English & other languages: click here!

Naar hoofdstuk - inleiding - 1 - 2/3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 28/29 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48

Ezechiël 24 - De kookpot en de belegering van Jeruzalem

BELEGERING JERUZALEM OP GODS TIJD

In de vorige hoofdstukken kondigde Ezechiël doorlopend het oordeel over Jeruzalem aan. Maar nu is het dan zover.....  de tiende van de tiende maand, dat is 10 Tevet op de Bijbelse kalender in het jaar 588 v. Chr. werd Jeruzalem belegerd.  Dat viel toen op 15 januari 588 v.Chr. Een belegering die ten doel had om de bewoners van Jeruzalem, via uithongering tot overgave te dwingen.  

Er was nog geen telefoon of internet, maar het was dezelfde dag dat Ezechiël de boodschap van God hoorde, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, de stad Jeruzalem had omsingeld. Ezechiël, woonde plm. 450 km daar vandaan in ballingschap. Deze datum wordt ook in andere schriftgedeelten genoemd:

2 Koningen 25:1,2 Het gebeurde in het negende jaar van zijn regering, in de tiende maand, op de tiende van de maand, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, naar Jeruzalem kwam, hij en heel zijn leger. Zij belegerden de stad en bouwden er rondom schansen tegenaan. Zo werd de stad belegerd, tot het elfde jaar van koning Zedekia.

Jeremia 39:1,2 In het negende jaar van Zedekia, de koning van Juda, in de tiende maand, kwam Nebukadrezar, de koning van Babel, met heel zijn leger naar Jeruzalem en zij belegerden het. In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, op de negende van die maand, werd de stad opengebroken.

Jeremia 52:4,5 Het gebeurde in het negende jaar van zijn regering, in de tiende maand, op de tiende van de maand, dat Nebukadrezar, de koning van Babel, naar Jeruzalem kwam, hij en heel zijn leger. Zij belegerden de stad en bouwden er rondom schansen tegenaan. Zo werd de stad belegerd tot het elfde jaar van koning Zedekia.

DE BEELDSPRAAK VAN DE KOOKPOT

Dan moet Ezechiël een vreemde gelijkenis aan het volk vertellen. Een veelzeggende gelijkenis die uit de mond van God komt. “Zo zegt Yahweh uw Elohim”:

Neem een grote kookpot (= Jeruzalem) zet hem op het vuur (van Gods toorn) en doe er water bij. Voeg er de ervoor bestemde stukken bij, alle goede stukken vlees, dijbeen en schouderstukken, vul hem met de beste beenderen.

In Jeremia 1:13-14 werd al geprofeteerd dat de kokende pot uit het noorden (Babel) zou komen. De stukken vlees en de beenderen verbeelden de inwoners. De tekst wekt de suggestie dat hiermee de upperclass, de bovenlaag van de bevolking wordt uitgebeeld.

Het beeld van “pot en vlees” zijn we ook al eerder tegengekomen in Ezechiël 11, toen de ballingen hun verblijf in Babel ermee vergeleken:

Ezechiël 11:3 zij die zeggen: Voorlopig moeten wij (hier in Babel) geen huizen bouwen. Deze stad is de pot en wij zijn het vlees.

De ballingen zeiden dit tegen het advies van Jeremia in die al over de "pot" van het oordeel had geprofeteerd. (Jeremia 29:5 en 28) Maar God was het niet eens met de ballingen. De stad Tel Aviv in Babel is niet de kookpot, maar de stad in Israël, waarvan zij de valse hoop koesterden daar spoedig terug te keren.

Ezechiël 11:11. Deze stad zal voor u niet als een pot zijn en ú zult in het midden ervan niet als vlees zijn: op het grondgebied van Israël zal Ik u berechten.

Het kleinvee, de middenklasse en de lagere klasse, moeten ook in de pot gekookt worden. Vooral middenin de pot moet het goed heet worden.

Ezechiël 24:5 Neem het beste van het kleinvee, stapel er ook beenderen onder op, breng het goed aan de kook. Ook zullen zijn beenderen middenin moeten koken.

