English & other languages: Click here!

Naar hoofdstuk - inleiding - 1 - 2/3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 28/29 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48

Ezechiël 33 de Wachter

  1. (EZECHIËL 33:1-6) DE TAAK VAN DE WACHTER.

 

WANNEER IK EEN ZWAARD OVER EEN LAND BRENG

In de Bijbel wordt er vanuit gegaan dat God een zwaard over een land brengt, d.w.z. een oordeel. In sommige kringen meent men dat een oordeel van God zonder menselijk toedoen tot stand zal komen. Dat kan wel eens zo zijn bij natuurrampen, maar in de Bijbel zien we steeds weer dat God gebruik maakt van menselijke machten. In de afgelopen hoofdstukken van Ezechiël was steeds de koning van Babel: Nebukadnezar een instrument in Gods hand.

Als er gevaar dreigt is het normaal in het Midden Oosten dat er een “wachter” wordt aangesteld die op zijn “wachttoren” in de gaten houdt of er gevaar in aantocht is. Met zo’n wachter vergelijkt God Ezechiël, maar Hij zegt het er niet uitdrukkelijk bij. Dit beeld van Ezechiël als wachter kwamen we ook al tegen in Ezechiël 3:16-27. Zowel Ezechiël als Jeremia waren zulke door God aangestelde wachters, maar kregen weinig gehoor. Een reden voor ons om op te letten waar God met Zijn Woord ons wil bereiken, voordat het onheil toeslaat.

We zien dat Ezechiël nu vrijuit mag en moet spreken tot het volk, want dat had hij niet mogen doen totdat Jeruzalem ten val was gekomen. (Ezechiël 24:26-27) Dit was voor de ballingen een wonderlijk teken dat het YAHWEH is die door Ezechiël tot hen spreekt.

ALS HIJ OP DE BAZUIN BLAAST EN HET VOLK WAARSCHUWT :

Als er een serieuze dreiging is blaast de wachter op de bazuin. Als degene die het geluid van de bazuin hoort, zijn schouders ophaalt en zich er niets van aan trekt, dan is zijn ondergang zijn eigen schuld. “Zijn bloed komt op zijn eigen hoofd”.  Als hij wel had geluisterd dan had hij zijn leven gered.

Als de ballingen dachten dat hun positie als ”een uitverkoren volk” hen minder verantwoordelijk maakte voor God, dan vergisten ze zich lelijk. De maatstaf van ons voorrecht,  is de maatstaf van onze verantwoordelijkheid.

Amos 3:6. Of wordt in een stad de bazuin geblazen zonder dat het volk beeft? Of komt er kwaad in de stad voor zonder dat de HEERE dat doet?

Als het oordeel over de kinderen van Israël komt, moet iedereen weten dat het de HERE was die het heeft gedaan . Het zal geen ongeluk, lot of pech zijn. Het zal de hand van YAHWEH zijn.

HIJ DIE WAARSCHUWT, ZAL ZIJN LEVEN REDDEN:

Hier zien we dat we een taak hebben om te waarschuwen, zoals Ezechiël dat voortdurend deed. Als Ezechiël het oordeel zag komen en niet op de bazuin zou blazen en er komt iemand om vanwege zijn ongerechtigheid, dan nog zou het de profeet worden aangerekend. Men moet het weten zodat men zich niet kan verontschuldigen. Doen we het niet dan zijn we mede verantwoordelijk voor het onheil van de ander. 

Als Ezechiël waarschuwt dan is hij vrij van het bloed van de goddeloze en hij heeft zijn eigen leven gered (Ezechiël 33:9). Dat is een enorme verantwoordelijkheid. 

2. (EZECHIËL 33:7-9) EZECHIËL DE WACHTER.

 

  1. Ik heb u een wachter voor het huis van Israël gemaakt; daarom zult u een woord uit Mijn mond horen en hen voor Mij waarschuwen
  2. Als God zegt: “Goddeloze, je zult zeker sterven” en Ezechiël zegt dat niet tegen hem dan zal die goddeloze om zijn zonden sterven, maar Ezechiël wordt daarvoor verantwoordelijk gesteld. Zo zie je dat je uit Naam van God moet oordelen! Maar ik weet dat de omgeving dan zegt “je mag niet oordelen”. Dat is bedoeld voor hen die zelf een balk in het oog hebben en menen kritiek te mogen hebben op iemand met een splintertje in zijn oog. Dat is geen oordeel tot behoud van de ander maar het onterecht kleineren van een ander. (Mattheüs 7:1-3)
  3. Als je de goddeloze waarschuwt om zich van zijn weg af te keren, en hij keert zich niet van zijn weg afdan zal de goddeloze in zijn ongerechtigheid sterven, maar Ezechiël heeft zijn leven gered.

3. (EZECHIËL 33:10-11) GODS OORDEEL IS EERLIJK EN RECHTVAARDIG.

