English & other languages: click here!

Naar hoofdstuk - inleiding - 1 - 2/3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 28/29 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48

Ezechiël 18 Persoonlijke verantwoordelijkheid

We lezen hier over een spreekwoord dat onder de ballingen veel gebruikt werd. Ze waren verdreven uit hun geliefde stad Jeruzalem en hoorden ook nog allemaal onheilsprofetie over Jeruzalem van Ezechiël. Dit alles zou het gevolg zijn van hun zonden.  Meestal horen mensen niet graag dat ze schuldig zijn en ze protesteren hier dan ook door dit spreekwoord te gebruiken. Ze schuiven de schuld af op hun ouders die hen zo hebben opgevoed en zien zichzelf als onschuldige slachtoffers. Maar daarmee neemt God geen genoegen. Hij wil dit spreekwoord niet meer horen. De profeten hebben opgeroepen tot bekering, het geweten spreekt Gods taal, maar als je dat naast je neerlegt is dat je eigen verantwoordelijkheid. Je wordt niet gestraft om wat je voorgeslacht verkeerd heeft gedaan, God straft degene die zondigt. Laat dat duidelijk zijn.

Jeremia, een oudere tijdgenoot van Ezechiël, krijgt van God dezelfde boodschap om aan de in Jeruzalem wonende bevolking door te geven. ( Jeremia 31: 29 )  Het spreekwoord lijkt dus een algemeen gebruikt excuus te zijn voor het zondig geslacht. In de oude statenvertaling staat dat mooie ouderwetse woordje "slee": "de tanden zijn slee geworden".

Het komt omdat ze de druiven te vroeg plukken en dan worden de tanden "stomp" of "slee".  Misschien is "stroef" nog een beter woord en lijkt het een beetje op het gevoel aan je tanden na het eten van rabarber. 

Hoe zit het dan met die tekst uit de tien geboden? God zou toch de zonde tot in het derde en vierde geslacht vergelden?

Exodus 20:5,6 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen.

Hiermee wordt er echter vanuit gegaan dat die latere generaties voortgaan met Hem te haten. Het gaat hier om de aanhoudende rebellie en afgoderij van zowel de eerdere generaties als van de volgende generatie Israëlieten. Maar ieder mens moet toetsen of wat hij meekrijgt van zijn ouders, school en kerk wel klopt met Gods Woord. Daarmee neem je zelf verantwoordelijkheid voor je leven.  En God zal je daarin zegenen. De tekst zegt toch ook dat God graag barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Hem liefhebben en zich aan Zijn geboden houden.

DE ZONEN VAN KORACH

Een mooi voorbeeld is het gezin van Korach. Hij organiseerde een opstand in de woestijn tegen Mozes en Aäron. Er waren andere mannen die met hem meededen: Dathan en Abiram. Mozes en Aäron waren echter door God zelf als leiders aangesteld. Korach en zijn vrienden vonden dat Mozes en Aäron geen goede leiding gaven en wilde zelf het bestuur.
Dan moeten ze met hun huisgezinnen bij Mozes komen. Er staan veel andere mensen omheen, maar ze moeten op afstand gaan staan van deze oproermakers, want Gods oordeel komt over hen.  Dan gaat de grond open en de opstandige mannen worden met hun huisgezinnen levend begraven.

De zonen van Korach waren daar niet bij. Zij waren niet meegegaan met de verkeerde plannen van hun vader. Zij deden niet mee met de zonde van de vader.  En we zingen nu nog steeds psalmen die door de zonen van Korach, in hun nageslacht zijn geschreven. Je leest het in Numeri 16. En in één van de volgende hoofdstukken lezen we: Maar de kinderen van Korach stierven niet” (Numeri 26:11) Van het nageslacht wordt gezegd:  En de Levieten van de nakomelingen van de Kahathieten, en van de nakomelingen van de Korachieten, stonden op om de HEERE, de God van Israël, met luide stem ten hoogste te prijzen.  (2 Kron. 20:19

Tien Psalmen dragen het opschrift: 'Van de Korachieten' (NBG), of 'van de zonen van Korach'. (HSV). Het zijn de Psalmen 42; 44-49; 84; 85; 87 en 88.

