English & other languages: click here!
Naar hoofdstuk - inleiding - 1 - 2/3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 28/29 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48
Ezechiël 31 - Assyrië als waarschuwing
Opnieuw een profetie over Egypte. Dit hoofdstuk is gedateerd juni 587 (In het elfde jaar, in de derde maand, op de eerste dag). Het was twee maanden later dan de profetie in het vorige hoofdstuk vanaf Ezechiël 30:20. Het was ongeveer een maand vóór de val van Jeruzalem. De hoofdstukken staan niet helemaal in chronologische volgorde. Dit hoofdstuk bevat beeldspraak, poëzie maar ook harde feiten.
Juda is niet de enige over wie het oordeel werd uitgesproken. De omringende landen hebben door hun houding ten opzichte van Gods volk ook deel aan het oordeel.
Ezechiël 31:2 Mensenkind, zeg tegen de farao, de koning van Egypte, en tegen zijn menigte
Ezechiël moet zowel de farao als zijn volk (zijn menigte) aanspreken:
Ezechiël 31:2-9 Het Boek
2 b“Vergelijk uzelf met het oude Assyrië,
een groot en machtig volk dat leek op een ceder van de Libanon,
vol met dikke mooie takken die dienden als schaduw voor het woud,
met zijn top hoog in de wolken.
4 Zijn wortels groeiden diep in de vruchtbare aarde.
Hij groeide hard door de overvloed aan grondwater
waarvan ook de bomen rondom hem hun deel kregen.
5 Hij torende hoog boven de andere bomen uit.
Dankzij al het water dat zijn wortels en takken konden opzuigen, groeide hij snel.
6 De vogels nestelden tussen zijn takken
en in zijn schaduw brachten de wilde dieren hun jongen ter wereld.
Alle machtige volken van de aarde leefden in zijn schaduw.
7 Hij was sterk en mooi en had prachtige volle takken,
omdat zijn wortels diep in de grond een overvloed aan water opzogen.
8 Deze boom was langer en mooier dan alle andere bomen in de tuin van God,
geen enkele cipres had zulke takken als hij.
Geen (plataan) kon zich meten met zijn dikke knoesten,
geen enkele boom kon met hem wedijveren in schoonheid.
9 Alle bomen in Eden benijdden hem om de pracht die Ik hem had gegeven.
← CEDER van de Libanon
en
oosterse PLATAAN →
De ceders in de hof van God evenaarden hem niet. De cipressen waren niet te vergelijken met zijn takken. De platanen waren niet als zijn twijgen. Geen enkele boom in de hof van God was met hem te vergelijken in zijn schoonheid. Ezechiël 31:8
Heel onverwacht komt het oude Assyrië in beeld, waarmee Egypte zich maar moet vergelijken. Het was meer nog dan Egypte een groot en machtig rijk, dat met Nimrod is ontstaan. (Genesis 10:11) Onder Tiglatpileser III (743-726 v.Chr.) bereikte Assyrië een hoogtepunt van macht en bloei, maar maakte het tienstammenrijk tot een Assyrische provincie. (2 Kon. 15:29v) Ook Sanherib was één van de machtige vorsten van dat rijk geweest.
Het Assyrische rijk was spoedig na hem vervallen en de monarchie van Nebukadnézar was op dezelfde puinhopen gebouwd en op dezelfde stam van Nimrod geënt. De welvarende tijd van het Assyrische rijk wordt vergeleken met een ceder van de Libanon. Het gaat in deze vergelijking om die prachtige hoge boom met stevige bebladerde takken die schaduw boden voor wie in het bos wandelde. Assyrië en Egypte maakten geen van beide deel uit van de Libanon, maar als je spreekt over mooie bomen dan zijn de ceders van Libanon een prachtig voorbeeld. Ook de hoge plataan met zijn brede kruin en grote handvormige bladeren vormden een schaduwrijk bladerdek. Egypte lag aan de Nijl, waaraan het zijn bestaan ontleende en Assyrië lag aan de Tigris. Water in overvloed dat de bomen deed groeien tot grote hoogte. De Tigris was ook een rivier in de Hof van Eden. (Genesis 2:14) De vergelijking met de bomen in de Hof van Eden gaat dan ook nog verder. Deze bomen zouden jaloers zijn op de nog mooiere bomen die God aan Assyrië gaf. Zowel de Assyrische grootmacht als het later zo machtige Egypte, streefden, in navolging van Nimrod, naar de wereldheerschappij.