Want Yahweh heeft geen behagen in de dood van de zondaar. Als onze overtredingen en onze zonden op ons liggen en we erin wegkwijnen, hoe kunnen we dan leven? Hier horen we voor het eerst dat er zondebesef is onder de ballingen. Wat Ezechiël, maar ook wat Jeremia eerder had gepredikt bleek toch waarheid te zijn en dat maakte dat ze hun ondergang tegemoet zagen. 

Ze hadden inmiddels gemerkt dat het in hun geliefde stad Jeruzalem ook falikant mis was gegaan, terwijl ze de aankondiging die God door middel van Ezechiël bekend maakte, niet wilden geloven. 

Nu beschuldigt Ezechiël hen niet meer van hun zonden, want ze hebben berouw en dan mag Ezechiël hen namens God bekering en vergeving prediken. Ze hoeven niet te sterven, want de deur naar het leven staat open. De uitnodiging wordt hun gedaan door een liefdevolle God.

4. (EZECHIËL 33:12-16) HET PRINCIPE VAN GERECHTIGHEID

Ezechiël 33:12 De gerechtigheid van de rechtvaardige zal hem niet redden op de dag van zijn overtreding. En wat de goddeloosheid van de goddeloze betreft, hij zal er niet door struikelen op de dag dat hij zich van zijn goddeloosheid bekeert, en de rechtvaardige zal niet door zijn gerechtigheid in leven kunnen blijven op de dag dat hij zondigt.

Ezechiël heeft vaker de ballingen moeten duidelijk maken dat de gerechtigheid van de rechtvaardige hem niet zal redden op de dag van zijn overtreding. Ze horen het niet voor de eerste keer (Ez.33:12; Ez 18:29-32). De boodschap van God is onveranderlijk. Zonde brengt het oordeel, hoeveel goeds iemand ook gedaan mag hebben, en bekering brengt leven, hoeveel goddeloosheid iemand ook gedaan mag hebben. Als ik tegen de rechtvaardige zeg dat hij zeker zal leven, maar hij vertrouwt op zijn eigen gerechtigheid dan helpt dat hem niet. Een rechtvaardige kan wel menen dat zijn gerechtigheid, al zijn goede daden, hem recht geeft op het leven (Ezechiël 33:13). Daaruit blijkt dat hij op zijn eigen gerechtigheid vertrouwt en niet op God. Als hij niet God de eer geeft zal hij sterven in zijn zelfverheerlijking. Als de goddeloze zijn zonden herstelt, en hij teruggeeft wat hij heeft gestolen en hij doet geen onrecht meer, dan zal hij leven.

5. (EZECHIËL 33:17-20) ONEERLIJKHEID GEVONDEN BIJ ISRAËL, NIET BIJ GOD. 

De ballingen zeggen: "De weg van de HEER is niet eerlijk", maar het is hun weg die niet recht is : 

We komen dat ook wel tegen in onze gesprekken en het zal ook wel vaker in ons eigen hart zijn opgekomen, dat we het eigenlijk niet zo eerlijk vinden wat God doet. Als je die gedachte ruimte geeft, is dat een gevaarlijke ontwikkeling. Niet God moet zich aan ons rechtsgevoel aanpassen, maar wij moeten ons aan Zijn recht, Zijn geboden, Zijn Woord en Zijn handelwijze aanpassen, die allemaal tot ons heil zijn bedoeld.. Ons denken is sedert de zondeval geneigd tot verzet tegen God. Gedachten van verzet tegen God moeten we direct afwijzen, ze komen van de satan die dat bij de eerste zonde in het Paradijs met succes uitprobeerde.. Efeze 4:27 geef de duivel geen voet… want als je hem eenmaal bij je binnen laat gaat het van kwaad tot erger. Meestal vindt zo iemand zichzelf zo wijs en heeft hij niet leren buigen voor Hem die ons geschapen heeft. Dan zegt God: Ik zal ieder van jullie op zijn eigen manier beoordelen. (Ezechiël 33:20)

6. (EZECHIËL 33:21) DE BOODSCHAPPER UIT JERUZALEM.

De boodschapper arriveert in het twaalfde jaar van de ballingschap. Dat was de officiële boodschap, maar Ezechiël wist al dat Jeruzalem gevallen was, omdat God het hem had geopenbaard. Men heeft berekend dat het een half jaar heeft geduurd voordat de boodschapper het officiële nieuws bracht. Waarschijnlijk zijn er ook al eerder vluchtelingen met die boodschap gekomen. De val van Jeruzalem was in het jaar 586 v.Chr. Zo was Ezechiël een wonderteken voor de ballingen, zoals eerder geprofeteerd.
Ezechiël 24:27 Op die dag zal uw mond met die van hem die ontkomen is, geopend worden, zodat u zult spreken en niet langer stom zijn. Zo zult u voor hen een wonderteken zijn. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben. 

