Ezechiël 12 - profetie vlucht en gevangenschap Zedekia
Na de indrukwekkende ervaringen in de vorige hoofdstukken wordt de aandacht weer verlegd naar de ballingen in het het Babylonische Tel Abib aan de Kedar. Of dit direct aansluitend aan het Jeruzalem visioen plaatsvond is niet duidelijk. In tegenstelling tot veel gedeelten is hier geen datum genoemd. Maar wat Ezechiël hier profetisch moet uitbeelden heeft wel alles met Jeruzalem te maken en wel met de vlucht van koning Zedekia. Waarom deze koning onder het oordeel viel is te lezen in dit Jaïr artikel.
Zoals steeds wordt Ezechiël door God aangesproken met de titel “mensenkind”. Er staat letterlijk “Ben Adam” בֶּן-אָדָם , dat betekent “Zoon des mensen”, een titel die Yeshua Zichzelf geeft in het Nieuwe Testament. Bijvoorbeeld Mattheüs 13:41. Het mensenkind Ezechiël woont tussen een opstandig volk. Zij hebben ogen om te zien, maar zij kijken niet, zij hebben oren om te horen, maar zij luisteren niet! Zo ziet God de ballingen waarvoor Hij in het vorige hoofdstuk nog zo’n mooie belofte had. Maar God laat het er niet bij zitten. Hij gaat verder Zich met hen te bemoeien. “Misschien zullen zij inzien dat zij een opstandig huis zijn.” (vers 3c) Het woordje “misschien” laat zien dat God toch nog een sprankje hoop op bekering koestert.
De ballingen voelden zich achtergesteld bij de inwoners van Jeruzalem. Voor ons is Ezechiël een belangrijke profeet die wij kennen uit de Bijbel. Maar in Babel waren meerderen onder het volk die “profeteerden” en hun een goede toekomst terug in Jeruzalem beloofden. Ezechiël was bij de ballingen maar één van die profeten, maar wel een rare, een zwartkijker. Wat hij verkondigde en uitbeeldde dat wilden de meesten niet geloven. Dat de mensen de waarheid niet onder ogen zien herkennen we heel goed in onze tijd.
Ezechiël moest een gat in de muur breken, dat was onderdeel van Gods opdracht die Ezechiël precies uitvoerde. Dan moest hij overdag zijn bagage bijeenpakken en daarmee door het gat in de muur naar buiten gaan. Waarschijnlijk was dat een handeling die hij meerdere dagen moest laten zien. ’s Avonds moest hij naar buiten gaan door het gat, zijn gezicht bedekken en net doen of hij vluchtte met de bagage op zijn schouder, zoals de ballingen in Babel dat enige tijd geleden waarschijnlijk ook hadden gedaan. Het zal ongetwijfeld herinneringen hebben opgeroepen. De spullen moesten later op de avond weer naar binnen, zodat hetzelfde ritueel opnieuw kon worden uitgevoerd, een toneel met een dagscene en een nachtscene. Men zou ongetwijfeld vragen stellen waarom hij dat deed. Zij waren toch al uit Babel vertrokken en vluchten was niet gelukt…..
Dit aangrijpende gebeuren was een uitbeelding van de boodschap van God aan de Israëlieten in Babel. Ezechiël sprak niet alleen het Woord van God, beeldde het niet alleen uit, maar was zelf tegelijk ook een ´wonderteken´voor de ballingen.
Op een morgen vraagt God aan Ezechiël: “Mensenkind, hebben die opstandige ballingen niet aan je gevraagd wat dit allemaal te betekenen heeft?” Vertel ze maar dat het gaat over koning Zedekia in Jeruzalem, hij is degene die met zijn bagage op zijn schouder door de muur breekt en in het donker naar buiten vlucht.” Het “breek door de muur” verwijst naar de manier waarop Zedekia en zijn familie uit Jeruzalem zouden ontsnappen: in de nacht door een bres in de muur.
Wat hier wordt uitgebeeld is opgeschreven in het boek Koningen en dat van Jeremia: 2 Koningen 25:3,4 Op de negende van de vierde maand, toen de hongersnood in de stad zo sterk geworden was dat de bevolking van het land geen brood meer had,werd de stad opengebroken. Alle strijdbare mannen vluchtten en trokken 's nachts de stad uit via de poort tussen de twee muren, die zich bij de tuin van de koning bevond, terwijl de Chaldeeën rondom voor de stad lagen. En de koning (Zedekia) ging in de richting van de Vlakte.
