Ezechiël 6 Oordeelsprofetie
Het is voor ons een vreemd klinkende profetie, die niet aan mensen is gericht, maar aan de bergen, de heuvels, de waterstromen en de dalen van Israël. We lezen vaker in de Bijbel dat de bergen worden aangesproken.
Micha 6:1 Luister toch naar wat de HEERE zegt: Sta op, roep de bergen ter verantwoording, laat de heuvels uw stem horen. 2. Luister, bergen, naar de rechtszaak van de HEERE, ook u, vaste fundamenten van de aarde. De HEERE heeft immers een rechtszaak met Zijn volk, Hij voert een rechtszaak tegen Israël.
Net zo als in Micha gaat het hier niet om dichterlijke taal, maar om een keihard oordeel dat wordt uitgesproken. In Ezechiël 4:3 en 7 moest Ezechiël ook zijn blik richten op Jeruzalem, middels het kleibord, om Gods oordeel uit te spreken. En in vers 3 van hoofdstuk 4 voegt YHWH er aan toe: “Dit is een teken voor het huis van Israël.” Daarom kunnen we er van uitgaan dat de oordelen die Ezechiël tot de bergen uitspreekt bedoeld zijn om door Israël, dat door zijn afgoderij het verbond verbroken heeft, gehoord te worden. God spreekt ze niet rechtstreeks meer aan.
Wat houdt dat oordeel in?
Voor het bergland:
De offerhoogten worden met het zwaard vernield
De altaren worden verwoest
De wierookaltaren worden in stukken gebroken
De dode mensenlichamen worden voor de stinkgoden neergelegd
De beenderen worden rondom de altaren verstrooid
Voor de woongebieden:
De steden worden verwoest
De offerhoogten worden een wildernis
De altaren worden verwoest en verlaten
De stinkgoden in stukken gebroken en weggedaan
De wierookaltaren worden stukgebroken
De werken verbrand
Het zwaard wat genoemd wordt is de militaire macht van Nebukadnezar die door God werd gebruikt om het oordeel uit te voeren. Uit dit oordeel blijkt duidelijk dat het de afgoderij is waardoor God hen in ballingschap heeft doen gaan. Je ziet dat satan deze gebieden niet prijs wil geven. Het gebed “verlos ons van de boze” is ook voor ons zo belangrijk om verkeerde en aangeleerde denkbeelden en daden los te laten. Het gebied van “de bergen van Israël” werd al door de oud Kanaänitische volken gebruikt om de afgoden, waaronder de Moloch te dienen. De richter Gideon en koningen als Hiskia en Josia verwijderden de offerhoogten. Maar zodra zulke leiders gestorven waren kwam de heidense offerdienst weer tot ontwikkeling.
Vooral de dalen die Ezechiël moest aanspreken waren berucht vanwege de Moloch-offers:
Jesaja 57:5 U die gloeit van lust bij de eiken, onder elke bladerrijke boom; u die de kinderen slacht in de beekdalen, onder in de kloven van de rotsen.
Jeremia 7:31,32 En zij hebben de hoogten van Tofet gebouwd, die in het dal Ben-Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochters in het vuur te verbranden. Dat heb Ik niet geboden en is niet in Mijn hart opgekomen. Daarom, zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat het niet meer Tofet of het dal Ben-Hinnom zal genoemd worden, maar Moorddal. Men zal in Tofet begraven, omdat er nergens anders plaats zal zijn.
In de verzen 8 tot en met 10 klinkt toch weer een sprankje hoop. God blijft trouw aan zijn verbond. Er zal een overblijfsel zijn dat gaat inzien dat Gods oordeel rechtvaardig was. Zij waren de almachtige, rechtvaardige en liefdevolle God, die hen getrouwd had, niet trouw geweest. Dat was “hoererij”. Zij begrepen dat YHWH een grondige reden had om dit oordeel uit te voeren. Ze walgen van zichzelf en dan zal er berouw en bekering zijn.
Vervolgens krijgt Ezechiël de opdracht zich in de hand te slaan, met de voeten te stampen en “ach” te roepen “over alle gruwelijke slechte daden van het huis van Israël.” Ezechiël, toegewijd als hij is, doet alles gehoorzaam wat God hem opdraagt. Maar niet als een slaafse, gevoelloze boodschapper. Hij vertoont hierin het beeld van Yeshua die zei: "Hier ben Ik om Uw wil te doen". God spoort hem aan zijn emoties te tonen, die hij ongetwijfeld heeft. De boodschap is aangrijpend genoeg: ze zullen sterven door honger, pest en het zwaard. Het zijn dezelfde straffen die ook in deze eindtijd de mensheid zullen treffen.
Dan zullen er nog meer Ezechiëls zijn die geëmotioneerd zuchten en kermen om de zonden die ze om zich heen zien. Zij zullen het oordeel aanzeggen dat bij het Huis van God begint en ze zullen dat uitvoeren:
Ezechiël 9:4-6 En de HEERE zei tegen Hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en zet een merkteken op de voorhoofden van de mannen die zuchten en kermen over al de gruweldaden die in het midden ervan gedaan worden. Maar tegen die andere mannen zei Hij ten aanhoren van mij: Trek achter Hem aan door de stad, en dood! Ontzie niemand en heb geen medelijden. Dood ouderen, jongemannen en meisjes, kleine kinderen en vrouwen, om hen te gronde te richten. Raak echter niemand aan op wie het merkteken is. Begin vanuit Mijn heiligdom. Toen begonnen zij bij de oudere mannen die zich vóór het huis bevonden.
De gesneuvelden worden neergelegd bij hun vernielde stinkgoden, waarop ze hun vertrouwen hadden gesteld. Laat het ons tot waarschuwing en bemoediging zijn om ons vertrouwen te stellen op Hem die ons roept en die getrouw is. 1 Thessalonicenzen 5:24
Het hoofdstuk eindigt met een zin die we vaker bij Ezechiël zullen tegenkomen en in dit hoofdstuk vier maal is geuit: “Dan zullen zij weten dat ik JAHWEH ben!”. En dat zal God de wereld laten weten!
Ida