Assyrië en Egypte beseften in hun hoogmoed niet dat God hen deze voorspoed gegeven had. Zij hielden de eer voor henzelf en zagen het als hun eigen verdienste dat de afgoden hen gunstig gezind waren.
Het is niet de eerste keer dat Ezechiël beelden van bomen enz. gebruikt. Zie Ezechiël 17:1-10 en Ezechël 17:22-24. Verder in Ezechiël 19:10-14. De bomen in dit hoofdstuk beelden de luister uit van een machtig rijk, maar de schaduw betekende ook de bescherming die het leek te kunnen bieden aan kleinere naties. Maar dat viel tegen. Jeruzalem had bijvoorbeeld van die bescherming van Egypte gebruik willen maken, maar in die omstandigheden bleek Egypte een rietstaf te zijn. (Jeremia 37:7; Ezechiël 29:6) Koning Achaz zocht bescherming bij Assyrië bij een aanval van de Aramese koning Resin, met als gevolg dat Juda een vazalstaat van Assyrië werd. (2 Koningen 16).
Ezechiël 31:10-12 Het Boek
10 Maar Assyrië is trots en arrogant geworden,” zegt de Oppermachtige Here.
“Omdat zij zichzelf hoog boven de anderen heeft verheven
en in haar trots tot aan de wolken reikt,
11 heb Ik haar uitgeleverd aan een machtig volk,
dat haar heeft vernietigd als straf voor haar goddeloosheid. Ik heb haar verstoten.
12 Een leger uit Babel, het wreedste ter wereld,
is haar land binnengevallen, heeft haar omgehakt
en haar laten liggen zoals zij is gevallen.
Haar takken werden verstrooid over de bergen, dalen en rivieren van het land.
Allen die in haar schaduw leefden, gingen weg
en lieten haar daar liggen
Egypte krijgt hier het voorbeeld van Assyrië voorgeschoteld. Het is altijd weer trots en hoogmoed wat in de volkeren speelt. Het is een beeld dat we ook in onze wereld tegenkomen. In niets wordt gevraagd naar Gods plan en Zijn wijsheid. Gods wetten, gegeven voor het welzijn van de mensen, worden genegeerd. Alles draait om geld en om macht. De plannen worden gepresenteerd alsof men daarmee het goede voor de samenleving zoekt, maar wie door zijn werk of anderszins achter de schermen kijkt weet dat er heel andere belangen gediend worden. Dat is de goddeloosheid die ook Assyrië en Egypte kenmerkte. Israël was eveneens betoverd door de welstand van Assyrië.
Ezechiël 16:28 Daarna bedreef u (Israël) hoererij met de Assyriërs, omdat u onverzadigbaar was. U bleef hoererij met hen bedrijven, en nog raakte u niet verzadigd.
En iedereen was jaloers omdat zij het hadden gemaakt. God kreeg niet de eer en de dank. Wie dat inziet weet dat een oordeel in onze wereld ook niet kan uitblijven.
In Ezechiël 29:11 zegt God dat Hij hem overgeeft ´in de hand van een heerser van de heidenvolken, die met hem zou doen overeenkomstig zijn goddeloosheid.” Hiermee wordt Babel, de gewelddadigste van de heidenvolken bedoeld. Die was het middel in Gods hand om hem vanwege zijn goddeloze trots te vernietigen en te verdrijven.
Het Babylonische leger wordt afgebeeld als een groep ruwe houthakkers, die de boom omhakken en hem op de bergen laten liggen. Het hele gebied ligt bezaaid met afgebroken takken.
Ezechiël 31:13-14 Het Boek
13 De vogels pikten haar twijgen weg en
de wilde dieren scharrelden tussen haar takken rond.
14 Laat daarom geen enkele boom trots worden
om zijn eigen pracht en proberen hoger te reiken dan de wolken.
Want zij zullen worden veroordeeld en
in het dodenrijk belanden,
samen met alle sterfelijke mensen van deze wereld.”