Jeremia 39:4 En het gebeurde zodra Zedekia, de koning van Juda, en al de strijdbare mannen hen zagen, dat zij op de vlucht sloegen en 's nachts uit de stad vertrokken, in de richting van de tuin van de koning, door de poort tussen de twee muren. Zelf vertrok hij in de richting van de Vlakte.
Ezechiël moet tot de ballingen zeggen:
Ezechiël 12:11-12 Ik ben uw wonderteken. Zoals ik gedaan heb, zo zal met hen gedaan worden: zij zullen door ballingschap in gevangenschap gaan. En de vorst die in hun midden is, zal de bagage op zijn schouder dragen, in het donker, en naar buiten gaan. Zij zullen door de muur heen breken om hem erdoor naar buiten te brengen. Hij zal zijn gezicht bedekken om niet met eigen ogen het land te zien.
Zo moet Ezechiël zijn mensen precies op de hoogte stellen wat er gaat gebeuren in het Jeruzalem waarnaar ze tevergeefs terugverlangen en dat bij andere profeten als een haalbaar toekomstbeeld wordt afgeschilderd. Maar Jeruzalem zal worden verwoest. God zal Zijn net over koning Zedekia uitspreiden. Hij zal gevangen worden in Gods vangnet. Dat kun je met menselijke tactieken niet ontwijken. God zal hem ook naar Babel brengen en hij zal dat land niet eens kunnen zien, want zijn ogen zullen worden uitgestoken. Daarom moest Ezechiël ook zijn gezicht bedekken “opdat hij het land niet zou zien”. (vers 6)
Ezechiël 12:13 Ik zal Mijn net over hem uitspreiden, zodat hij in Mijn vangnet gevangen raakt. Ik zal hem brengen naar Babel, het land van de Chaldeeën, maar [ook] dat zal hij niet zien, hoewel hij daar zal sterven.
De komende verovering van Jeruzalem door Nebukadnezar was al door middel van het kleitablet van Ezechiël aan de ballingen bekend gemaakt. De uitroeiing van de Judeeërs, zal geen definitief einde aan de inwoners maken (vers 16). Wel zullen degenen die rondom Zedekia stonden gedeporteerd worden naar Babel en naar alle windstreken.
Ezechiël 12:16 Maar Ik zal uit hen een klein aantal mannen doen overblijven VAN HET ZWAARD, VAN DE HONGER EN VAN DE PEST, zodat zij al hun gruweldaden kunnen vertellen onder de heidenvolken waar zij komen. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.
De HEERE zal een klein aantal binnen Jeruzalem in leven laten. Dit met de bedoeling dat zij de heidenvolken kunnen vertellen waarom hun dit alles is overkomen (zie Ezechiël 14:22; 33:21). We zien in Openbaring 6:8 dezelfde opsomming van oordelen. Hier kunnen we begrijpen dat dit betrekking heeft op de eindtijd: de DAG DES HEEREN.
Openbaring 6:8 En ik zag en zie, een bleekgroen paard, en hij die erop zat, zijn naam was de dood en de hades volgde hem; en hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden MET HET ZWAARD EN MET HONGER EN MET DE DOOD en door de wilde dieren van de aarde.
In de verzen 17 tot en met 20 lezen we dat Ezechiël weer een toneelstukje moet opvoeren voor de ballingen. Het is Gods manier om hen die niet horen wilden door middel van een aanschouwelijk gemaakte boodschap te benaderen en hen duidelijk te maken dat het Jeruzalem, waarnaar ze zo terugverlangen, in grote ellende verkeert. Hij moet zichtbaar voor de ballingen bevende zijn brood eten en sidderend water drinken. De mensen blijven staan bij die bevende en trillende man en vragen zich af wat die malle profeet nu weer wil duidelijk maken…..en dan mag hij zeggen:
“Dit zegt de Heer over de mensen die nu nog in Jeruzalem en in het land wonen: Jullie zullen bevend je brood eten en angstig je water drinken, vol verdriet. Want het land zal helemaal worden leeggeroofd. Dat gebeurt vanwege het geweld van de mensen die er wonen. De steden zullen worden verwoest en het land zal een wildernis worden. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de Heer ben." Vers 19 en 20 Basisbijbel.