Het "stom-zijn" van Ezechiël doet denken aan het "stom-zijn" van die andere priester: Zacharia. Bij Zacharia was de reden dat hij de boodschap van Gabriël niet geloofde: 

Lukas 1:20 En zie, u zult zwijgen en niet kunnen spreken tot op de dag dat deze dingen gebeurd zijn, omdat u mijn woorden niet geloofd hebt, die vervuld zullen worden op hun tijd.

Bij Ezechiël was het de opstandigheid, maar ook het ongeloof van de ballingen.

Ezechiël 3:26 Uw tong zal Ik aan uw gehemelte doen kleven, zodat u stom wordt en u voor hen niet kunt zijn als iemand die bestraft, want zij zijn een opstandig huis! 

Bij beiden werd het "stom zijn" verbroken toen de profetie in vervulling ging. Het was dus in beide gevallen een "wonderteken" dat een bevestiging was van de authenticiteit van de profetie. 

7. (EZECHIËL 33: 22-24) DE HOOGMOED VAN DE WEINIGE JOODSE OVERLEVENDEN DIE NOG IN JUDEA ZIJN.  

Ze hadden van het oordeel nog niets geleerd. Ze zeiden: “Abraham was slechts één, en hij erfde het land. Maar we zijn met velen; het land is ons in bezit gegeven”. Ze eisten als het ware het land voor zichzelf op. Jeremia beschreef de tragische gebeurtenissen van hen die waren overgebleven in Jeremia 40-44.  Die toe-eigening had betrekking op enkele armsten van het land die door Nebuzaradan van Babel daar mochten blijven om het land te bewerken. Jeremia 52:16. Ze waren de achtergebleven percelen grond aan het het annexeren en zagen zichzelf als de wettige erfgenamen van de beloften aan Abraham. Al eerder hadden deze hoogmoedige overlevenden al zoiets uitgesproken:
Ezechiël 11:15 Houd u ver van de HEERE, ons is dit land als erfelijk bezit gegeven.
 

Ze voelden zich verheven boven hun broeders in ballingschap en vonden dat die niet langer recht hadden op bezit in het land van Juda.

8. (EZECHIËL 33:25-26) GODS ANTWOORD AAN HET OVERLEVENDE OVERBLIJFSEL.

Je eet vlees met het bloed erin, je slaat je ogen op naar je afgoden en je vergiet bloed, moet je dan het land bezitten?Abraham kreeg het het land om zijn gehoorzaamheid, omdat hij God vertrouwde. Deze mensen vertrouwen op het zwaard, plegen overspel en dienen afgoden.

 

9.(Ezechiël 33:27-29) GODS OORDEEL OVER DE WEINIGE OVERLEVENDEN.

Dit oordeel wordt uitgesproken over hen die nog overgebleven zijn van het oordeel dat Babel over Jeruzalem en Judea bracht:

Ezechiël 33:27-29 Dit moet u tegen hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE: Zo waar Ik leef, voorwaar, zij die zich in die puinhopen bevinden, zullen door het zwaard vallen, en wie op het open veld is, hem zal Ik aan de wilde dieren geven om hem op te laten eten, en zij die in de bergvestingen en in de grotten zijn, zullen door de pest sterven.28. Ik zal van het land een verlaten woestenij maken en zijn sterke trots doen ophouden. De bergen van Israël zullen verwoest zijn, zodat niemand erdoorheen trekt.29. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik vanwege al hun gruweldaden, die zij gedaan hebben, van het land een verlaten woestenij maak.

 

10. (EZECHIËL 33:30-33) DE BALLINGEN WAREN BLIJ OM EZECHIËL TE HOREN, MAAR LUISTERDEN NIET ECHT.

De kinderen van uw volk hebben het over u, ze horen je woorden, maar ze doen er niet naar. Met hun mond tonen ze veel liefde, maar hun hart is uit op eigen voordeel. Ezechiël is voor hen als een heel mooi lied.

Ineens is Ezechiël populair geworden. De ballingen luisteren graag naar hem. Maar evenmin als de oordeelprofetieën ter harte werden genomen, worden zijn woorden niet als een indringende boodschap van God ervaren. Het lijkt meer op een publieke attractie.

Toch blijft er de belofte waar wij met hen naar uitzien:
Amos 9:15 Ik zal hen in hun land planten, en zij zullen nooit meer weggerukt worden uit hun land, dat Ik aan hen gegeven heb, zegt de HEERE, uw God.

Dan zullen ze weten dat er een profeet onder hen is geweest

We blikken nog even vooruit in het boek Ezechiël om die hoopvolle belofte tot ons te nemen:

Ezechiël 36:26-28 Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven.
27. Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt.
28. U zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb, u zult een volk voor Mij zijn en Ík zal een God voor u zijn.

Ida