God zelf legt dit - via Zijn profeet Ezechiël - heel nauwkeurig uit in de verzen 5 t.m. 20:


Opa

Vader

Zoon

Is rechtvaardig. Doet recht en gerechtigheid

Gewelddadig. Is bloedvergieter.    

Neemt afstand van de zonde van zijn vader.

Geen offermaaltijden op de bergen

Offermaaltijden op de bergen

Geen offermaaltijden op de bergen

Kijkt niet naar stinkgoden

Geeft aandacht aan stinkgoden

Kijkt niet naar stinkgoden

Blijft van de vrouw van zijn naaste af

Onteert de vrouw van zijn naaste

Blijft van de vrouw van zijn naaste af

Geen gemeenschap met ongestelde vrouw

Heeft geen respect voor een vrouw

Heeft respect voor zijn vrouw

Buit niemand uit

Buit arme en behoeftige uit

Buit niemand uit

Geeft onderpand terug

Geeft onderpand niet terug

Geeft onderpand terug

Wil geen roofgoed

Roofgoed buitgemaakt

Wil geen roofgoed

Geeft die honger hebben brood

Bekommert zich niet om wie honger heeft

Geeft die honger hebben brood

Geeft kleding aan wie het nodig heeft

Bekommert zich niet om wie kleding nodig heeft

Geeft kleding aan wie het nodig heeft

Vraagt geen rente

Leent uit tegen rente

Neemt geen rente

Neemt geen winst

Vraagt winst

Neemt geen winst

Doet niet mee met onrecht

Doet gruweldaden

Behandelt arme met respect

Oordeelt rechtvaardig

Oordeelt onrechtvaardig

Oordeelt rechtvaardig

Houdt zich aan Gods geboden

Houdt zich niet aan Gods geboden

Houdt zich aan Gods geboden

HIJ ZAL LEVEN!

MAG NIET IN LEVEN BLIJVEN! ZIJN BLOED RUST OP HEM.

DE ZOON HEEFT NIET DE ONGERECHTIGHEID VAN ZIJN VADER GEDAAN. HIJ ZAL ZEKER BLIJVEN LEVEN.


Goed en kwaad kunnen niet van de ene op de andere generatie overgedragen worden.

De zoon is persoonlijk verantwoordelijk voor zijn daden. Hij heeft de zonden van zijn vader gezien maar heeft daar afstand van genomen. Daarom zal hij ook niet sterven omdat zijn vader in zonden leeft.  Ook de vader (zoon van Opa) kan niet gered worden omdat zijn vader rechtvaardig is. Dit is een profetie die ook in onze tijd van kracht is.

Als die gewelddadige vader zich zou bekeren van al die opgesomde overtredingen en Gods geboden in acht ging nemen, dan zou hij alsnog het LEVEN krijgen. De weg van terugkeer naar God is een weg van BEKERING. Wat er heeft plaatsgevonden is beleden en wordt nooit meer aangerekend. De liefde tot God is af te meten aan het houden van Zijn geboden.

Yeshua had dezelfde boodschap:
Johannes 14:21-24 Wie Mijn geboden heeft en die in acht neemt, die is het die Mij liefheeft, en wie Mij liefheeft, hem zal Mijn Vader liefhebben; en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. Jezus antwoordde en zei tegen hem: Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord in acht nemen; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen naar hem toe komen en bij hem intrek nemen. Wie Mij niet liefheeft, neemt Mijn woorden niet in acht; en het woord dat u hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, Die Mij gezonden heeft.

 

Daarbij moeten we in rekening brengen dat het houden van de geboden uit liefde behoort te gebeuren. Het is geen arbeidsovereenkomst waarbij de rechten en plichten voor beide partijen juridisch zijn vastgelegd. Het eerste gebod gaat uit van de liefde tot God:

 

Markus 12:30 En u zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. DIT IS HET EERSTE GEBOD.