Deze metafoor gaat om een oordeel op grond van het verbond, dat gesloten werd op oud oosterse wijze: de verbondspartners liepen samen tussen de stukken van doorgesneden dieren door. Bij het niet nakomen van de verplichtingen van dat verbond zou degene die in gebreke bleef hetzelfde lot ondergaan als de dieren. Dit teken gebruikte God in Zijn verbond met Abraham Genesis 15:7-21. Deze oosterse wijze van verbondssluiting had ook plaatsgevonden tussen koning Zedekia die op dit moment nog aan de macht was en koning Nebukadnezar. Zedekia en allen die met hem tussen de stukken waren doorgegaan hadden dit voor Gods aangezicht gedaan. Zie Ezechiël 17:18-21. Ook Jeremia schrijft daarover:

Jeremia 34:18-19 Ik zal de mannen die Mijn verbond hebben overtreden, die de woorden van het verbond dat zij voor Mijn aangezicht gemaakt hadden, niet uitgevoerd hebben, maken als het kalf dat zij in tweeën hebben gesneden en tussen de stukken waarvan zij zijn doorgegaan, namelijk de vorsten van Juda, de vorsten van Jeruzalem, de hovelingen, de priesters en de hele bevolking van het land, die allen tussen de stukken van het kalf zijn doorgegaan.  

Jeruzalem ondergaat de hitte van het vuur van Gods oordeel. Goed en slecht, rijk en arm ondergaan hetzelfde oordeel. Zoals bovenstaande tekst ook aangeeft was de hele bevolking hierbij betrokken.

BLOEDSTAD

Opnieuw noemt Yahweh Jeruzalem de “Bloedstad”.  Vooral het offeren van kinderen aan Moloch was onvergeeflijk (Ezechiël 20:26, 31). Het is de stad waar later het kostbare bloed van Yeshua vloeide. De titel Bloedstad heeft ook te maken met de bloedoffers in de tempel, die de zonden van het volk moesten bedekken. Maar de priesters en bewoners kwamen onrein in de tempel en verontreinigden Gods tempel daarmee. Dit bloed lag als een getuigenis en een reden tot oordeel, op een kale rots.  Volgens Leviticus 17:13 moet bloed met aarde bedekt worden, maar het onschuldig vergoten bloed bleef onbedekt en riep  om wraak. (Genesis 4:10, Job 16:18 en Jesaja 26:21). Het is dan ook de centrale tekst in dit gedeelte. Zie onderstaande chiastische structuur.

Ezechiël 24:12-13 Alle moeite is vergeefs geweest, de vele aanslag ging er niet af: in het vuur, die aanslag!  In uw onreinheid ligt uw schandelijk gedrag! Omdat Ik u heb willen reinigen, maar u niet rein geworden bent, zult u van uw onreinheid niet meer gereinigd worden, totdat Ik Mijn grimmigheid op u doe rusten.

Hierin proeven we de teleurstelling van God na alle pogingen het volk op de goede weg te brengen. Hij heeft hen via de profeten Zijn heerlijkheid in de beloften voorgesteld. “Maar u wilt niet horen. U wilt zich niet tot bezinning laten brengen. Hoe Ik het ook probeer, hetzij in zachte woorden, hetzij in harde slagen, u luistert toch niet. U gaat toch door in uw zondige wegen, want u heeft de zonden lief, u hebt Mij niet lief. Ik ben dood voor u. Daarom, u gaat toch door, je gaat maar door”.

De pot zat onder de aanslag. Het Hebreeuwse woordje voor aanslag is “gelah”  חֶלְאָה , dat volgens het woordenboek en Strong “vuiligheid” betekent, maar wat volgens sommigen ‘roest’ kan betekenen.  Dan zal het vuur onder die pot opgestookt worden. Al het vuil moet eruit (Ezechiël 24:6). Al het vuil dat zich in de loop van de jaren heeft vastgezet (Ezechiël 24:12-13). Het gaat hier over de inname en verwoesting (vuur) van Jeruzalem en de tempel.

Maar laten we dit niet alleen als geschiedenis lezen, want het is ook toekomst!

1 Korinthe 10:11-12 Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is.  Daarom, wie denkt te staan, laat hij oppassen dat hij niet valt.

 Dat vuur zal ook over onze huidige wereld komen. Dat lezen we in de tweede brief van Petrus:

2 Petrus 3:7 Maar de hemelen die er nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd en worden voor het vuur bewaard tot de dag van het oordeel en van het verderf van de goddeloze mensen.