In de laatste acht verzen wordt ons verteld waarom men de profetieën niet ter harte neemt. Er zijn twee soorten van redeneringen. Zowel Jeremia als Ezechiël zijn profeten die voortdurend onheil aankondigen. Maar ze zagen ook geen vervulling van wat werd geprofeteerd. In Israël had men daar een spreekwoord voor: “Wel visioen, maar niets te doen.” (eigen interpretatie van spreekwoord). Hiermee wilden ze zeggen dat de aangekondigde oordelen toch niet in vervulling gingen. Men verwachtte na zo’n profetie dat het binnen enkele dagen zou plaatsvinden. Maar niets daarvan.
Een andere groep plaatste de vervulling van de profetieën ver voor zich uit. Het was iets voor latere generaties, latere tijden. Ze hoefden zich daar nog geen zorgen over te maken. Het is iets wat ook wij kennen met betrekking tot de wederkomst van Yeshua. Sommige mensen verwachten Hem iedere dag, maar er zijn er ook die zo’n profetie op de lange baan schuiven. Je kent wel die opmerkingen: “o, dat hebben ze al zo vaak gezegd”….met andere woorden “ik houd me daar niet mee bezig”.
Iets dergelijks zien we ook beschreven in:
2 Petrus 3:3,4 Dit moet u allereerst weten, dat er in het laatste der dagen spotters zullen komen, die naar hun eigen begeerten zullen wandelen en zeggen: Waar is de belofte van Zijn komst? Want vanaf de dag dat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen zoals vanaf het begin van de schepping.
Het is de bedoeling dat we leren vast te houden aan wat God belooft. Dat geldt voor de Joden, dat geldt ook voor ons.
Aan de andere kant is er ook de toetssteen die God gaf:
Deuteronomium 18:21-22 Wanneer u dan in uw hart zegt: Hoe kunnen wij het woord herkennen dat de HEERE niet gesproken heeft? Wanneer die profeet in de Naam van de HEERE spreekt, en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de HEERE niet gesproken heeft. In overmoed heeft die profeet dat gesproken; wees niet bevreesd voor hem.
Yeshua gaf ons in Mattheüs 24 het voorbeeld van een slechte dienstknecht, die, toen hij merkte dat de komst van de Heer uitbleef, zijn slaven slecht ging behandelen en die zich met slechte vrienden aan alcohol te buiten ging. Deze onderging een verschrikkelijk oordeel in tegenstelling tot de andere dienstknecht, die rekening bleef houden met de komst van de Heer. Hij behandelde zijn werknemers op een goede manier en zo vond Zijn Heer hem bezig bij zijn komst. Toen stelde hij hem over al zijn bezittingen, net zo als Potifar deed bij Jozef. Gelukkig is er dan geen Potifera meer om roet in het eten te strooien.
Het vertrouwen op beloftes is een zaak van geloof en gebed en zeker niet om daar vluchtig een antwoord op te hebben wat niet doorbeden en doordacht is. Het behoort tot de beproevingen die God op onze weg brengt. Vooral ook omdat er toen en nu zoveel valse profeten zijn met boodschappen die de mens graag wil horen.
Maar het moment komt dat de profetieën in vervulling gaan en daar zien we naar uit.
Dit hoofdstuk eindigt met de mededeling dat er geen valse profeten meer zullen zijn die zeggen een visioen te hebben gehad of die met vleiende woorden waarzeggerij plegen. Wat God geprofeteerd heeft door middel van zijn trouwe dienaren, gaat nu spoedig in vervulling.
Ezechiël 12:26-28 Het woord van de HEERE kwam tot mij: Mensenkind, zie, die van het huis van Israël zeggen: Het visioen dat hij ziet, geldt voor over vele dagen, hij profeteert over verre tijden. Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Geen van Mijn woorden zal nog uitgesteld worden. Het woord dat Ik gesproken heb, zal in vervulling gaan, spreekt Adonai YHWH.
De profetieën gingen nu inderdaad binnen ongeveer twee jaar in vervulling. De verwoesting van Jeruzalem en de tempel door Nebukadnezar vond plaats in 586/587 v.C.
Ida