat wij de brandende toorn van onze God vanwege deze zaak van ons afgewend hebben. 15. Alleen Jonathan, de zoon van Asahel, en Jehazia, de zoon van Tikva, stonden hiertegen op; en Mesullam en Sabbethai, de Leviet, hielpen hen.
Zo, overeenkomstig uw woord, staat het ons te doen..... uit deze reactie blijkt een door de Geest bewerkte bereidheid om Gods wil ook daadwerkelijk uit te voeren. Men begreep dat deze leiders dit niet uit machtswellust van hen vroegen, maar dat Ezra en Sechanja het goede voor hen zochten, door Gods toorn van hen af te wenden.
Dit is niet het werk van een of twee dagen, want velen hebben een overtreding begaan.......
Om één en ander goed te kunnen regelen heeft men wel tijd nodig. Je kunt mensen niet zonder meer op straat zetten in deze koude regenmaand. Er wordt voorgesteld om allemaal naar huis te gaan en om in elke stad afzonderlijk een geschikt moment te bepalen. De mannen die hun vrouwen moeten wegsturen zullen dan op die bepaalde datum met de plaatselijke leiders en rechters naar Jeruzalem komen, om hun verbintenis en voorwaarden op een goede manier af te sluiten. Er kunnen onder deze vrouwen ook zijn geweest die oprecht en uitsluitend de God van Israël wilden dienen. Dat zou nauwkeurig onderzocht moeten worden.
totdat wij de brandende toorn van onze God vanwege deze zaak van ons afgewend hebben...... ook van de kant van het volk koos men ervoor God te gehoorzamen in de wetenschap dat dit hun tot zegen zou zijn. OPDAT HET U en uw kinderen na U GOED GAAT en opdat u uw dagen verlengt in het land dat de HEERE, uw God, u geeft, alle dagen (Deut. 4:40).
Alleen Jonathan en Jehazia, stonden hiertegen op; Mesullam en Sabbethai, de Leviet, hielpen hen....... vier mannen maakten bezwaar tegen deze verordening. Waarom ze er niet mee akkoord gingen wordt ons niet meegedeeld. De verzen 16 en 17 geven het bewijs dat ze zich uiteindelijk toch hebben aangepast. Wie tot het ware Israël wil behoren moet de wetten van de God van Israël gehoorzamen.
Ezra 10:16-17 De ballingen deden zo. Ezra, de priester, en de mannen, te weten de familiehoofden, zonderden zich van hen af, naar hun familie, allen bij name genoemd. Zij hielden zitting op de eerste dag van de tiende maand om de zaak te onderzoeken. 17. En op de eerste dag van de eerste maand hadden zij de zaak voor alle mannen die uitheemse vrouwen bij zich hadden doen wonen, afgehandeld.
op de eerste dag van de eerste maand hadden zij de zaak voor alle mannen afgehandeld........ alle zaken werden behandeld in een rechtszitting, waarmee ze op de eerste dag van de tiende maand (1 Tevet) begonnen. Er zullen best moeilijke situaties naar voren zijn gekomen, die uiterst zorgculdig moesten worden bekeken en waarvoor wijsheid van de Heilige Geest nodig was. Het doornemen van alle dossiers nam drie maanden in beslag en op de eerste dag van de eerste maand (1 Abib/Nisan) was alles afgerond. Dit is de datum van het nieuwe Bijbelse jaar, waarop men met een schone lei kon neginnen: Israël was gereinigd.