2 Petrus 3:10. Maar de dag van de Heere zal komen als een dief in de nacht. Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen verbranden.

Lukas 12:49 Ik ben gekomen om vuur te werpen op de aarde en wat wil Ik nog meer, nu het al ontstoken is!

Hebreeën 12:29 Want onze God is een verterend vuur.

Je ziet hier in Jeruzalem dat God zelf nu de brandstapel groter gaat maken. (Ez. 24:9) De inhoud van de kookpot wordt verbrand en eruit verwijderd. Dat betekent dat alle bewoners van Jeruzalem dood of levend uit Jeruzalem verwijderd worden. De lege pot wordt opnieuw op het hete vuur gezet waardoor de kookpot smelt. Dit is de ondergang van de geliefde stad die in allerlei toonaarden bezongen is. De zonde en onreinheid, het negeren van Yahweh en Zijn Tora mondden uit in dit verschrikkelijk oordeel.

Het past ons niet ons te verheffen boven dit geslacht. In onze wereld is het niet anders. Als we deel willen uitmaken van het volk van priesters dat God voor ogen staat, dan zijn we in deze wereld om als Ezechiël te getuigen vanuit Gods Woord dat haar werken slecht zijn (Johannes 7:7), om het kwaad te ontmaskeren en de getrouwen te bemoedigen. Maar dat is geen gemakkelijke taak. We zullen de haat van de wereld ervaren.

DOOD VAN EZECHIËLS VROUW

Het beeld van de ondergang van die prachtige dochter Sions, de ‘vrouw’ van God, wordt op nog een andere, zeer schokkende wijze uitgebeeld.

Diezelfde dag sterft de vrouw van Ezechiël.

Zij was “de lust van zijn ogen”.  Ze was kostbaar voor Ezechiël. Haar sterven werd ook op die rampzalige dag door God aangekondigd:

Ezechiël 24:16-17 Mensenkind, zie, Ik ga haar die de lust van uw ogen is, door een plotselinge slag van u wegnemen. Toch mag u geen rouw bedrijven, u mag niet huilen en geen traan laten. Kerm in stilte, u mag geen rouw over de dode bedrijven. Bind uw tulband om en doe uw schoenen aan uw voeten; u mag uw baard en snor niet bedekken en van het brood dat mensen u brengen, mag u niet eten.

God verbiedt Ezechiël om openlijk rouw te bedrijven. Hij moest zijn verdriet in stilte verwerken. Dit was uiterst ongewoon in Israël.  De nabestaande deed zijn hoofddeksel af, liet zijn haar loshangen en liep op blote voeten; hij bedekte de onderkant van zijn gezicht, strooide as op zijn hoofd en huilde luid. Vrienden en omwonenden brachten hem eten, zodat de rouwende van het voedsel bereiden ontslagen was. Maar dit alles wordt de priester Ezechiël verboden, vooruitlopend op hetgeen op dat moment nog niet eens gebeurd was. Een dergelijk gebod kreeg de hogepriester Aäron toen zijn zonen Nadab en Abihu door het oordeel waren gestorven. (Leviticus 10:6)

Het Hebreeuwse woord dat met “tulband” vertaald is luidt “p’er” פְאֵר Strong 6287. In Ezechiël 44:18 en Exodus 39:28 wordt hetzelfde woord gebruikt voor het hoofddeksel van de priester. Hoewel dit hoofddeksel ook wel eens in ander verband gebruikt wordt, bevestigt het weer het priesterschap van Ezechiël.

 

's Morgens sprak ik tot het volk en 's avonds stierf mijn vrouw. (vers 16)

 

De volgende morgen spreekt Ezechiël opnieuw tot de ballingen, zijn hoofd bedekt, zijn voeten geschoeid en zonder zichtbare emotie. Het volk vraagt wat zijn gedrag te betekenen heeft. Hij is onder alle omstandigheden trouw aan YAHWEH, die hem in deze situatie ook de kracht geeft om dit te doen.

Het antwoord aan de ballingen is het Woord van God:

Ezechiël 24:21 Zeg tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik ga Mijn heiligdom ontheiligen, uw sterke trots, de lust van uw ogen en het dierbaarste voor uw ziel. Uw zonen en uw dochters, die u achtergelaten hebt, zullen door het zwaard vallen.