 

God kijkt altijd naar het hart. Hij weet wat er in het hart verborgen ligt. Psalm 44:22b. Het houden van de geboden is pas zinvol als het met liefde gepaard gaat.

 

Ezechiël herhaalt zijn boodschap opnieuw in Ezechiël 33. In beide hoofdstukken bindt hij zijn toehoorders op het hart:

Ezechiël 18:23 Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere HEERE. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven?

Ezechiël 18: 32. Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende, spreekt de Heere HEERE, dus bekeer u en leef!
Ezechiël 33:11 Zeg tegen hen: Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft! Bekeer u, bekeer u van uw slechte wegen, want waarom zou u sterven, huis van Israël?

 

We hadden het over die gewelddadige vader, die zich zou kunnen bekeren van al die opgesomde overtredingen. Dan zou met zijn vorige slechte daden niet meer gerekend worden.  Het omgekeerde is ook van toepassing. Als iemand lange tijd rechtvaardig heeft geleefd, maar hij verandert zijn leefwijze en gaat zondigen….. dan zal er aan zijn vroegere rechtvaardige daden niet meer gedacht worden. Zoals Demas, die liefde kreeg voor deze wereld in zonde….. 2 Timotheüs 4:10….. Ja, dan worden zijn eerdere rechtvaardige daden ook niet meer in rekening gebracht. Ezechiël 18:26

 

Als een zoon zich afkeert van de zondige levensstijl van zijn vader is hij ook in staat kritisch, in het licht van de Tora, naar zichzelf te kijken.

Maar het Israël waarvoor Ezechiël een boodschap heeft wil de schuld niet bij zichzelf zoeken. “De vaders hebben onrijpe druiven gegeten en nu zaten zij met de “gebakken peren” oftewel de tanden die stomp geworden zijn.  Het is een soort fatalisme waarin men blijft hangen. En dan zeggen ze ook nog “De weg van de Heere is niet recht.” Het doet denken aan de man die zijn talenten begroef “Heer, ik wist dat u een streng man bent, omdat u maait waar u niet gezaaid hebt, en inzamelt van de plaats waar u niet gestrooid hebt.” Mattheüs 25:24

Dit voorbeeld wordt door Yeshua gebruikt bij het uitspreken van het oordeel. Het is een argument van alle tijden en alle volken. En hoe luidt dan het oordeel?

Werp de onnutte dienaar uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. Mattheüs 25:30  - Hij zal niet LEVEN!

Maar Ezechiël is niet fatalistisch ten opzichte van de ballingen. Die persoonlijke verantwoordelijkheid is juist Gods rechtvaardige manier om ieder de kans op leven te geven. Ezechiël wil de ballingen daarvan bewust maken. De houding van “het is nu eenmaal niet anders”, is geestdodend. Ezechiël wil hen wel toeroepen: “Sta op uit je moedeloosheid, zit niet bij de pakken neer. Begraaf je talenten niet! God wil je leven geven! Waarom zou je sterven als God je een nieuw hart en een nieuwe geest wil geven!”

Deze boodschap is een krachtige onderwijzing dat we ons niet kunnen verschuilen achter onze opvoeding en scholing. Maar ook dat we niet kunnen vertrouwen op de rechtvaardigheid van anderen, zoals onze voorouders of leiders, om ons te redden. We moeten verantwoordelijkheid nemen voor onze eigen daden en besluiten te leven op een manier die God ons in Zijn Tora heeft duidelijk gemaakt.

Ezechiël 18:31 Werp al uw overtredingen, waarmee u overtreden hebt, van u af en maak u een nieuw hart en een nieuwe geest. Waarom zou u sterven, huis van Israël?

 

Als God je dan zo graag een nieuw hart en een nieuwe geest wil geven, pak die kans dan! Hij wil helemaal niet dat je sterft! Kies daar dan niet voor. Want dat doe je als je je vasthoudt aan dat spreekwoord van die onrijpe druiven.  Zet die stap naar Hem, naar het LEVEN en Hij zal je helpen!

 

Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende,

spreekt YAHWEH, dus BEKEER U EN LEEF!   

Ezechiël 18:32

 

Ida