NU VOLGT EEN LIJST VAN HEN DIE SCHULDIG WAREN BEVONDEN:
Ezra 10:18 Van de nakomelingen van de priesters werden er gevonden die uitheemse vrouwen bij zich hadden doen wonen: van de nakomelingen van Jesua, de zoon van Jozadak, en zijn broers: Maäseja, Eliëzer, Jarib en Gedalia. 19. Zij gaven hun hand erop dat zij hun vrouwen zouden doen vertrekken, en aangezien zij schuldig waren, offerden zij een ram uit het kleinvee voor hun schuld. 20. Van de nakomelingen van Immer: Hanani en Zebadja. 21. Van de nakomelingen van Harim: Maäseja, Elia, Semaja, Jehiël en Uzia. 22. Van de nakomelingen van Pashur: Eljoënai, Maäseja, Ismaël, Nethaneël, Jozabad en Elasa. 23. Van de Levieten: Jozabad, Simeï, Kelaja (dat is Kelita), Petahja, Juda en Eliëzer. 24. Van de zangers: Eljasib; van de poortwachters: Sallum, Telem en Uri. 25. Van Israël: van de nakomelingen van Paros: Ramja, Jezia, Malchia, Mijamin, Eleazar, Malchia en Benaja. 26. Van de nakomelingen van Elam: Mattanja, Zacharja, Jehiël, Abdi, Jeremoth en Elia. 27. Van de nakomelingen van Zattu: Eljoënai, Eljasib, Mattanja, en Jeremoth, en Zabad en Aziza. 28. Van de nakomelingen van Bebai: Johanan, Hananja, Zabbai en Athlai. 29. Van de nakomelingen van Bani: Mesullam, Malluch en Adaja, Jasub, Seal en Jeramoth. 30. Van de nakomelingen van Pahat-Moab: Adna, Chelal, Benaja, Maäseja, Mattanja, Bezaleël, en Binnuï en Manasse. 31. Van de nakomelingen van Harim: Eliëzer, Jissia, Malchia, Semaja, Simeon, 32. Benjamin, Malluch en Semarja. 33. Van de nakomelingen van Hasum: Matthenai, Mattatta, Zabad, Elifelet, Jeremai, Manasse en Simeï. 34. Van de nakomelingen van Bani: Maädai, Amram en Uel, 35. Benaja, Bedeja, Cheluhu, 36. Vanja, Meremoth, Eljasib, 37. Mattanja, Matthenai en Jaäsai, 38. en Bani, en Binnuï, en Simeï, 39. en Selemja, en Nathan, en Adaja, 40. Machnadbai, Sasai, Sarai, 41. Azareël en Selemja, Semarja, 42. Sallum, Amarja en Jozef. 43. Van de nakomelingen van Nebo: Jeïel, Mattithja, Zabad, Zebina, Jaddai en Joël en Benaja. 44. Deze allen hadden uitheemse vrouwen genomen, en sommigen van hen hadden vrouwen bij wie zij kinderen gekregen hadden.
Deze lijst bevat de namen van 17 priesters, 6 levieten, 1 zanger, 3 poortwachters en 82 gewone burgers. Totaal 109 personen.
Vers 18: Er waren zonen van de priester die schuldig waren bevonden doordat ze vreemde vrouwen bij zich hadden genomen. Zelfs de zonen van de Jesua de hogepriester, en andere broers uit de hogepriesterlijke familie (Ezra 2:36), Maseiah, Eliezer, Jarib, en Gedalja.
Vers 19: De overtredende priesters brengen een ram als schuldoffer. Een ram is het dier dat wordt gebruikt bij de inwijding van een priester als hij het priesterambt gaat bekleden (Leviticus 8:22). Door een ram als schuldoffer te brengen wijden de priesters zich opnieuw aan YHWH.
Vers 29: De naam Mesullam kwamen we ook tegen in vers 15 waar vermeld wordt dat hij degenen die zich hadden verzet tegen deze wegzending, te hulp kwam. Mogelijk omdat hij zelf een dochter had die met een zoon van de Ammonitische Tobia getrouwd was (Neh. 6:18). Vooropgesteld dat het in al die drie verzen om dezelfde persoon gaat.
Vers 44: Deze allen hadden uitheemse vrouwen genomen, ...... Het gaat niet alleen om de verkeerde huwelijken die waren gesloten, maar sommigen van hen hadden vrouwen bij wie zij kinderen gekregen hadden”. Ook die kinderen moeten worden weggezonden. Wie iets begint op een verkeerde manier gaat in zijn leven steeds meer afwijken van Gods Woord. Het wordt moeilijker om terug te keren want het brengt veel verdriet met zich mee. Toch is het de enige manier om vrede in het hart te hebben en te groeien in geloof en liefde voor Hem die ons liefheeft en onze zonden op zich heeft genomen. Dat werd uitgedrukt in het schuldoffer van een ram. Vers 19.
Ida