  1. Dan zult u doen zoals ik heb gedaan. U zult uw baard en snor niet bedekken en van het brood dat mensen u brengen, zult u niet eten.
  2. Uw tulbanden zullen om uw hoofd zijn en uw schoenen aan uw voeten. U zult geen rouw bedrijven en niet huilen. U zult in uw ongerechtigheden wegkwijnen, en elkaar uw nood klagen.
  3. Zo zal Ezechiël voor u een wonderteken zijn: geheel zoals hij gedaan heeft, zult u doen. Wanneer het komt, zult u weten dat Ik de Heere HEERE ben.

 

EEN TEKEN

Ezechiël noemt nu de tempel die vernietigd gaat worden met dezelfde kwalificatie die God aan zijn vrouw gaf “de lust van uw ogen”! Daaraan is toegevoegd: “uw sterke trots, het dierbaarste voor uw ziel”.  Dan vervolgt Ezechiël dat hun zonen en dochters, die de ballingen bij hun deportatie hadden moeten achterlaten, met het zwaard gedood zullen worden. Ook zij zullen een verschrikkelijk diepe rouw kennen en dit niet uiten door middel van de gewoonten in Israël.  Ezechiëls gedrag van die dag zal straks een teken zijn voor hen, die in ongerechtigheid wegkwijnen. Wat is dit teken? “Wanneer het komt, zult u weten dat Ik YAHWEH uw Elohim ben.” Zoals Ezechiël geen tekenen van rouw over zijn vrouw mocht laten zien, zo mogen de ballingen geen misbaar maken over de val van Jeruzalem die gaat komen. Het doet ons denken aan de Hogepriester Aäron die geen rouw mocht tonen over de dood van zijn zonen Nadab en Abihu (Leviticus 10:6) die met vreemd vuur geofferd hadden. Als God oordeelt, past het ons te zwijgen.

In Ezechiël 25:25 heeft God een speciale boodschap voor Zijn mensenkind: Ezechiël. Nu Jeruzalem bezet, belegerd, omsingeld is door de vijand weten we dat dit uitloopt op de vernietiging van Jeruzalem, de tempel en de inwoners. Dat heeft een tijd van ongeveer twee jaar in beslag genomen. Al die tijd die voorafging aan de vernietiging, mocht Ezechiël alleen spreken wat God hem doorgaf. Dit was zoals God hem in het begin van zijn priesterlijke bediening had te kennen gegeven:

Ezechiël 3:26-27 Uw tong zal Ik aan uw gehemelte doen kleven, zodat u stom wordt en u voor hen niet kunt zijn als iemand die bestraft, want zij zijn een opstandig huis!

Maar als Ik met u spreek, zal Ik uw mond openen en zult u tegen hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE: Wie luistert, laat hij luisteren. Wie dat nalaat, laat die het maar nalaten, want zij zijn een opstandig huis!

 

Het oordeel wordt beschreven in Jeremia 52. Op het moment dat er iemand bij Ezechiël zal komen die aan het oordeel ontkomen is en meedeelt dat de ondergang van Jeruzalem een feit is, mag hij weer vrijuit spreken. Hij kan de ballingen van de ondergang in kennis stellen, zonder de rechtstreekse woorden van God.  Dit hoofdstuk tekent dan ook het keerpunt in de bediening van Ezechiël. We kijken even vooruit naar Ezechiël 33.

 

Ezechiël 33:21-22 Het gebeurde in het twaalfde jaar van onze ballingschap, in de tiende maand, op de vijfde van de maand, dat er iemand die uit Jeruzalem ontkomen was, naar mij toe kwam en zei: De stad is verslagen. Nu was de hand van de HEERE 's avonds op mij geweest, voordat de ontkomene aangekomen was. Hij had mijn mond geopend voordat hij 's morgens bij mij gekomen was. Zo werd mijn mond geopend en was ik niet langer stom.

 

Na al die vermaningen, veroordelingen in de vorige hoofdstukken zullen de boodschappen van Ezechiël ook weer uitzicht, troost en hoop bieden.  Zo zal ook na de moeiten en oordelen die over de wereld van vandaag komen, de duizendjarige sabbat van rust en vertroosting en uitzicht aanbreken op deze aarde.

Ida