Het “hoger reiken dan de wolken” doet denken aan de torenbouw van Babel, beschreven in Genesis 11:4. Het doet ook denken aan satan… Jesaja 14:14-15 Ik zal opstijgen boven de wolkenhoogten, ik zal mij gelijkstellen met de Allerhoogste. 15. Echter, u bent in het rijk van de dood neergestort, in het diepst van de kuil!
Het dodenrijk, de diepe kuil, is het deel van allen die zich verheffen op deze aarde. Die roemen in eigen kracht, bekwaamheid en inzicht en vergeten van Wie ze alles hebben gekregen en nalaten hun Schepper de eer te geven.
Ezechiël 31:15-18 Het Boek
15 De Oppermachtige Here zegt:
“Toen zij viel, liet Ik de zeeën om haar treuren
en liet Ik hun rivieren stoppen met stromen.
Ik kleedde de Libanon in het zwart
en liet de bomen van de Libanon uitdrogen.
16 De volken beefden van angst door het geluid van haar val,
toen Ik haar neerwierp in het dodenrijk, samen met haar bondgenoten.
En alle andere bomen van Eden,
de mooiste en beste bomen van de Libanon,
waarvan de wortels diep in het grondwater staken,
zijn getroost omdat zij haar in het dodenrijk terugzagen.
17 Ook al haar bondgenoten werden vernietigd en verdwenen met haar.
Zij gingen met haar de diepte van het dodenrijk in,
de volken die in haar schaduw hadden geleefd.
In dit gedeelte zien we ook een waarschuwing voor hen die met hen samengewerkt hadden en die van haar voordelen geprofiteerd hebben. Zij ondergaan hetzelfde lot. Maak je los van hen. “Ga uit Babel…opdat je geen deel hebt aan haar plagen”. Openbaringen 18:4-5. In deze beeldspraak is Babel degene die het oordeel uitvoert, maar Assyrië en Egypte worden ook beheerst door de geest van Babel. Hetzelfde geldt voor de superrijke multinationals in onze tijd. Maar het is ook dichter bij huis: in de politiek en in de kerk die meeheult met de antichristelijke politiek van onze tijd, waar het Koninkrijk (het Vrederijk) van God niet wordt verwacht, de sabbat en andere wetten worden genegeerd. Ga uit van haar, vóór het te laat is.
Ezechiël 31:18 Het Boek
18 Och Egypte, uw glorie en pracht is groot onder de bomen van Eden,
de volken van deze wereld.
Maar net als Assyrië zult ook u samen met al deze andere onreine volken
in het diepst van het dodenrijk neerdalen.
U zult zich bevinden te midden van de volken die u veracht
en die met het zwaard werden gedood.
Dit is het lot van de farao en zijn ontelbare onderdanen,”
zegt de Oppermachtige Here.’
Uit het voorgaande kan Egypte zien hoe het is gegaan met dat andere machtige rijk. Dan zullen degenen die zij onder de voet gelopen en vertrapt hebben, in het dodenrijk over hen juichen. Ze zullen zeggen: "Dat is Farao, en zijn gehele menigte. Zie, wat er van ze geworden is, hoe laag zij zijn gezonken. Kijk wat er van al hun praal en hoogmoed is overgebleven." In de HSV vertaling staat in Ezechiël 31:8 “temidden van onbesnedenen zult u (in het dodenrijk) liggen”. Het blijkt dat men in Egypte ook het gebruik van de besnijdenis kende. Ze hadden bovendien hele hoogstaande begrafenistradities. Dus wat Ezechiël hier namens God zegt was voor hen onverteerbaar. Als God met Zijn oordeel recht komt doen, worden zij ten diepste vernederd. Dat staat de machtige farao van Egypte te wachten en al zijn onderdanen die hem naar de ogen keken.
Door over Assyrië te spreken, sprak God tot Egypte.
Wie recht van hart is lijkt een groene boom
Zijn levenskracht komt uit Gods waterstroom
Zo’n fiere ceder van de Libanon
die strekt zijn wortels naar de Levensbron
Hij is geplant in ’t Huis van God de Heer
Al is hij oud, zijn vrucht wordt meer en meer
In ’t voorhof staat die boom daar groen en fris
Getuigend dat YAHWEH waarachtig is
Wie Hem verachten zijn terecht beklagenswaardig
Mijn Sterke Rots, Uw oordeel is rechtvaardig!
Naar Psalm 92:13-16
Ida